Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/37215/GB, 6 maart 2024, Beroep
Uitspraakdatum:06-03-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/37215/GB
    
            
Betreft    [klager]
Datum    6 maart 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

 

1. De procedure
Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Zwolle.

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 31 oktober 2023 afgewezen.

Klagers raadsman, mr. H. Külcü, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager wil na zijn detentie gaan wonen in Hoogeveen. Hij staat daar al 3,5 jaar ingeschreven bij de woningcorporatie […]. Daarom wil hij in het PPC van de PI Zwolle gaan werken aan zijn resocialisatie en re-integratie. Klager heeft ook kennissen in de buurt van Hoogeveen en hij heeft contact met een priester uit Enschede. 

Klager heeft ook contact gehad met iemand van Humanitas. Zij is niet meer werkzaam bij het PPC van de PI Vught. Sinds zij weg is (vier maanden) heeft klager geen bezoek meer ontvangen van Humanitas en dat is, anders dan verweerder stelt, ook niet mogelijk in het PPC van de PI Vught. Ze heeft voordat ze vertrok geregeld dat een persoon van Humanitas op bezoek gaat komen bij klager in het PPC van de PI Zwolle. Het is de bedoeling dat deze persoon hem blijft bezoeken na zijn detentie. Het bezoek van Humanitas is belangrijk voor klager en het opbouwen van zijn leven na detentie.

Klager ervaart een ernstig verstoorde verhouding met de medische dienst in het PPC van de PI Vught. Hij heeft tijdens zijn verblijf in het PPC nooit psychiatrische behandeling gekregen voor zijn klachten. Hierover is op 11 september 2023 een klacht en op 2 november 2023 een medische klacht ingediend. Deze medische klacht ziet op het niet verschaffen van een bloeddrukmeter, ondanks dat klager een hoge bloeddruk heeft en pijn aan zijn borst ervaart. Hij heeft al jaren een spray die de zuurstoftoevoer naar de hartspier verbetert. Die spray werd gedoogd in alle inrichtingen en in het begin ook in het PPC van de PI Vught, maar is hem toch ontnomen. Klager voelt zich niet serieus genomen door de medische dienst. Zijn gezondheid is achteruitgegaan door de houding van de inrichting.

Er is sprake van een ontoelaatbare en disproportionele beperking van zijn vrijheden in detentie en een schending van de artikelen 5 en 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en artikel 10 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR).

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van verweerder
PPC-plekken zijn schaars. De Dienst Justitiële Inrichtingen is verantwoordelijk voor de zorg van klager en prevaleert zorg boven plaatsing in het arrondissement van vestiging. Bovendien is een wens om zich ergens te vestigen geen daadwerkelijke vestiging.

Over medisch handelen kan klager een medische klacht indienen. Verweerder is niet bevoegd hierover een oordeel te hebben.

 

 

3. De beoordeling
Klager verblijft op dit moment in het PPC van de PI Vught. Hij wil graag worden overgeplaatst naar het PPC van de PI Zwolle, omdat hij zich na detentie wil vestigen in Hoogeveen en daar bezoek kan ontvangen van Humanitas en een orthodoxe priester.

Op grond van artikel 25, zevende lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) wordt een gedetineerde die tot een gevangenisstraf is veroordeeld, in beginsel in het arrondissement van vestiging geplaatst. Als in dat arrondissement geen gevangenis is aangewezen of als daar geen plaats beschikbaar is, dan wordt de gedetineerde in een aanpalend arrondissement geplaatst. Gedetineerden die in het plusprogramma verblijven krijgen voorrang.

Klagers vestigingsadres ligt volgens zijn registratiekaart en het selectieadvies in Eindhoven. Klager stelt dat hij na zijn detentie wil gaan wonen in Hoogeveen en vrijwilligerswerk wil verrichten in Ter Apel. Hij stelt dat hij 3,5 jaar staat ingeschreven bij een woningcorporatie voor een woning in Hoogeveen. Klagers enkele stelling is zonder nadere onderbouwing echter onvoldoende om te oordelen dat klagers arrondissement van vestiging Noord-Nederland (waarin Hoogeveen ligt) is. De beroepscommissie gaat daarom uit van Eindhoven als klagers vestigingsadres.

Eindhoven ligt in het arrondissement Oost-Brabant. Het PPC van de PI Vught ligt in dit arrondissement, terwijl het PPC van de PI Zwolle niet in het arrondissement van vestiging en ook niet in een aanpalend arrondissement ligt. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie moet in dat geval sprake zijn van bijzondere omstandigheden om te kunnen oordelen dat verweerder klager (alsnog) moet overplaatsen.

De beroepscommissie begrijpt dat klager graag bezoek zou willen ontvangen van Humanitas en een orthodoxe priester. Volgens het selectieadvies kan dit echter ook in het PPC van de PI Vught en hoeft hij daarvoor niet naar het PPC van de PI Zwolle. Klager stelt daartegenover dat hij al vier maanden geen bezoek heeft kunnen ontvangen van Humanitas, dat het niet mogelijk is in het PPC van de PI Vught en dat de persoon die hem eerst bezocht heeft aangegeven dat bezoek van Humanitas mogelijk is in de het PPC van de PI Zwolle. Het is de beroepscommissie echter onvoldoende duidelijk geworden waarom bezoek van Humanitas van de priester in het PPC van de PI Vught niet (langer) mogelijk is en in het PPC van de PI Zwolle wel.

Klager stelt voorts kennissen te hebben in de buurt van Hoogeveen. Hij heeft echter in het geheel niet toegelicht of onderbouwd of er sprake is van bezoekproblemen. Daardoor is onduidelijk wie klager precies zouden willen bezoeken, waar zij wonen en waarom het voor hen op dit moment te lastig is om hem te bezoeken.

Voor zover klager heeft aangevoerd dat in het PPC van de PI Vught geen adequate zorg wordt geleverd, overweegt de beroepscommissie dat tegen het handelen van de medische dienst de medische beklagprocedure openstaat. Dergelijke omstandigheden vormen in beginsel echter geen selectiecriterium.

De beroepscommissie overweegt dat onvoldoende is geconcretiseerd dat er sprake zou zijn van een schending van de artikelen 5 en 8 van het EVRM en artikel 10 van het IVBPR.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.


Deze uitspraak is op 6 maart 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en mr. F. Sieders, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven