Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/39175/SGB, 29 februari 2024, Schorsing
Uitspraakdatum:29-02-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    24/39175/SGB
    
            
Betreft    [verzoeker]
Datum    29 februari 2024


Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van

[verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

 

1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 22 februari 2024 beslist verzoeker over te plaatsen naar de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Ter Apel. 

Verzoekers raadsman, mr. T.S. van der Horst, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. 

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van verweerder op het schorsingsverzoek, van het bezwaarschrift en van de desgevraagde nadere reactie van verweerder van 
27 februari 2024. 

 

 

2. De beoordeling
Gelet op artikel 73, vierde lid, in verbinding met artikel 66, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), kan in beginsel pas om schorsing worden verzocht in de beroepsprocedure (dus nadat verweerder het bezwaarschrift ongegrond heeft verklaard en verzoeker tegen die ongegrondverklaring beroep heeft ingesteld). Daarop kan alleen een uitzondering worden gemaakt als de beslissing van verweerder meer dan zes weken op zich laat wachten (artikel 17, vierde lid, van de Pbw) of als sprake is van uitzonderlijke omstandigheden.

Verzoekers bezwaarschrift is minder dan zes weken geleden door verweerder ontvangen. Gelet op dat wat uit de stukken volgt, is naar het oordeel van de voorzitter echter sprake van een uitzonderlijke omstandigheid op grond waarvan kan worden afgeweken van het uitgangspunt dat pas in de beroepsprocedure om schorsing kan worden verzocht.

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van verweerder slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen bezwaar is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Uit de stukken komt naar voren dat eerder (op 25 augustus 2022) al was beslist verzoeker van de PI Sittard over te plaatsen naar de PI Ter Apel. Het bezwaar tegen die beslissing is gegrond verklaard met de toezegging dat verzoeker in de PI Sittard kan blijven, maar dat hij er rekening mee moet houden dat hij twee jaar voor de einddatum van zijn detentie (in 2029) alsnog zal worden overgeplaatst naar de PI Ter Apel. Uit de bestreden beslissing van 
22 februari 2024 volgt niet waarom nu alsnog – in afwijking van de eerdere toezegging – is beslist verzoeker over te plaatsen naar de PI Ter Apel. Dit volgt ook niet uit de reactie op het schorsingsverzoek. Om die reden is verweerder om een nadere toelichting gevraagd. Naar aanleiding daarvan heeft verweerder aangegeven zich niet te verzetten tegen toewijzing van het schorsingsverzoek, nu de einddatum van verzoekers detentie inderdaad pas in 2029 is. 

Gelet op dat wat uit de stukken volgt en het bovengenoemde standpunt van verweerder, zal de voorzitter het verzoek toewijzen en de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing schorsen met onmiddellijke ingang tot het moment waarop verweerder op het onderliggende bezwaar heeft beslist

 

 

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van verweerder met onmiddellijke ingang tot het moment waarop verweerder op het onderliggende bezwaar heeft beslist.


Deze uitspraak is op 29 februari 2024 gedaan door mr. L.C.P. Goossens, voorzitter, bijgestaan door mr. L. van der Linden, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven