Nummer 23/31929/GA
Betreft [klager]
Datum 11 april 2024
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel, met cameratoezicht, voor de duur van vijf dagen, vanwege het doen van suïcidale uitlatingen en bedreigingen, ingaande op 18 oktober 2022.
De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Lelystad heeft op 2 februari 2023 het beklag ongegrond verklaard (PL2022-932). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
Klagers raadsvrouw, mr. J. Buchel, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Lelystad (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De beslissing van de directeur is onjuist. Volgens de beslissing is de ordemaatregel ingegaan op 18 oktober 2022, maar klager zat al vanaf 17 oktober 2022 in de afzonderingscel. De directeur heeft klager niet gehoord voordat hij de ordemaatregel heeft opgelegd. Ook is de beslissing om klager in een afzonderingscel te plaatsen niet binnen 24 uur uitgereikt. De informatie over de uitreiking is niet ingevuld. Het dossier bevat mailcorrespondentie waaruit zou moeten volgen dat de beschikking is uitgereikt. Het desbetreffende mailbericht bevat echter enkel het woord ‘gedaan’, zonder verdere uitleg van wat er wanneer door wie zou zijn gedaan.
Vervolgens is klager niet dagelijks door een gedragsdeskundige of arts bekeken en beoordeeld. Uit het Observatie Intake en Journaal blijkt dat klager, in de periode dat hij in de afzonderingscel zat, goed heeft meegewerkt aan het dagprogramma en zich rustig en meewerkend heeft gedragen. De ordemaatregel moet worden beëindigd op het moment dat er geen gevaar meer is. Er was geen enkele reden om de ordemaatregel niet eerder te beëindigen. De opgelegde ordemaatregel is disproportioneel. Klager heeft geen suïcidale uitlatingen gedaan. Klager voelde zich slechter door het verblijf in de afzonderingscel en heeft niet de juiste diabetesmedicatie ontvangen.
Standpunt van de directeur
De directeur verwijst naar de uitspraak van de beklagcommissie. De directeur vult aan dat uit de schriftelijke mededeling volgt dat klager is gehoord voordat de ordemaatregel is opgelegd. Op 18 oktober 2022 is klager bezocht door de verpleegkundige en de huisarts. Volgens het hoofd van de medische dienst was klager volledig in beeld, ook met betrekking tot zijn medicatie. Op 21 oktober 2022 is de ordemaatregel beëindigd en is klager teruggegaan naar de afdeling.
3. De beoordeling
De beroepscommissie gaat uit van de volgende feiten. Bij binnenkomst in de inrichting heeft klager in een gesprek met de verpleegkundige gedreigd met zelfdoding. Klager is op 17 oktober 2022 in een afzonderingscel geplaatst. Op 18 oktober 2022 heeft de directeur beslist aan klager een ordemaatregel van plaatsing in afzondering op te leggen voor de duur van vijf dagen met observatie door middel van cameratoezicht, met ingang van 18 oktober 2022. De ordemaatregel is op 21 oktober 2022 beëindigd.
Procedureel
Klager wijst op het feit dat hij al vanaf 17 oktober 2022 is afgezonderd, een dag eerder dan de ingangsdatum van de ordemaatregel van 18 oktober 2022. Op grond van artikel 24, vierde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) kan een ambtenaar of medewerker een gedetineerde voor een periode van ten hoogste vijftien uren in afzondering plaatsen, indien onverwijlde tenuitvoerlegging van de afzondering op de grond van artikel 23, eerste lid, onder a. of b., van de Pbw geboden is. De directeur wordt van deze plaatsing onverwijld op de hoogte gesteld. Dit betreft het zogenoemde bewaardersarrest.
Volgens de schriftelijke mededeling is de ordemaatregel aangevangen op 18 oktober 2022 om 08:15 uur. In het Observatie Intake en Journaal staat vermeld dat klager vanaf 17 oktober 2022 om 20:00 uur, wegens het doen van suïcidale uitspraken, is geplaatst in de afzonderingscel. De beroepscommissie begrijpt hieruit dat klager op 17 oktober 2022 op de grond van bewaardersarrest is ingesloten. Klager is tot het ingaan van de ordemaatregel ongeveer twaalf uur ingesloten. Het bewaardersarrest heeft dus minder dan de maximale duur van vijftien uur geduurd.
Klager stelt verder dat hij voorafgaand aan de opgelegde ordemaatregel niet is gehoord. Op grond van artikel 57, eerste lid, aanhef en onder c, van de Pbw in verbinding met artikel 24, van de Pbw moet klager zijn gehoord voordat de directeur de beslissing neemt om klager in een afzonderingscel te plaatsen. In de schriftelijke mededeling staat vermeld dat klager is gehoord. De beroepscommissie heeft in de stukken geen aanknopingspunten gevonden die klagers stelling dat hij niet is gehoord, kunnen bevestigen. Dat is dus niet aannemelijk geworden.
Klager wijst daarnaast op het feit dat de schriftelijke mededeling niet onverwijld aan hem is uitgereikt. Op grond van artikel 58, eerste lid, van de Pbw geeft de directeur de gedetineerde van elke beslissing als bedoeld in artikel 57, eerste lid, van de Pbw onverwijld schriftelijk en zoveel mogelijk in een voor hem begrijpelijke taal een met redenen omklede, gedagtekende en ondertekende mededeling. Onverwijld betekent in beginsel binnen 24 uur, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden (vergelijk RSJ 25 september 2013, 13/1715/GA).
In de schriftelijke mededeling is geen aantekening bijgehouden over de datum en het tijdstip waarop de schriftelijke mededeling aan klager is uitgereikt. De directeur verwijst naar een mailconversatie waaruit volgens de directeur zou moeten blijken dat de schriftelijke mededeling tijdig aan klager is uitgereikt. De beroepscommissie volgt de directeur hierin niet, temeer nu in de mailconversatie wordt verzocht de schriftelijke mededeling aan klager uit te reiken en een getekend exemplaar retour te zenden. Een getekend exemplaar ontbreekt echter. Klagers stelling dat de schriftelijke mededeling te laat is uitgereikt wordt onvoldoende door de directeur weersproken.
Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal gegrond worden verklaard. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om alleen hiervoor een tegemoetkoming toe te kennen, omdat niet is gebleken dat klager enig nadeel van de termijnoverschrijding heeft ondervonden. Hij heeft het beklag immers op tijd ingediend. De tijdige uitreiking zou de beslissing en situatie niet anders hebben gemaakt.
Klager stelt tot slot dat hij niet dagelijks door een gedragskundige is gezien. De beroepscommissie merkt naar aanleiding hiervan op dat er geen wettelijke grondslag bestaat die bepaalt dat klager dagelijks door een gedragskundige wordt gezien. Enkel bij de oplegging van het cameratoezicht schrijft artikel 24a, tweede lid, van de Pbw voor dat de directeur vooraf advies van een gedragskundige onderscheidenlijk de inrichtingsarts inwint met betrekking tot de oplegging van het cameratoezicht. De beroepscommissie heeft op grond van de stukken geen aanleiding om te concluderen dat dit niet heeft plaatsgevonden, temeer nu klager zijn opmerking over zelfdoding heeft gedaan ten overstaan van de verpleegkundige van de medische dienst. Wel merkt de beroepscommissie op dat de schriftelijke mededeling niet heel duidelijk is over de rol van de medische dienst.
Inhoudelijk
Volgens klager is de ordemaatregel onterecht opgelegd, want hij zou geen suïcidale uitlatingen hebben gedaan. Daarnaast is de ordemaatregel volgens klager disproportioneel en had deze eerder beëindigd kunnen worden. De directeur heeft in zijn verweerschrift toegelicht dat klager bij de verpleegkundige gedreigd heeft met zelfdoding. De ordemaatregel is voor vijf dagen opgelegd. De beroepscommissie heeft geen aanleiding om aan de inlichtingen van de directeur te twijfelen. Ook is een ordemaatregel van vijf dagen niet onredelijk lang. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de directeur klager ter bescherming van hemzelf in redelijkheid in het kader van een ordemaatregel voor vijf dagen in afzondering kunnen plaatsen.
Een ordemaatregel duurt zolang deze noodzakelijk is en dient beëindigd te worden zodra dit mogelijk en verantwoord is. De directeur zal tussentijds moeten toetsen of voortduring van de ordemaatregel noodzakelijk is (vergelijk RSJ 25 juni 2019, R-18/2244/GA).
Uit het Observatie en Intake Journaal blijkt dat klager elke dag bezocht is. De ordemaatregel is twee dagen eerder – namelijk op 21 oktober 2022 – beëindigd. Klager heeft dus niet de volledige vijf dagen in de afzonderingscel met cameratoezicht verbleven. De beroepscommissie leidt hieruit af dat er wel degelijk tussentijds getoetst is of de voortduring van de ordemaatregel nog noodzakelijk was.
Nu de directeur de ordemaatregel in redelijkheid heeft kunnen opleggen en deze ook niet langer heeft geduurd dan noodzakelijk, ziet de beroepscommissie geen reden om (alsnog) een tegemoetkoming aan klager toe te kennen.
Verkeerde medicatie
Klager heeft in beroep ook nog gesteld dat hij de verkeerde medicatie uitgereikt heeft gekregen. Dit valt echter buiten de reikwijdte van het beklag en blijft daarom buiten beschouwing.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Deze uitspraak is op 11 april 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, mr. L.C.P. Goossens en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. L.A.E. Rijnja, secretaris.
secretaris voorzitter