Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/37281/GA, 26 maart 2024, beroep
Uitspraakdatum:26-03-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/37281/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    26 maart 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
De directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Scheveningen (hierna: de directeur) heeft op 10 november 2023 beslist dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) (hierna: a dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden.

Klagers raadsman, mr. F.H.B. Budde, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing. De beroepscommissie heeft tevens een beroepschrift van klager ontvangen.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman, […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van het PPC Scheveningen en […], psychiater en directeur Zorg & Behandeling van het PPC Scheveningen, gehoord op de digitale zitting van 25 januari 2024.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De beslissing van de directeur is niet op de juiste wijze tot stand gekomen nu niet alle bezwaren van de raadsman in de beslissing zijn opgenomen en weerlegd (conform artikel 22e, vijfde en zesde lid, van de Penitentiaire Maatregel, hierna: Pm). Dit heeft de directeur pas later gedaan in zijn schriftelijke reactie van 14 november 2023. Voorts is de beslissing in strijd met artikel 58, vierde lid, van de Pbw nu daar geen beroepstermijn in is opgenomen. 

Het standpunt dat de beslissing niet aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit voldoet, wordt niet langer gehandhaafd. Het beroep richt zich alleen nog tegen twee van de vier omschreven gevaren op grond waarvan de a-dwangbehandeling noodzakelijk zou zijn. Klager kan zich niet vinden in het standpunt dat het gevaar zich voordoet dat hij een ander van het leven zal beroven of ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen. Evenmin acht hij het gevaar aanwezig dat hij door zijn gedrag agressie van anderen zal afroepen. Deze twee gevaren zijn onvoldoende onderbouwd. Niet is beschreven dat klager agressief is geweest jegens medewerkers of medegedetineerden binnen het PPC. De psychiater haalt in het advies klagers justitiële documentatie aan, maar miskent daarbij dat veel van die zaken geseponeerd zijn wegens gebrek aan bewijs. Voorts zou klager met zijn gedrag agressie van anderen kunnen oproepen. Ook dit gevaar is onvoldoende onderbouwd nu klager met zijn gedrag enkel pesterijen van medegedetineerden op zichzelf af lijkt te roepen.

Klager is van mening dat de reden van toediening van de medicatie gemotiveerd is door antisemitisme vanuit het personeel en de behandelaren jegens klager. Klager is ervan overtuigd dat men erop uit is om hem te laten stoppen met het belijden van zijn Joodse godsdienst. De behandelaren zijn van plan om hun antisemitische gedrag jegens klager te vervolgen door middel van het toedienen van medicatie (Olanzapine, Haloperidol of Sildenafil) middels de a-dwangbehandeling. Deze medicatie kenmerkt zich door de mate van seksuele stoornissen in de vorm van seksuele onttrekkingen en castratie bij hoge doseringen. De behandelaren weigeren om aan klager Aripiprazol voor te schrijven. Bij deze medicatie zouden de seksuele stoornissen een minder grote rol spelen. Vanwege klagers godsdienst wil hij het risico van libidoverlies niet lopen. Ook vreest klager dat onvruchtbaarheid een bijwerking van deze medicatie is. Ter zitting heeft klager aangegeven dat hij veel last heeft van bijwerkingen en dat hij zich nog niet heel erg veel beter voelt. Hij krijgt nu ruim twee maanden dwangmedicatie (Olanzapine) toegediend. Dit is tegen zijn zin. Klager is van plan om de medicatie op vrijwillige basis te nemen. Verzet heeft toch geen zin. Klager heeft tot nu toe altijd meegewerkt aan de dwangbehandeling en hij verwacht dan ook geen verlenging. Hij hoopt dat hij de kans krijgt om de medicatie op vrijwillige basis te nemen, ook als dit inhoudt dat hij Olanzapine (in plaats van een ander antipsychoticum) moet blijven gebruiken.

Standpunt van de directeur
Klager zou bereid zijn om andere antipsychotica te slikken dan Olanzapine of Haloperidol, te weten: Quetiapine of Aripiprazol. Echter werd klager van Aripiprazol onrustig. Daarbij is Aripiprazol vaak een onvoldoende krachtig antipsychoticum om een psychose voldoende te behandelen. Aripiprazol is bij klager dan ook geen doelmatige keuze meer. Quetiapine is tot recent toe geprobeerd, maar klager bleek deze niet voldoende consistent in te nemen. Ook opbouw tot een voldoende hoge dosering om de psychose adequaat de behandelen wilde klager niet dan wel is niet gelukt vanwege zijn psychose. Orale inname van antipsychotica is dan ook niet betrouwbaar gebleken. Dit is dan ook de reden om antipsychotica in depotvorm, in het kader van een a-dwangbehandeling, voor te schrijven zodat de psychose wel voldoende behandeld kan worden om het gevaar af te wenden.  

Ten aanzien van de vermeende seksuele bijwerkingen van Olanzapine en Haloperidol, is er bij klager sprake van wanen op seksueel gebied. Klager heeft de overtuiging dat zijn geslachtsdeel zal krimpen en dat hij onvruchtbaar zal worden door medicatiegebruik en door te weinig seksuele gemeenschap. Dit zijn geen bijwerkingen van Olanzapine of Haloperidol, maar dit zijn symptomen van zijn psychose die behandeld moeten worden met voldoende gedoseerde antipsychotica. 

Het dreigende gevaar bij klager is zowel acuut als op de lange termijn. Op de lange termijn speelt het gevaar voor sociaal- maatschappelijke teloorgang en verwaarlozing en het acuut dreigende gevaar bestaat er bijvoorbeeld uit dat klager opnieuw in katatone toestand met agitatie, paniek, gedesoriënteerd en chaotisch gedrag wordt aangetroffen (zoals op 30 september 2023 nog het geval was). Het gevaar voor anderen bestaat er bijvoorbeeld uit dat klager zich seksueel ontremd gedroeg. De situatie op 30 september 2023 is hier een voorbeeld van. Klager kon de instructies niet opvolgen, er was geen contact met hem te krijgen, hij had zijn koelkast gedemonteerd en trok veel aan zijn geslachtsdeel. Doordat klager zijn paranoïde (seksuele) overtuigingen uit naar medegedetineerden loopt hij het risico om slachtoffer te worden van pesterijen. Pesterijen kunnen ook uit agressie bestaan en los van pesterijen kan klager met zijn uitingen agressie van anderen over zichzelf afroepen. 

Ter zitting is hier het volgende aan toegevoegd. Er zijn geen procedurele fouten gemaakt. Alle bezwaren die door de raadsman zijn aangevoerd zijn meegenomen en hebben meegewogen in de beslissing. Het is een weloverwogen beslissing geweest die in overleg met de psychiater(s) is genomen. Het klopt dat er geen termijn in de beslissing is opgenomen.
Zowel voorafgaand als gedurende een dwangbehandeling vinden er voortdurend gesprekken plaats tussen de psychiater en de patiënt om zo snel mogelijk over te gaan tot vrijwillige inname. Er wordt getracht om overeenstemming te bereiken over de inname zoals tabletten, drank of een ander antipsychoticum met een soortgelijk effect. Momenteel zijn er twijfels over (de duur van) klagers bereidheid om de dwangmedicatie op vrijwillige basis in te nemen.

 

3. De beoordeling
Op grond van artikel 46e, in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de gedetineerde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

De directeur heeft de beslissing om klager te verplichten tot het ondergaan van een a dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager (in de vorm van een uittreksel van klagers behandelingsplan) en van een psychiater die meer dan een jaar niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft onderzocht. De directeur heeft deze verklaringen conform artikel 46e, tweede lid, van de Pbw overgelegd.

Hoewel de beroepscommissie het wenselijk acht dat de rechtsmiddelenclausule in de beslissing wordt opgenomen naar analogie van het bepaalde in artikel 58, vierde lid, van de Pbw ten aanzien van directeursbeslissingen waartegen beklag openstaat, stelt de wet dat niet als vereiste bij het nemen van de definitieve beslissing a-dwangbehandeling.  Het ontbreken van de beroepstermijn in de overigens wel opgenomen clausule kan daarom geen grond opleveren voor gegrondverklaring van het beroep. 

Door de raadsman is aangevoerd dat de beslissing niet aan artikel 22e, zesde lid, van de Pm voldoet nu slechts één van de twee door hem aangevoerde bezwaren in de beslissing is opgenomen en weerlegd. Nog daargelaten dat het bezwaar dat niet in de beslissing is opgenomen - het standpunt dat de beslissing niet aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit voldoet - niet langer wordt gehandhaafd, is de beroepscommissie van oordeel dat voldoende is gebleken dat de directeur beide bezwaren heeft meegenomen in de besluitvorming. Naar het oordeel van de beroepscommissie is de bestreden beslissing dan ook zorgvuldig en op de juiste wijze tot stand gekomen.

Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen komt het volgende naar voren.

Bij klager is sprake van een psychose met formele denkstoornissen en paranoïde wanen. Klager denkt dat hij van Italiaans, Oekraïens, Joodse afkomst is en dat zijn ouders niet zijn echte ouders zijn. Hij heeft wonderlijke overtuigingen en gedragingen ten aanzien van voeding en klaar maken van eten en hij heeft de overtuiging dat door medicatiegebruik en te weinig seks hebben, zijn geslachtsdeel zal krimpen en dat hij onvruchtbaar zal worden. Er was sprake van decorumverlies, waarbij klager voortdurend aan zijn geslachtsdeel zat en dit ook in het bijzijn van medepatiënten deed. Klager heeft geen ziektebesef en meent dat hij ten onrechte gedetineerd is en geen behandeling nodig heeft. Klager heeft irritatie gewekt van medepatiënten door ongevraagd te vertellen over zijn paranoïde wanen en over wat hij doet om zijn geslachtsdeel te laten groeien, wat resulteerde in pesterijen van medegedetineerden. 

Begin oktober 2023 raakte klager plotseling verward. Er was sprake van een katatoon toestandsbeeld. Hij riep om hulp naar afdelingspersoneel, kon nauwelijks contact maken, was gedesoriënteerd en liet negativistisch gedrag zien. Even later vernielde hij een deel van zijn celinventaris (waaronder zijn koelkast, waarbij hij vreemd eetgedrag liet zien). Hij werd in de observatiecel geplaatst. De dosis Quetiapine en Lorazepam werden verhoogd. Toen hij werd benaderd in de observatiecel voor medicatieverstrekking, liep hij naakt rond terwijl hij aan zijn geslachtsdeel trok en gaf hij aan het personeel dat aan de cel kwam, niet te zien. Klager herstelde in de loop van enkele dagen naar het niveau van functioneren van voor deze ontregeling al werd nog wel twijfelzucht gezien. Daags hierna bleek dat hij niet alle verstrekte medicatie innam. Er werden tabletten gevonden op cel en er werd gezien dat hij tabletten in zijn mond nam, maar vervolgens in het bekertje water uitspuugde.

Klager heeft geen ziekte-inzicht en heeft de door behandelaren geadviseerde antipsychotica steeds geweigerd, omdat hij verwachtte daarvan bijwerkingen te zullen krijgen, vooral “seksueel” (krimpen van zijn geslachtsdeel en onvruchtbaarheid). Klager toonde zich wel bereid tot gebruik van Quetiapine of Aripiprazol. Aripiprazol is voor klager geen doelmatige keuze meer en Quetiapine bleek klager niet voldoende consistent in te nemen. 

De a-dwangbehandeling is noodzakelijk vanwege de volgende (dreigende) gevaren. Het gevaar dat klager een ander van het leven zal beroven of ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen. Klager heeft een voorgeschiedenis van agressieregulatieproblemen en (seksuele) geweldsdelicten. Tevens heeft hij in katatone toestand zijn celinventaris vernield. Het gevaar dat klager door hinderlijk gedrag agressie van anderen over zich zal afroepen doordat hij zijn paranoïde (seksuele) overtuigingen deelt met medegedetineerden en daarmee forse irritatie heeft gewekt. Het gevaar van zelfverwaarlozing doordat het langdurig onbehandeld blijven van een psychose de kans op herstel door behandeling vermindert. Klager brengt zichzelf dan ook schade toe door de geadviseerde behandeling te weigeren. Het gevaar van sociaal-maatschappelijke teloorgang aangezien klager niet buiten een crisisafdeling kan worden begeleid. Hij heeft geen enkel ziektebesef en is niet in staat mee te werken aan een (forensische) behandeling op lange termijn. Resocialisatie zal hierdoor niet mogelijk zijn.

Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat volgens de psychiaters bij klager sprake is van een psychische stoornis. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat klager vanuit die stoornis gevaar veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de psychische stoornis klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Verder is voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur om bij klager a dwangbehandeling toe te passen dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.


Deze uitspraak is op 26 maart 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. dr. R.S.T. Gaarthuis en drs. W.M. van der Vlist, leden, bijgestaan door mr. M.S. Ferenczy, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven