Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/31443/GA, 25 juni 2024, beroep
Uitspraakdatum:25-06-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/31443/GA

            
Betreft    [klager]
Datum    25 juni 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen:
a.    bejegening door een medewerker van de Binnenkomstafdeling Delinquenten (BAD) (AE 2022/1208);
b.    de beschadiging van een horloge (AE 2022/1209);
c.    de beschadiging van een Pandora armband (AE 2022/1210);
d.    de vermissing van een ketting (AE 2022/1211).

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn heeft op 2 januari 2023 beklag b., c. en d. ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in beklag a. De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

 

2. De beoordeling
Beklag a.
Op grond van artikel 69, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet kan tegen de uitspraak van de beklagrechter een beroepschrift worden ingediend dat met redenen omkleed dient te zijn. Klager heeft geen redenen aangevoerd waarom hij het niet eens is met de uitspraak de beklagrechter op beklag a. De beroepscommissie zal klager daarom in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in zijn beroep.

Beklag b., c. en d.
Ontvankelijkheid in beklag
Het staat vast dat de directeur niet uitdrukkelijk heeft beslist om klagers eigendommen te beschadigen of kwijt te raken. Er is in die zin geen sprake van een beslissing van de directeur waartegen beklag kan worden ingesteld op grond van artikel 60 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw).

Het is ook niet zo dat de directeur – volgens klager – structureel en in belangrijke mate tekortschiet in zijn verzorgende taken (vergelijk RSJ 1 september 2023, 23/31460/GA). Het gaat om een losstaand probleem waarvoor klager een oplossing wil. Het is niet de bedoeling dat in zo’n geval meteen beklag wordt ingesteld. Het is immers “zinniger dat met het toezicht belaste medewerkers in staat worden gesteld op dergelijke klachten te reageren” (Kamerstukken II 1994/95, 24 263, nr. 3, p. 77). Als de gedetineerde het vervolgens niet eens is met de beslissing op zijn – interne – klacht, dan kan hij daartegen beklag instellen.

Uit de stukken komt naar voren dat klager (meerdere keren) heeft verzocht om een oplossing en dat de directeur daar niet in mee wilde gaan. De beroepscommissie begrijpt de klachten dan ook zo dat deze zijn gericht tegen de (impliciete) afwijzing van klagers verzoeken om een oplossing. Klager is dus terecht in zijn beklag ontvangen.

Inhoudelijke beoordeling
De directeur heeft in beklag verklaringen overgelegd van drie medewerkers van de BAD, waarin staat dat de sealbag – waarin het horloge, de armband en de ketting zaten – al open was gescheurd toen deze vanaf het politiebureau in Den Haag werd ontvangen. Over de armband bestaat overigens enige onduidelijkheid, maar de beroepscommissie vindt het voldoende aannemelijk geworden dat die ook in de sealbag zat en beschadigd was.

Hoewel de beroepscommissie op zichzelf geen aanleiding ziet om aan de verklaringen van de medewerkers van de BAD te twijfelen, merkt zij wel op dat de politie op het fouilleringsformulier heeft aangekruist dat een gesloten trantsportsafe is vervoerd. Dit formulier heeft klager in beroep overgelegd. Daarop heeft de directeur niet gereageerd.

Naar het oordeel van de beroepscommissie kan in dit geval in het midden blijven waar de sealbag precies is geopend. Het is duidelijk dat dit in elk geval niet aan klager zelf te wijten is. Dit is ofwel door de politie gebeurd ofwel door de PI ofwel door de instantie die de sealbag heeft getransporteerd. De directeur had klagers verzoeken om een oplossing daarom niet zonder meer kunnen afwijzen, maar – voor zover mogelijk – moeten nagaan waar de sealbag is geopend. Vervolgens had de directeur klager een tegemoetkoming kunnen aanbieden of anders aan klager duidelijk moeten maken waar het wél is (of lijkt te zijn) misgegaan, zodat klager zich tot die instantie kon wenden.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep inzake beklag b., c. en d. gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter in zoverre vernietigen en de klachten alsnog gegrond verklaren. 

Tegemoetkoming
Nu de gevolgen niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie stelt in dit kader voorop dat een tegemoetkoming is bedoeld voor het door klager ondervonden ongemak. Als sprake is van schade en deze schade eenvoudig is te begroten, is er aanleiding schadevergoedingsaspecten te betrekken bij de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming. In dit geval is de omvang van de schade echter niet eenvoudig vast te stellen. Voor het verkrijgen van een schadevergoeding staan voor klager andere wegen open. De beroepscommissie zal de tegemoetkoming vaststellen op €50,-.

 

3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep inzake beklag a.

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag b., c. en d. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart deze klachten alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €50,-.

 


Deze uitspraak is op 25 juni 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. M. Iedema, voorzitter, mr. L.C.P. Goosens en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven