Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/35007/GM, 4 maart 2024, Beroep
Uitspraakdatum:04-03-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/35007/GM
    
            
Betreft    klager
Datum    4 maart 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

klager (hierna: klager)

 

 

1. De procedure
Klagers raadsvrouw, mr. S. van Minderhout, heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat hij volledig arbeidsgeschikt is verklaard en aan de arbeid moet deelnemen.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft mr. E. van de Rakt namens klagers raadsvrouw en [...], hoofd zorg, namens de inrichtingsarts, gehoord op de digitale zitting van 13 februari 2024.
Klager is niet ter zitting verschenen. Mevrouw Van de Rakt is gemachtigd om namens klager, die inmiddels in vrijheid is gesteld, het woord te voeren ter zitting.

 

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager is eerder voor langere tijd arbeidsongeschikt verklaard en sindsdien is zijn medische situatie niet veranderd. Zijn medische situatie staat niet ter discussie, maar wel welk gevolg hieraan verbonden moet worden. Het is voor klager onbegrijpelijk om hem, gezien zijn klachten, volledig arbeidsgeschikt te verklaren. De arts heeft eenmaal naar zijn voet gekeken. Een optie zou zijn dat hij met behulp van een steunkous schoenen draagt. Dat heeft klager eerder geprobeerd maar lukte niet. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie moet de inrichtingsarts, afhankelijk van de aard van de werkzaamheden in de PI, een zelfstandige afweging maken of de gedetineerde arbeidsongeschikt is. In de PI Krimpen aan den IJssel is het dragen van schoenen tijdens de arbeid in de werkzaal verplicht. Klager kan maximaal anderhalf uur op schoenen staan. Klager draagt normaal slippers. Uit de beoordeling van de arts blijkt niet of hij dat gegeven in zijn overwegingen heeft betrokken. Ook niet of er werkzaamheden zijn die klager wel (gedeeltelijk) zou kunnen verrichten, bijvoorbeeld door hiervan een aantekening in de medische kaart te zetten. Dat de werkzaamheden niet inspannend zijn, maakt voor de klachten niet uit. Het gaat erom dat klager schoenen aan moet. In de PI Leeuwarden mocht hij tijdens het werk even zijn schoenen uitdoen als hij last van zijn voet kreeg. Klager verzoekt het beroep gegrond te verklaren en hem een tegemoetkoming toe te kennen.       

Standpunt van de inrichtingsarts
Klager heeft zijn arbeidsgeschiktheid in de vorige PI ook ter discussie gesteld. De arbeidsongeschiktheidsverklaring die hij daar had, is echter geëindigd. Klager is gedurende zijn observatie overgeplaatst en zijn observatie is in de PI Krimpen aan den IJssel voortgezet. De inrichtingsarts heeft klager als arbeidsgeschikt beoordeeld. Hij kan tijdens de arbeid staan en zitten en een pauze nemen. De inrichtingsarts wil wel aannemen dat klager tijdens zijn vorige verblijf in de PI Krimpen aan den IJssel arbeidsongeschikt is verklaard, maar de inrichtingsarts maakt bij iedere overplaatsing weer een nieuwe afweging. De arts is in dit geval een andere mening over klagers arbeidsgeschiktheid toegedaan en heeft aanleiding gezien om te adviseren dat klager arbeid kan verrichten. Dat advies is niet in beton gegoten. Als het klager niet lukt op de arbeid, dan kijkt de arts er opnieuw naar. Het is uit veiligheidsoverwegingen verplicht om op de werkzaal schoenen te dragen. Ook een reiniger moet schoenen aan en mag geen slippers dragen. Een gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid zou ook nog kunnen, dat wordt incidenteel toegestaan. Van klager wordt verwacht dat hij vier uur licht werk verricht en daarbij kan hij afwisselend staan en zitten. 

 

 

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt op grond van de stukken vast dat klager aan zijn rechtervoet en  enkel reële functiebeperkingen heeft. Dit is de reden geweest om hem eerder (tijdelijk) arbeidsongeschikt te verklaren, ook in de PI Krimpen aan den IJssel. Klager wil werken, maar vraagt om daarbij rekening te houden met zijn beperkingen. 

Mede gelet op de omstandigheid dat niet is gebleken dat klagers medische situatie ten tijde van de beoordeling van zijn arbeidsgeschiktheid was verbeterd, is de beroepscommissie van oordeel dat het advies van de inrichtingsarts om klager volledig arbeidsgeschikt te verklaren niet zorgvuldig is. Gezien de door klager ondervonden beperkingen getuigt het advies niet van maatwerk, daar waar gelet op het dossier en wat ter zitting is besproken meer maatwerk had kunnen worden geleverd. Met alleen de overweging dat klager met behulp van een steunkous in zijn rechterschoen zou passen en dus op de werkzaal arbeid kan verrichten, is niet voldoende rekening gehouden met zijn beperkingen. Hierbij is van belang dat de stelling van klager dat hij heeft geprobeerd om met een steunkous de werkschoen aan te trekken maar dat dat niet lukte, niet is weergesproken. 

Gelet op het voorgaande moet het handelen van de inrichtingsarts worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij zal deze vaststellen op €40,-. 

 

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €40,-. 


Deze uitspraak is op 4 maart 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. B.A. Geurts en drs. K.M.P.A.M. Habryka, leden, bijgestaan door mr. S. Jousma, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven