Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/36321/GM, 23 april 2024, beroep
Uitspraakdatum:23-04-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/36321/GM

         

Betreft  […]

Datum  23 april 2024

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van […] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Lelystad (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat hij niet tijdig is opgeroepen door de psycholoog.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager en het hoofd zorg, namens de inrichtingsarts, gehoord op de (digitale) zitting van 21 maart 2024.

[…] en […] waren als toehoorder aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Bij binnenkomst in de PI Lelystad gaf klager aan dat hij een psycholoog wilde spreken vanwege zijn paniek- en stressklachten. Klager kreeg later een brief waarin stond dat hij een verzoek zou hebben gedaan tot plaatsing op een eenpersoonscel (epc). Dat klopt niet. Het verzoek zag daar niet op en klager zat al op een epc. Klager gaf dat aan, waarop hij een brief kreeg van de psycholoog waarin stond dat hij naar zijn mentor moest gaan. Zijn mentor zei echter dat hij klager niet kon helpen, omdat hij geen psycholoog is. Klagers mentor heeft toen een e-mail gestuurd naar de psycholoog. In de tussentijd is klager bij de imam geweest om zijn klachten te bespreken. De imam heeft klager een beetje kunnen helpen. Klager heeft een klacht ingediend omdat hij geen psycholoog te spreken kreeg. Twee dagen later ná het indienen van de klacht heeft hij met een psycholoog gesproken.

Standpunt van de inrichtingsarts

Klager is eerst door een verpleegkundige gesproken. Het hoofd zorg weet niet wat er tussen de verpleegkundige en klager is besproken. Dit is bij de verpleegkundige nagevraagd en de verpleegkundige zei dat alles wat klager heeft aangegeven, is besproken. Klager zou tijdens de intake hebben gezegd dat hij zijn epc wil behouden. Wellicht dat hierdoor eerst gedacht werd dat klager alleen een verzoek heeft gedaan tot plaatsing in een epc. De psycholoog heeft dit ook zo opgevat en dit verzoek doorgestuurd naar de afdeling.

Naar aanleiding van zijn klacht heeft het hoofd zorg met klager gesproken. Klager gaf aan dat zijn verzoek niet zag op plaatsing in een epc, maar op de omstandigheid dat hij een psycholoog wil spreken vanwege zijn psychische klachten. Daarna heeft er een dossieronderzoek plaatsgevonden en is gekeken naar de verslagen die zijn opgemaakt door de inrichting waar klager eerder verbleef. Kort daarna is klager gezien door de psycholoog.

Op 17 en 20 juli 2023 heeft klager met een verpleegkundige gesproken, op 8 augustus 2023 heeft hij met het hoofd zorg gesproken en op 10 augustus 2023 met de psycholoog. Klagers klachten zijn voldoende serieus genomen en hoewel zijn verzoek eerst kennelijk niet juist is opgevat, heeft hij tijdig een psycholoog gesproken.

 

3. De beoordeling

Klager is op 13 juli 2023 geplaatst in de PI Lelystad. Uit het medisch dossier volgt niet dat klager op die dag bij de intake verzocht heeft om een psycholoog. Op 15 juli 2023 heeft klager een verzoek gedaan om te worden gezien door een psycholoog vanwege paniek- en stressklachten. Dit verzoek is echter opgevat als een verzoek voor plaatsing in een epc, maar dit bedoelde klager niet. Op 17 juli 2023 is klager besproken in het Psycho Medisch Overleg (PMO) en hij heeft die dag een verpleegkundige gesproken. Ook op 20 juli 2023 heeft klager gesproken met een verpleegkundige. Op 8 augustus 2023 heeft het hoofd zorg uitgebreid met klager gesproken en is klagers verzoek verduidelijkt. Op 10 augustus 2023 is klager voor het eerst gezien door een psycholoog.

De beroepscommissie is – gelet op het voorgaande – van oordeel dat het niet te lang heeft geduurd voordat klager is gezien door een psycholoog. Daarbij neemt de beroepscommissie in overweging dat klagers situatie kort na zijn verzoek is besproken in het PMO, dat er geen sprake was van een spoedsituatie, dat zijn dossier bij de vorige inrichting waar klager verbleef is opgevraagd en dat klager in de tussentijd tweemaal een gesprek heeft gehad met een verpleegkundige en eenmaal met het hoofd zorg. Dat klagers verzoek eerder kennelijk verkeerd is begrepen, leidt niet tot een ander oordeel.

De beroepscommissie merkt overigens nog wel het volgende op. Hoewel het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Pbw, kan uit het medisch dossier en wat ter zitting van de beroepscommissie is besproken niet worden afgeleid of klager op de hoogte is gebracht van de stappen die zijn gedaan ná zijn eerste verzoek. Zo is klager er (kennelijk) niet van op de hoogte gebracht dat zijn situatie in het PMO is besproken en dat de psycholoog het dossier uit de vorige inrichting waar klager verbleef heeft opgevraagd. In dit soort situaties is het aan te raden om de gedetineerde te informeren over de vervolgstappen die zijn gemaakt (of zullen worden gemaakt). De beroepscommissie zal het beroep ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 23 april 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, drs. M.I. van den Baar-Vroon en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

 

secretaris         voorzitter

Naar boven