Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/27092/GB, 26 juli 2022, beroep
Uitspraakdatum:26-07-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          22/27092/GB

           

                                   

Betreft [klager]

Datum 26 juli 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar een gevangenis in de regio Rotterdam. 

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 14 april 2022 afgewezen.

Klagers raadsman, mr. D.C.D. Newoor, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager verblijft in de Penitentiaire Inrichting (PI) Ter Apel. Hij kan momenteel geen dan wel beperkt bezoek ontvangen van zijn familie. Zijn familie woont in de omgeving van Rotterdam. Het feit dat klager in de periode van 8 april 2021 tot en met 1 oktober 2021 slechts eenmaal bezoek heeft ontvangen, doet niet af aan het feit dat hij thans wel bezoek wil ontvangen. Daarnaast hebben de omstandigheden rondom het coronavirus een rol gespeeld in het feit dat hij al geruime tijd geen bezoek heeft ontvangen. Klagers moeder en zusje vallen in een risicogroep, waardoor het voor hen extra gevaarlijk was klager te bezoeken.

Vervolgens is klager overgeplaatst naar de locatie Norgerhaven te Veenhuizen, wat een bewuste keuze was. Hij was in de veronderstelling dat hij na zijn detentie weer terug zou keren naar huis. Hij was inmiddels gewend om geen bezoek te ontvangen en zou dit bij terugkomst in de ouderlijke woning goedmaken. Nadien ontving hij een beslissing van de Immigratie- en Naturalisatiedienst, waarmee zijn verblijfsrecht werd ingetrokken en hij na zijn detentie zou worden uitgezet naar Turkije. Dit maakt de situatie voor klager en zijn familie geheel anders. Klagers familie wenst hem graag gedurende zijn detentie op te zoeken, nu zij hem daarna moeten opzoeken in Turkije, wat niet makkelijk is.

Het feitelijk verstoken zijn van bezoek kan leiden tot een gegrondverklaring van het beroep. Bovendien staat klagers status als strafrechtelijk gedetineerde vreemdeling een overplaatsing naar een reguliere inrichting niet in de weg (vergelijk RSJ 10 maart 2019, R-18/2287/GB, RSJ 12 oktober 2018, R-988, RSJ 26 juni 2018, 17/3474/GB en RSJ 28 juni 2019, R 19/3234/GB). Een medegedetineerde van klager is, ondanks dezelfde status, toch overgeplaatst naar een andere inrichting.

Gelet op de fictieve einddatum van klagers detentie is er thans nog meer dan voldoende tijd voor klagers familie om hem vaak te bezoeken en op hun wijze afscheid te nemen. Voorts is er meer dan voldoende tijd om klager al dan niet voor te bereiden op zijn terugkeer naar het land van herkomst.

Klager wenst zijn beroepschrift toe te lichten tijdens een hoorzitting en verzoekt om een schadevergoeding.

 

Standpunt van verweerder

Verweerder verwijst naar de bestreden beslissing en vult hierop het volgende aan. Klager voldoet aan de eis van artikel 20b, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) en moet in beginsel in de PI Ter Apel worden geplaatst. Uit het beroepschrift wordt niet duidelijk, althans wordt niet schriftelijk onderbouwd, waarom het bezoek niet in staat is om klager te bezoeken, anders dan door de reisafstand en het ontbreken van financiële middelen. Tevens blijkt uit de rapportage van 1 oktober 2021 dat klager op zijn eigen verzoek destijds is overgeplaatst naar de locatie Norgerhaven te Veenhuizen, zodat hij in een nieuwe omgeving opnieuw kon beginnen en zichzelf kon bewijzen. Daarnaast blijkt dat klager tijdens zijn verblijf in de PI Krimpen aan den IJssel slechts eenmaal bezoek heeft ontvangen. De vraag rijst hoe dit zich verhoudt ten opzichte van het beroepschrift, waarin wordt aangegeven dat klager in de regio van Rotterdam wil worden geplaatst.

Voor wat betreft klagers terugkeer in de maatschappij wordt opgemerkt dat klager volgens artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000 geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland. Volgens dit artikel onderscheiden strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen zich van de andere groep gedetineerden daar zij in beginsel na het ondergaan van hun straf niet in de Nederlandse samenleving zullen terugkeren. Dit rechtvaardigt een beleid waarbij strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen worden geselecteerd voor een inrichting waarin de detentie mede dienstbaar wordt gemaakt aan de voorbereidingen op vertrek uit Nederland en de terugkeer naar het land van herkomst.

Tot slot maakt het gegeven dat een andere gedetineerde is geselecteerd voor een andere PI dan de PI Ter Apel de bestreden beslissing niet anders. Zaken worden op grond van alle aangeleverde informatie individueel beoordeeld. Van uitzonderlijke omstandigheden is dan ook geen sprake.

 

3. De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

Klager verblijft op dit moment in de gevangenis van de PI Ter Apel. Hij wil graag in een gevangenis in de regio Rotterdam worden geplaatst, omdat hij dan bezoek kan ontvangen van zijn moeder, vriendin en andere familieleden.

Op grond van artikel 20b, eerste lid, van de Regeling worden in een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen (een VRIS-inrichting) gedetineerden geplaatst die geen rechtmatig verblijf hebben in Nederland (in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000) en die zijn gedetineerd op grond van:

-           voorlopige hechtenis (door een bevel van gevangenneming of gevangenhouding);

-           een vrijheidsstraf; of

-           een maatregel tot plaatsing in een Inrichting voor Stelselmatige Daders.

 

Op grond van het derde lid van dit artikel kan hiervan worden afgeweken. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie moet daarvoor echter sprake zijn van uitzonderlijke omstandigheden.

De PI Ter Apel is op dit moment de enige reguliere VRIS-inrichting. Klager voldoet aan de eisen van artikel 20b, eerste lid, van de Regeling en moet dus in beginsel in de PI Ter Apel worden geplaatst.

Als reden voor afwijking wordt in klagers geval aangevoerd dat hij geen dan wel beperkt bezoek kan ontvangen van zijn familie in verband met de reisafstand en de financiële middelen van zijn familie. Klagers familie heeft hem vooralsnog niet kunnen bezoeken.  

De beroepscommissie stelt vast dat de einddatum van klagers detentie op dit moment bepaald is op 13 maart 2026, wat nog relatief ver in de toekomst ligt. Klagers lange strafrestant betekent, gelet op de toelichting bij artikel 20b van de Regeling, een vooralsnog beperkte rol voor de voorbereidingen van de Dienst Terugkeer en Vertrek. 

Daarnaast ontvangt klager in de PI Ter Apel geen dan wel op zeer onregelmatige basis bezoek.  Dat klager toen hij was gedetineerd in de PI Krimpen aan den IJssel slechts eenmaal bezoek heeft ontvangen van zijn familie, was kennelijk (ten dele) ingegeven door de omstandigheden rondom het coronavirus. Dat klager bij zijn veroordeling de voorkeur heeft uitgesproken om in de gevangenis van de locatie Norgerhaven te Veenhuizen te worden geplaatst om aan zichzelf te werken en zichzelf te bewijzen, maakt naar het oordeel van de beroepscommissie niet dat klager om die reden niet (meer) kan worden overgeplaatst naar een PI gelegen in de buurt van zijn familie. Dit geldt temeer nu de situatie ten opzichte van toen in zoverre is veranderd, dat klager inmiddels ongewenst is verklaard en na zijn detentie Nederland zal moeten verlaten. Het belang bij het ontvangen van bezoek van zijn familie is dan ook groot. 

Het aangedragen alternatief, te weten de mogelijkheid tot omgekeerd bezoek, vergt (onredelijk) veel van het justitieel apparaat en de wettelijke mogelijkheid daartoe is hier niet primair voor bedoeld. Daarom valt niet in te zien waarom dit alternatief minder bezwaarlijk is dan klagers overplaatsing naar een gevangenis in de regio van Rotterdam.

De beroepscommissie is niet gebleken van omstandigheden die zich verzetten tegen klagers plaatsing dichterbij zijn familie (anders dan dat hij in beginsel in de PI Ter Apel geplaatst dient te worden).

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, moet de bestreden beslissing als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal verweerder opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

Ten overvloede merkt de beroepscommissie nog op dat de Penitentiaire beginselenwet geen ruimte biedt voor het toekennen van een schadevergoeding, zoals verzocht door klagers raadsman.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

 

 

Deze uitspraak is op 26 juli 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. C. Fetter, voorzitter, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven