Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/40180/SGA, 23 april 2024, schorsing
Uitspraakdatum:23-04-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          24/40180/SGA

               

Betreft  klager

Datum  23 april 2024

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van de directeur van de locatie De Schie te Rotterdam (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

klager (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen het niet ontvangen van wachtgeld voor arbeid.

De beklagcommissie bij de locatie De Schie heeft op 8 april 2024 het beklag gegrond verklaard, de beslissing van verzoeker vernietigd en verzoeker opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak (S-2023-000733).

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die uitspraak.

De voorzitter heeft klager in de gelegenheid gesteld om schriftelijk op het schorsingsverzoek te reageren. Daarnaast heeft de voorzitter kennisgenomen van het beroepschrift.

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een uitspraak van de beklagcommissie slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht.

De beklagcommissie heeft klagers beklag gegrond verklaard. Aan die beslissing heeft de beklagcommissie ten grondslag gelegd dat het niet toekennen van wachtgeld, omdat klager na afloop van het ondergaan van een disciplinaire straf op de wachtlijst van de arbeid stond, in strijd is met artikel 5 aanhef en onder c. van de Regeling arbeid gedetineerden (hierna: de Regeling). De beklagcommissie heeft daartoe overwogen dat het Arbeidsreglement en artikel 9, onder a. van de Regeling geen grondslag bieden voor het niet toekennen van wachtgeld aan de gedetineerde en zich bovendien niet verhouden met de hoofdregel van de Regeling, dat een gedetineerde die wel arbeid wil verrichten maar dat niet kan, in beginsel recht heeft op wachtgeld. 

Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de beklagcommissie. Verzocht wordt om de bestreden beslissing te schorsen, omdat de uitspraak van de beklagcommissie verzoeker nauwelijks ruimte geeft om (opnieuw) negatief te beslissen, terwijl het uitkeren van de loonvervangende tegemoetkoming niet meer ongedaan kan worden gemaakt.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is voldoende aannemelijk geworden dat verzoeker op dit moment een spoedeisend belang heeft bij het handhaven van de ‘status quo’ in de inrichting, in die zin dat sprake zou zijn van onomkeerbare gevolgen. Daarom zal de voorzitter het verzoek toewijzen en de tenuitvoerlegging van de uitspraak van de beklagcommissie schorsen met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beroepscommissie op het onderliggende beroep heeft beslist.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de uitspraak van de beklagcommissie met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beroepscommissie op het onderliggende beroep heeft beslist.

 

Deze uitspraak is op 23 april 2024 gedaan door mr. D. Riani el Achhab, voorzitter, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.

 

secretaris         voorzitter

Naar boven