Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/35483/GM, 15 maart 2024, beroep
Uitspraakdatum:15-03-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/35483/GM
    
            
Betreft    klager
Datum    15 maart 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van klager (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de locatie Norgerhaven te Veenhuizen (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat het matras overdag uit de strafcel wordt verwijderd.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager gehoord op de digitale zitting van 13 februari 2024.
Het hoofd zorg heeft zich schriftelijk afgemeld voor de zitting.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Met klager is echt wel wat aan de hand. Hij heeft pijn. Dit blijkt ook uit de stukken. Klager is verwezen naar de specialist, er zijn foto’s gemaakt en de orthopeed heeft fysiotherapie geadviseerd. Rond zijn dertigste zijn er ook foto’s gemaakt en toen bleek al van slijtage van zijn rug en heupen. Klager wil geen operatie. Klager krijgt oxycodon en paracetamol, viermaal 1000 mg, als pijnbestrijding. Dan gaat het. Desgevraagd geeft klager aan dat het matras overdag van half acht tot half vijf uit de strafcel wordt verwijderd. Dan bevindt zich alleen een zitelement in de strafcel, zonder leuning. Een soort kubus. Je zit dan tegen de muur aan en dat is koud. Klager kan niet op het zitelement zitten. Op een matras kan hij liggen. Klager ligt meestal overdag op bed. In november 2022 heeft klager zeven dagen in de isoleercel verbleven. Er is toen wel een verpleegkundige een paar keer bij hem langs geweest, maar geen dokter. De bewaarders haalden het matras uit de cel. Toen hij in het PPC verbleef werd het matras altijd in de cel gelaten. Klager is alert genoeg en weet dat hij niet eerder kan klagen dan wanneer hij ergens kennis van heeft gekregen. Volgens de directeur heeft de medische dienst op 15 november 2022 aangegeven dat er geen reden is om klager overdag een matras op cel te geven. Klager heeft toen niets van de medische dienst gehoord. 

Standpunt van de inrichtingsarts
Het hoofd zorg sluit zich aan bij de reactie van de medisch adviseur. 

 

3. De beoordeling
Waartegen is het beroep gericht?
Volgens het ingediende beroepschrift is het beroep gericht tegen een beslissing van de medisch adviseur van 2 augustus 2023. De beroepscommissie zal dit verbeterd lezen en het beroepschrift zo uitleggen dat het is gericht tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts.


Ontvankelijkheid
Op grond van artikel 71c, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet doet de gedetineerde, alvorens een beroepschrift in te dienen, een schriftelijk verzoek aan de medisch adviseur om te bemiddelen ter zake van de klacht. Dit verzoek dient uiterlijk op de veertiende dag na die waarop het medisch handelen waartegen de klacht zich richt heeft plaatsgevonden, te worden ingediend.
Klager heeft op 8 juli 2023 een medische klacht ingediend nadat hij op een beklagzitting op 7 juli 2023 te horen had gekregen dat er geen medische indicatie zou zijn voor het overdag niet verwijderen van het matras uit de strafcel. De klacht is niet gerelateerd aan een verblijf van klager in de strafcel op dat moment. Volgens de directeur van de locatie Norgerhaven verbleef klager in een strafcel op 11 november 2022, toen hij een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel had opgelegd gekregen. Uit navraag bij de medische dienst zou zijn gebleken dat op 15 november 2022 aan klager is verteld dat er geen medische indicatie is om een matras op cel te hebben tijdens zijn verblijf overdag in de strafcel. Klager bestrijdt dat hem dat toen is verteld. Nu een andersluidend bericht van de medische dienst ontbreekt, acht de beroepscommissie klager ontvankelijk in zijn klacht.

KNMG-Gedragscode
Naar aanleiding van de door klager ingediende klacht heeft het hoofd zorg op 18 juli 2023 met klager gesproken. Het daarvan opgemaakte verslag houdt een beschrijving in van de klacht, maar geen inhoudelijke reactie op de klacht. Het hoofd zorg heeft in overleg met klager de medisch adviseur schriftelijk verzocht om ter zake van de klacht te bemiddelen. Bij brief van 2 augustus 2023 heeft de medisch adviseur aan klager en de inrichtingsarts mededeling gedaan van zijn bevindingen. De inrichtingsarts is in de gelegenheid gesteld schriftelijk opmerkingen te maken. Het hoofd zorg heeft per email van 31 augustus 2023 laten weten dat zij zich aansluit bij de brief van de medisch adviseur van 2 augustus 2023 en dat zij meent dat een verdere toelichting niet nodig is. De inrichtingsarts noch het hoofd zorg is ter zitting verschenen. 

Kernregel 9 van de op 27 mei 2022 gepubliceerde KNMG Gedragscode houdt in dat je als arts verantwoordelijkheid neemt voor je eigen handelen, door onder meer een open, leerbare en toetsbare houding aan te nemen. In sommige gevallen zul je achteraf verantwoording moeten afleggen over je handelen. Dat is het geval als er een klacht of claim is ingediend of als er een procedure bij de tuchtrechter loopt. Ook dan is het belangrijk om je open, leerbaar en toetsbaar op te stellen. Uitspraken van de (tucht)rechter kunnen zorgen voor bevestiging of verduidelijking van hoe je als arts wettelijke regels en andere normen toepast. Zo draag je volgens de KNMG Gedragscode als arts bij aan het bewaken en bevorderen van de kwaliteit van de gezondheidszorg.

Het is aan de inrichtingsarts zelf om te bepalen of hij gebruikmaakt van de gelegenheid om mondeling of schriftelijk opmerkingen te maken naar aanleiding van een klacht over zijn medisch handelen of dat van anderen die onder zijn verantwoordelijkheid vallen. Daarbij dient de inrichtingsarts zich wel rekenschap te geven van de regel dat je je als arts open, lerend en toetsbaar opstelt zoals bedoeld in kernregel 9 van de KNMG Gedragscode voor artsen, welke regel en code voortvloeien uit de heersende waarden en normen binnen de beroepsgroep en een onderdeel zijn van de professionele standaard van artsen. De inrichtingsarts kan uiteraard alleen opmerkingen maken als het hoofd zorg hem van de klacht en de mogelijkheden voor een reactie op de hoogte stelt. 

Inhoudelijk
Uit het medisch dossier komt naar voren dat klager ernstige rugklachten heeft en daarvoor pijnstilling krijgt. Waar klager stelt dat in ieder geval in het PPC het matras overdag wel in de isoleercel mocht blijven, ontbreken in dit geval de argumenten om te adviseren dat klager het matras overdag niet in de strafcel mocht houden. De medische dienst heeft onvoldoende inzicht gegeven in de beweegredenen die tot dat advies hebben geleid. Er is geen (inhoudelijke) reactie gegeven bij de klachtafhandeling en ook niet in beroep.  

Gelet op het voorgaande moet het handelen van de inrichtingsarts worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren. Nu uiteindelijk de directeur van de PI beslist of het matras overdag uit de strafcel wordt verwijderd en niet zeker is dat de strekking van het advies anders was geweest als het wel van (voldoende) argumenten was voorzien, ziet de beroepscommissie geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Deze uitspraak is op 15 maart 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. B.A. Geurts en drs. K.M.P.A.M. Habryka, leden, bijgestaan door mr. S. Jousma, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven