Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/39193/JA, 22 mei 2024, beroep
Uitspraakdatum:22-05-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          24/39193/JA

               

Betreft  [klager]

Datum  22 mei 2024

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager], geboren op [geboortedatum] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen zijn overplaatsing naar de Rijks Justitiële Jeugdinrichting (RJJI) De Hunnerberg te Nijmegen.

De beklagrechter bij de Justitiële Jeugdinrichting (JJI) Lelystad heeft op 9 februari 2024 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (RE2023/242). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. S.Ph.Chr. Wester, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de JJI Lelystad (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De beoordeling

In beroep betoogt de raadsman, kort gezegd, dat de reden van de (spoed)overplaatsing naar de RJJI De Hunnerberg er niet in is gelegen dat klager de orde en de veiligheid in de inrichting zou hebben verstoord, maar in de omstandigheid dat de directeur (in het algemeen) ‘‘structureel en in belangrijke mate tekortschiet in zijn verzorgende taken’’. De raadsman verzoekt hierom om klager toch ontvankelijk te verklaren in zijn beklag. Wat in beroep wordt betoogd, valt echter buiten de reikwijdte van het beklag. De beroepscommissie zal dit daarom buiten beschouwing laten.

Het beklag is gericht tegen de beslissing om klager van de JJI Lelystad naar de RJJI De Hunnerberg over te plaatsen. Dit is een beslissing van de selectiefunctionaris (namens de Minister voor Rechtsbescherming). Hiertegen kan dus geen beklag worden ingesteld op grond van artikel 65 van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj), maar geldt de bezwaarprocedure die is geregeld in artikel 18 van de Bjj. Deze procedure had klager dus kunnen volgen (wat hij ook heeft gedaan).

Omdat de verkeerde procedure is gevolgd, had de beklagrechter zich onbevoegd moeten verklaren om van het beklag kennis te nemen. Door klager niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beklag, heeft de beklagrechter zich ten onrechte bevoegd verklaard om van het beklag kennis te nemen. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagrechter daarom vernietigen. Zij zal hiermee volstaan, omdat klager al gebruik heeft gemaakt van de bezwaarprocedure.

De beroepscommissie overweegt ten overvloede het volgende.

Het ‘‘structureel en in belangrijke mate tekortschieten in de verzorgende taken van de directeur’’ is geen zelfstandige beklaggrond op basis van de Bjj. De Bjj kent een beperkt beklagrecht. De beslissingen van de directeur waartegen beklag openstaat, staan opgesomd in het eerste (en tweede) lid van artikel 65 van de Bjj.

De Penitentiaire beginselenwet (Pbw) kent een breder geformuleerde beklaggrond. Op grond van artikel 60, eerste lid, van de Pbw kan een gedetineerde beklag doen over een hem betreffende door of namens de directeur genomen beslissing. In voorkomende gevallen kan het beklag gelijk worden gesteld met zo’n beslissing. Dat is het geval als sprake is van een beklag met voldoende belang voor de gedetineerde. Daarvan is in beginsel slechts sprake wanneer de directeur volgens de gedetineerde jegens hem “structureel en in belangrijke mate tekortschiet in zijn verzorgende taken” (Kamerstukken II 1994/95, 24 263, nr. 3, p. 76).

 

3. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en bepaalt dat de beklagrechter onbevoegd is van het beklag kennis te nemen.

 

Deze uitspraak is op 22 mei 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.M.C. Louwinger-Rijk, voorzitter, M. Bakker MSc en mr. M. Iedema, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

 

secretaris         voorzitter

Naar boven