Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/36314/GM, 22 april 2024, beroep
Uitspraakdatum:22-04-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/36314/GM

 

Betreft  [Klager]

Datum  22 april 2024

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Dordrecht (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat er aan hem geen airco wordt verstrekt ter verlichting van zijn zeldzame longaandoening.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager gehoord op de (digitale) zitting van 21 maart 2024. De inrichtingsarts is niet op de zitting verschenen.

[…] en […] waren als toehoorder aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft een zeer zeldzame longaandoening en heeft daar veel last van, vooral als het warm is. Het is klager opgevallen dat hij bij de medische dienst en in de bezoekzaal een stuk minder last heeft van zijn longen dan in zijn cel. Klager heeft dit met de longarts besproken en de longarts adviseerde de medische dienst om een airco te organiseren voor klager. Aan klager is voorgesteld om hem op een eenpersoonscel (epc) te plaatsen met een luchtkoeler. Dit is echter een luchtkoeler op waterbasis, wat voor klager juist averechts werkt. Als het buiten regent, heeft klager last van zijn longen. Klager heeft dit ook aangegeven, waarop hem een luchtontvochtiger is aangeboden. Voor klager is dit ook geen oplossing. Daarnaast wil klager niet op een epc verblijven, want als er iets met hem gebeurt, dan kan hij zijn medegedetineerden niet waarschuwen. Bovendien wordt de zespersoonscel waar klager verblijft elke dag grondig schoongemaakt. Als klager in een epc verblijft, moet hij naar de gezamenlijke douche en keuken. In de zespersoonscel heeft hij een stuk minder last van de douche en de keuken, omdat daar een goede afzuiging is geïnstalleerd.

Volgens de PI is het niet mogelijk om klager een airco te geven, omdat er dan een afvoer naar buiten aangelegd moet worden. Er zijn echter airco’s beschikbaar zonder afvoer naar buiten. Klager verblijft momenteel op een zespersoonscel en de medegedetineerden hebben er geen bezwaar tegen dat er een airco op cel komt. Door de medische dienst wordt de indruk gewekt dat klager zijn hakken in het zand zet, maar dat is niet het geval. Klager probeert telkens mee te denken naar het vinden van een passende oplossing.

Standpunt van de inrichtingsarts

De inrichtingsarts heeft naar aanleiding van het advies van de longarts contact opgenomen met de longarts. De longarts heeft gezegd dat er geen wetenschappelijk bewijs is dat een airco de genezing van de ziekte bevordert of dat het de klachten vermindert. De longarts heeft aangegeven dat het slechts een advies is, omdat uit zijn eigen ervaring is gebleken dat zijn patiënten zich met een airco minder benauwd kunnen voelen. Een ventilator of luchtbevochtiger kan hetzelfde effect hebben. Daarnaast geeft de longarts aan dat er geen medische noodzaak is tot het regelen van een airco.

Ook is er een verantwoordelijkheid naar andere gedetineerden die ook geen airco op cel mogen. Veel gedetineerden melden zich in de zomer met benauwdheidsklachten. Het is niet mogelijk om airco’s bij iedereen toe te staan en het is ook niet mogelijk om voor iedere gedetineerde een inschatting te maken of een airco nodig is. Het is niet wenselijk om hierop uitzonderingen te maken, behalve in het geval er wetenschappelijk bewijs of een medische noodzaak voor is.

Er is klager aangeboden om hem in een epc te plaatsen. Ook is hem een luchtreiniger en bevochtiger aangeboden. Klager heeft deze drie opties geweigerd.

Verder is er contact geweest met de facilitair manager. Deze gaf aan dat het niet mogelijk is om een airco aan te sluiten met een slang rechtstreeks naar buiten. Ook is de stroomvoorziening ontoereikend en heeft de airco invloed op de klimaatinstallatie in de PI.

 

3. De beoordeling

Uit het dossier volgt dat klager een zeldzame longziekte heeft. Dit staat niet ter discussie. Klager is voor zijn problematiek bij de longarts geweest. De longarts heeft geadviseerd om voor klager een airco te regelen. Naar aanleiding van dit advies heeft de inrichtingsarts contact opgenomen met de longarts om te vragen of een airco voor klager medisch noodzakelijk is. Door de longarts is hierop geantwoord dat er geen wetenschappelijk bewijs is dat een airco de genezing van klagers ziekte bevordert of dat het de klachten vermindert, maar dat dit een – uit eigen ervaring gebleken – advies betreft. Volgens de longarts kan een ventilator of een luchtbevochtiger hetzelfde effect hebben.

De beroepscommissie is op basis van het voorgaande, hoe vervelend klagers klachten ook zijn, van oordeel dat de inrichtingsarts voldoende heeft gedaan om te bewerkstelligen dat klagers klachten worden verlicht. Daarbij is betrokken dat niet is gebleken dat het medisch noodzakelijk is dat klager een airco in zijn cel krijgt. Immers, de longarts adviseert dit slechts op basis van zijn eigen ervaringen en niet is gebleken van een medische noodzaak. Daarnaast volgt uit het dossier dat de inrichtingsarts klager verschillende alternatieven heeft aangeboden, waaronder ook het in lijn met het advies van de longarts verstrekken van een ventilator of luchtbevochtiger. Het handelen van de inrichtingsarts kan dan ook niet worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

Hierbij moet worden opgemerkt dat de inrichtingsarts er niet voor verantwoordelijk is of een airco moet worden verstrekt. Dat valt onder de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van de directeur. Het oordeel dat de inrichtingsarts zorgvuldig heeft gehandeld, laat onverlet dat het klager vrij staat om aan de directeur een verzoek te doen tot het verstrekken van een airco.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 22 april 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, drs. M.I. van den Baar-Vroon en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

 

secretaris         voorzitter

Naar boven