Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/37563/GB, 8 maart 2024, beroep
Uitspraakdatum:08-03-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/37563/GB

                                         

Betreft  [klager]

Datum  8 maart 2024

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 18 september 2023 beslist klager te plaatsen in de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Ter Apel.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 17 november 2023 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klagers raadsman, mr. T.S. van der Horst, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Er is sprake van uitzonderlijke omstandigheden op grond waarvan afgeweken moet worden van het bepaalde in artikel 20b, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) (vergelijk RSJ 11 maart 2019, R-19/2541/GB). Er is sprake van een lang strafrestant en klager ontvangt geen bezoek van zijn partner en minderjarige dochter, terwijl klager in de locatie Roermond wekelijks bezoek ontving en zou deelnemen aan de ouderkinddag (OKD). Dit volgt uit de bezoekersadministratie en is bevestigd door klagers voormalige casemanager. Gelet op het lange strafrestant spelen de voorbereidingen van de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) ook nog een beperkte rol.

Klagers dochter en partner kunnen hem niet bezoeken vanwege de reisafstand in combinatie met de werktijden van zijn partner en de zeer jonge leeftijd van zijn dochter. Klager heeft een kopie van het werkrooster en een schriftelijke verklaring van zijn partner overgelegd. Daarbij komt dat het niet realistisch is om van klagers partner te verlangen dat zij met haar driejarige dochter 481 kilometer zal afleggen voor één bezoekmoment. Zelfs als het voor klagers partner mogelijk wordt om hem in de toekomst te bezoeken, is het niet redelijk en billijk om dermate jonge kinderen zo lang te laten reizen naar een inrichting, terwijl de fictieve einddatum van klagers detentie in januari 2029 ligt.

De stelling dat verweerder niet weet waarom klager in de PI Ter Apel geen aanvraag heeft gedaan voor deelname aan de OKD is onjuist. Klagers casemanager heeft aangegeven dat er tot op heden geen aanvraag voor deelname aan de OKD is gedaan, nu de afstand naar de PI Ter Apel te groot is. Overigens is deelname aan de OKD pas mogelijk voor kinderen vanaf drie jaar. Dit maakt het volstrekt logisch dat klager pas medio 2023 een aanvraag heeft gedaan voor deelname aan de OKD in de locatie Roermond. Een eerder verzoek zou immers niet toegewezen zijn.

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen. Klager is door zijn plaatsing in de PI Ter Apel volledig verstoken van bezoek. Daarmee is inbreuk gemaakt op artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Voor wat betreft de hoogte van de tegemoetkoming acht klager het redelijk en billijk dat het in de ‘Standaardbedragen tegemoetkoming’ genoemde bedrag van €40,- per maand met een factor drie wordt vermenigvuldigd. Daarvoor is relevant dat klager verweerder de mogelijkheid heeft geboden om de beslissing op bezwaar te herzien dan wel de gevolgen ongedaan te maken, maar dat daarop niet inhoudelijk is gereageerd. Bovendien wordt niet alleen klager getroffen door de passieve houding en de weigering van verweerder om fouten te herstellen, maar ook klagers partner en dochter.

 

Standpunt van verweerder

Klager heeft eerder in de PI Ter Apel verbleven en toen ontving hij wel familiebezoek. Vervolgens is hij geplaatst in de locatie Roermond. Ondanks dat zijn bezoek toen woonachtig was in Rotterdam, ontving hij bijna wekelijks bezoek.

Klager heeft zowel in bezwaar als in beroep niet schriftelijk onderbouwd dat zijn partner, met hun dochter, niet in staat is om te reizen, of dat zij niet in staat is om de reiskosten te betalen. Hoewel er een rooster is overgelegd, kan niet worden vastgesteld dat dit het rooster van klagers partner betreft. Bovendien is een deel van het rooster voorlopig. De bezoekproblemen zijn dan ook onvoldoende zwaarwegend om een uitzondering op het geldende beleid te rechtvaardigen. De problemen zijn evenmin voldoende om een schending van artikel 8 van het EVRM aan te nemen.

In de aanvullende stukken bij het bezwaarschrift wordt onderbouwd dat klager in de locatie Roermond bezoek kreeg van zijn partner en zijn dochter. In tegenstelling tot wat er door verweerder in de beslissing op bezwaar is gesteld, ontving klager in de locatie Roermond dus niet alleen bezoek van zijn partner maar ook van zijn dochter. Verweerder is hiervan in de bezwaarprocedure echter niet op de hoogte gesteld en had op dat moment geen reden om aan te nemen dat de situatie anders was dan in de beslissing op bezwaar vermeld. De stukken die zijn overgelegd onderbouwen overigens wel dat klager bezoek in de locatie Roermond ontving, maar niet dat het voor klagers partner niet mogelijk is om op bezoek te komen in de PI Ter Apel.

Voor zover de raadsman aangeeft dat sprake is van een lang strafrestant en dat sprake is van beperkte voorbereidingen door de DT&V, geldt dat klager in de PI Ter Apel kan werken aan een plan voor zijn terugkeer naar het land van herkomst. Hoe eerder hij hiermee begint, hoe meer hij kan bereiken. Hij wordt hierin begeleid door de casemanager, mentor en vrijwilligers.

 

3. De beoordeling

Klager verbleef in de gevangenis van de locatie Roermond. Op 21 september 2023 is hij in de gevangenis van de PI Ter Apel geplaatst, omdat hij niet rechtmatig in Nederland verblijft.

Op grond van artikel 20b, eerste lid, van de Regeling worden in een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen (een VRIS-inrichting) gedetineerden geplaatst die geen rechtmatig verblijf hebben in Nederland (in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000) en die zijn gedetineerd op grond van:

-           voorlopige hechtenis (door een bevel van gevangenneming of gevangenhouding);

-           een vrijheidsstraf; of

-           een maatregel tot plaatsing in een Inrichting voor Stelselmatige Daders.

Op grond van het derde lid van dit artikel kan hiervan worden afgeweken. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie moet daarvoor echter sprake zijn van uitzonderlijke omstandigheden.

De PI Ter Apel is op dit moment de enige reguliere VRIS-inrichting. Klager voldoet aan de eisen van artikel 20b, eerste lid, van de Regeling en moet dus in beginsel in de PI Ter Apel worden geplaatst. De beroepscommissie is evenwel van oordeel dat in klagers geval sprake is van uitzonderlijke omstandigheden. Dat onderbouwt zij als volgt.

Klager verblijft sinds 21 september 2023 in de PI Ter Apel. Hij stelt zich op het standpunt dat hij sinds zijn plaatsing in de PI Ter Apel volledig verstoken is van bezoek van zijn partner en zijn driejarige dochter. Zij zijn afkomstig uit Eindhoven en de reisafstand naar de PI Ter Apel is voor hen moeilijk te overbruggen. De financiële situatie van klagers vriendin en haar werk spelen hierbij eveneens een rol. Verweerder heeft niet betwist dat klager verstoken is van bezoek. Op klagers registratiekaart staat ook vermeld dat hij geen bezoek ontvangt en uit de bezoekerslijst van de PI Ter Apel volgt dat klager enkel bezoek heeft ontvangen van zijn raadsman. Hij ontvangt dus al bijna een half jaar geen familiebezoek, terwijl hij in de locatie Roermond veelvuldig bezoek ontving van zijn partner en zijn dochter. De beroepscommissie acht het invoelbaar dat het voor klagers partner en hun driejarige dochter moeilijk is om naar de PI Ter Apel af te reizen. Uit de stukken maakt de beroepscommissie ook op dat op het moment van deelname aan de OKD wordt afgezien, omdat deelname hieraan voor klagers dochter niet mogelijk is vanwege de reisafstand. In de locatie Roermond zou klager wel gaan deelnemen aan de OKD.

Daarbij komt dat de einddatum van klagers detentie op dit moment bepaald is op 16 december 2028, wat nog relatief ver in de toekomst ligt. Het is de beroepscommissie ambtshalve bekend dat bij gedetineerden met een lang strafrestant in de regel nog geen concrete voorbereidingen worden getroffen voor hun terugkeer naar het land van herkomst, zodat het feitelijke belang bij hun plaatsing in de PI Ter Apel (nog) beperkt is. Uit de stukken volgt niet dat dit in klagers geval anders is.

Het is de beroepscommissie niet gebleken van omstandigheden die zich verzetten tegen klagers plaatsing dichter bij zijn partner en dochter (anders dan dat hij in beginsel in de PI Ter Apel geplaatst dient te worden). Dat klager eerder in de PI Ter Apel heeft verbleven en toen wel familiebezoek heeft ontvangen, en hij, toen hij in de locatie Roermond was geplaatst, een overplaatsingsverzoek deed in verband met bezoek dat afkomstig was uit Rotterdam, maakt dit oordeel niet anders, nu de omstandigheden die toen een rol speelden inmiddels lijken te zijn veranderd.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, moet de bestreden beslissing als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal verweerder opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Nu klager van 21 september 2023 tot en met de datum waarop verweerder een nieuwe beslissing moet nemen, ten onrechte in de gevangenis van de PI Ter Apel heeft verbleven, zal de beroepscommissie hem een tegemoetkoming toekennen van €240,-. Voor een hogere tegemoetkoming ziet de beroepscommissie geen aanleiding.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €240,-.

 

Deze uitspraak is op 8 maart 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, drs. M.R. van Veen en mr. F. Sieders, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.

 

secretaris         voorzitter

Naar boven