Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/35857/GA, 16 april 2024, beroep
Uitspraakdatum:16-04-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/35857/GA

Betreft [klager]

Datum 16 april 2024

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[klager] (hierna: klager) heeft – voor zover in beroep aan de orde – beklag ingesteld tegen een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege een positieve uitslag op THC bij een door de directeur aangevraagd bevestigingsonderzoek na een eerdere – negatieve – urinecontrole, ingaande op 22 mei 2023 om 13:30 uur.

De beklagcommissie bij het JC Zaanstad heeft op 25 augustus 2023 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €130,- (ZS-ZO-2023-251). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van het JC Zaanstad, […], juridisch medewerker bij het JC Zaanstad en klagers raadsman mr. D. Eijpe gehoord op de zitting van 19 december 2023 in het JC Zaanstad.

Als secretaris van de beroepscommissie was ter zitting aanwezig […], secretaris bij de RSJ.

Klager bevindt zich inmiddels in vrijheid. De beroepscommissie heeft hem op behoorlijke wijze opgeroepen voor de zitting, maar hij is daar niet verschenen.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

De uitslag van klagers urinecontrole op 30 april 2023 was voor wat betreft de kreatininewaarde 4,5 mmol/l. Hieruit blijkt dat klager geen geconcentreerde urine heeft ingeleverd, omdat de urine met deze uitslag tegen het waterige aan zit. Klager heeft eerder wel goed geconcentreerde urine afgestaan en het is dus bekend dat hij hiertoe in staat is. Klager weet ook wat de gevolgen zijn bij een te lage kreatininewaarde. Klager heeft immers in februari 2023 een disciplinaire straf voor een te waterige urine opgelegd gekregen.

Klager is in de gelegenheid gesteld zelf een herhalingsonderzoek in te laten stellen, hij heeft hiervan afgezien. Daarop heeft de directeur een bevestigingsonderzoek aangevraagd. Uit dit bevestigingsonderzoek is gebleken dat in de urine inderdaad THC aanwezig was. Dit betekent dat klager softdrugs heeft gebruikt en de uitslag van de urinecontrole – kennelijk – heeft geprobeerd te beïnvloeden. Klager heeft tijdens het hoorgesprek ook aangegeven ‘een hijsje’ te hebben genomen.

Met het oog op het handhaven en het waarborgen van de orde, rust en veiligheid in de inrichting, kan het niet worden toegelaten dat gedetineerden – zo ook klager – die dermate goed zijn in het beïnvloeden van een positieve uitslag bij een urinecontrole, niet bestraft kunnen worden. Door beïnvloeding had klagers urine een kreatininewaarde net boven 2,0 mmol/l en een score op gedragsbeïnvloedende middelen onder de afkapwaarde, terwijl hij – zo is na het bevestigingsonderzoek gebleken – wel degelijk gedragsbeïnvloedende middelen had gebruikt.

Gedragsbeïnvloedende middelen en het gebruik daarvan zijn ten strengste verboden in de inrichting en het behoort tot de plicht van de directeur hier actief tegen op te treden. Dit kan enkel en alleen tot uitvoering gebracht worden door bij een vermoeden van fraude na een afgenomen urinecontrole – zoals bij klager met een kreatininewaarde van 4,5 mmol/l – een bevestigingsonderzoek in te stellen.

Het laten afnemen van een nieuwe urinecontrole leidt niet altijd tot het beoogde resultaat. De vraag is dan immers of na verloop van dagen de gedragsbeïnvloedende middelen nog wel aangetoond kunnen worden. Daarnaast heeft de gedetineerde dan opnieuw de gelegenheid de urine vooraf te manipuleren. Daar komt in klagers situatie bij dat niet in geschil is dat hij een hijsje heeft genomen. Juist nu klager bijna kon deelnemen aan het Penitentiair Programma (PP) lag het op zijn weg om, uiteraard, geen hijsje te nemen van een joint en wel geconcentreerde urine af te staan.

 

Standpunt van klager

Klager had geen positieve score op THC bij zijn urinecontrole van 30 april 2023, de THC-score zat onder de afkapwaarde. Om uit te kunnen gaan van fraude dient de kreatininewaarde lager te zijn dan 2,0 mmol/l en dat was niet het geval. De kreatininewaarde zat niet onder de 2,0 mmol/l, maar ruim daarboven met 4,5 mmol/l. Er was dus sprake van een negatieve urinecontrole op THC. Er was geen sprake van (een poging tot) fraude of strafwaardig gedrag. Gelet daarop is het logisch dat klager geen herhalingsonderzoek wilde doen.

Er is buiten klager om door de directeur een bevestigingsonderzoek aangevraagd. In de Regeling Urinecontrole Penitentiaire Inrichtingen (hierna: de Regeling) is geen recht opgenomen voor de directeur om zelfstandig een bevestigingsonderzoek aan te vragen.

Als het voor de directeur onduidelijk is hoe hij de uitslag moet interpreteren, dan kan de directeur met het laboratorium overleggen. Het laboratorium kan de uitslag duiden. Dat is niet gebeurd. Dat zou al gegrondverklaring van het beklag rechtvaardigen, zoals de beroepscommissie eerder heeft overwogen in RSJ 21 september 2018, R-18. Daarbij heeft de beklagcommissie ook overwogen dat bij twijfel over de uitslag het voor de hand ligt dat er een nieuwe urinecontrole wordt afgenomen en niet dat de directeur op hetzelfde urinemonster een bevestigingsonderzoek laat doen.

Klager heeft tijdens het hoorgesprek verklaard dat hij een hijs heeft genomen van iets, maar daarvan staat niet vast of dit een joint betrof. Evenmin staat vast dat klager voorafgaand aan het nemen van de hijs weet heeft gehad van eventuele THC in de sigaret. Volgens klager heeft de medegedetineerde bij wijze van grap pas na de hijs gezegd dat er drugs in de sigaret zat.

Klager heeft zich bovendien niet kunnen voorbereiden op de urinecontrole. Deze is niet de avond van tevoren aangezegd en is pas aan het einde van de dag afgenomen. Klager had in verband met sporten al veel water genuttigd, voorafgaand aan de aanzegging van de urinecontrole. Dat klager minder geconcentreerde urine heeft afgestaan, is daaraan te wijten.

Klager is ‘slachtoffer’ van nieuw beleid van het JC Zaanstad, omdat de directeur – onterecht – van mening is dat de waardes van klagers urinecontrole duiden op fraude of manipulatie. Het kan niet zo zijn dat de directeur van één inrichting nieuwe regels maakt. Als sprake is van nieuw beleid, dan moet dat landelijk worden doorgevoerd. In geen enkele andere inrichting zou klager voor deze uitslag disciplinair gestraft worden, noch zou met deze uitslag zelfstandig een bevestigingsonderzoek worden uitgevoerd.

 

3. De beoordeling

Juridisch kader

Op grond van artikel 5, eerste lid, van de Regeling vindt, indien er vragen bestaan omtrent de uitslag van het onderzoek of de interpretatie daarvan, overleg plaats tussen het laboratorium en de inrichting omtrent mogelijke factoren die de uitslag hebben kunnen beïnvloeden en de interpretatie van de uitslag.

In artikel 6, eerste lid, van de Regeling is bepaald dat de gedetineerde het recht heeft op een herhalingsonderzoek. Het herhalingsonderzoek wordt verricht op een ander vergelijkbaar dan wel gelijkwaardig apparaat dan waarop de eerste controle heeft plaatsgevonden.

Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Regeling heeft de gedetineerde het recht een bevestigingsonderzoek te laten plaatsvinden. Het derde lid van voormeld artikel bepaalt dat de gedetineerde een verzoek om een bevestigingsonderzoek binnen vierentwintig uur na kennisneming van de uitslag van het herhalingsonderzoek schriftelijk dient in te dienen bij de directeur.

In artikel 8, eerste lid, van de Regeling is bepaald dat indien gebruik van gedragsbeïnvloedende middelen is vastgesteld, de gedetineerde aan de urinecontrole weigert mee te werken dan wel is gebleken dat de gedetineerde met het urinemonster heeft gefraudeerd, de gedetineerde een disciplinaire straf kan worden opgelegd.

 

Overwegingen van de beroepscommissie

Uit de stukken en het besprokene op de zitting van de beroepscommissie volgt dat op 30 april 2023 aan het einde van de middag urinecontroles zijn afgenomen bij alle gedetineerden op klagers afdeling – zo ook bij klager. De urinecontrole is in de loop van de dag aan klager aangezegd. Klagers urinecontrole was negatief op het gebruik van gedragsbeïnvloedende middelen, maar de kreatininewaarde was volgens de directeur verdacht laag (4,5 mmol/l). De directeur heeft klager daarom 24 uur bedenktijd gegeven om een herhalingsonderzoek aan te vragen. Klager heeft hiervan afgezien. De directeur heeft vanwege het kreatininegehalte van 4,5 mmol/l een bevestigingsonderzoek op hetzelfde urinemonster laten uitvoeren. De uitslag van het bevestigingsonderzoek – binnengekomen op

17 mei 2023 – was positief op THC met een waarde van 30 ng/ml.

Aan klager is vervolgens op 22 mei 2023 een disciplinaire straf opgelegd, omdat “uit de urinecontrole is gebleken dat uw urinemonster te waterig was (een te laag kreatininegehalte bevat) en positief is bevonden op THC met een waarde van 30 ng/ml (afkapwaarde 15 ng/ml)”.

De beroepscommissie stelt vast dat de uitslag van de urinecontrole van 30 april 2023 geen positieve score op THC gaf en dat de gemeten kreatininewaarde 4,5 mmol/l aangaf. Het gebruik van gedragsbeïnvloedende middelen is door het laboratorium bij deze urinecontrole niet vastgesteld. Evenmin was sprake van een concentratie kreatininegehalte lager dan 2,0 mmol/l op grond waarvan fraude wordt aangenomen (vergelijk RSJ 2 augustus 2016, 16/0357/GA en RSJ 19 november 2018, R-1176).

Desondanks heeft de directeur opdracht gegeven voor vervolgonderzoek in de vorm van een bevestigingsonderzoek, een hernieuwd onderzoek op hetzelfde urinemonster volgens een andere gevalideerde methode, nadat klager van het aanvragen van een vervolgonderzoek in de vorm van herhalingsonderzoek, een onderzoek dat volgens dezelfde dan wel een vergelijkbare methode als gebruikt bij het aanvankelijke onderzoek op een identiek tweede urinemonster wordt uitgevoerd, had afgezien. Ter zitting heeft de directeur nader toegelicht dat hij op basis van een aantal omstandigheden een vermoeden van beïnvloeding van de urinecontrole door klager had. Niet alleen vanwege de gemeten kreatininewaarde 4,5 mmol/l, een waarde die volgens de directeur op zichzelf al duidt op beïnvloeding omdat deze (erg) laag is, maar ook omdat klager eerder positieve en een waterige urinecontrole heeft gehad en er daarnaast een patroon van waterige uitslagen zichtbaar wordt binnen de afdeling, als alle gedetineerden op de afdeling gelijktijdig een urinecontrole moeten ondergaan.

 

Naar het oordeel van de beroepscommissie had het op de weg van de directeur gelegen om

– overeenkomstig artikel 5 van de Regeling – in overleg te treden met het laboratorium over de uitslag van het onderzoek of de interpretatie daarvan (zie ook RSJ 21 september 2018,

R-18) bij twijfels over de gemeten kreatininewaarde van 4,5 mmol/l in relatie tot (een poging tot) fraude. In dat gesprek had de directeur de andere door hem genoemde en meegewogen omstandigheden kunnen noemen en kunnen vernemen of deze volgens deskundigen van invloed zijn geweest op de uitslag van het onderzoek of de interpretatie daarvan. Dat heeft de directeur niet gedaan.

Dat de directeur vanuit zijn verantwoordelijkheid voor de orde, rust en veiligheid in de inrichting gedragsbeïnvloedende middelen en het gebruik daarvan in de inrichting actief tegen wil gaan, is voorstelbaar en mag ook van hem worden verwacht. Zoals de beroepscommissie in de hiervoor genoemde uitspraak van 21 september 2018 heeft overwogen, ligt het bij twijfel over de uitslag van een urineonderzoek voor de hand dat een nieuwe urinecontrole wordt afgenomen en niet dat de directeur op hetzelfde urinemonster een bevestigingsonderzoek laat doen.

In het kader van het waarborgen van rechten is het de gedetineerde aan wie in de Regeling het recht op (een herhalings- en) een bevestigingsonderzoek is toegekend, niet de directeur. Hoewel geen wettelijke bepaling zich er expliciet tegen verzet dat ook de directeur vervolgonderzoek laat uitvoeren, strookt het zelfstandig, zonder voorafgaand overleg met het laboratorium over de uitslag van het eerste onderzoek of de interpretatie daarvan en tegen de wil van de gedetineerde laten uitvoeren van bevestigingsonderzoek naar het oordeel van de beroepscommissie in de regel niet met de strekking van de waarborgen voor de gedetineerde in deze Regeling.

In dit geval klemt dat temeer omdat de directeur de op deze wijze verkregen uitslag ten nadele van klager heeft aangewend. Hoewel uit het in opdracht van de directeur verrichte vervolgonderzoek lijkt te volgen dat klager gedragsbeïnvloedende middelen heeft gebruikt, iets dat klager steeds heeft ontkend en waarvan hij ook steeds heeft gezegd dat dat in ieder geval buiten zijn schuld is gebeurd, kan die uitslag de directeur om voornoemde redenen dus geen basis bieden om klager te bestraffen.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, moet de beslissing van de directeur als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen, met aanvulling van de gronden.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.

Deze uitspraak is op 16 april 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. E. Dinjens, voorzitter, mr. R. Raat en mr. S.C.M. Wouda-Van Velzen, leden, bijgestaan door mr. M. Simpelaar, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven