Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/38617/SGA, 26 januari 2024, schorsing
Uitspraakdatum:26-01-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    24/38617/SGA (hersteluitspraak)        
            
Betreft    [verzoeker]
Datum    26 januari 2024


Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van

[verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure
Verzoekers raadsvrouw, mr. J-A.J. Brahm, heeft op 18 januari 2024 om schorsing gevraagd van de (verdere) tenuitvoerlegging van het afluisteren van verzoekers telefoongesprekken (op 18, 23 en 24 januari 2024) met een instantie als bedoeld in artikel 39, vierde lid, in samenhang met artikel 37, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). De voorzitter heeft dit verzoek op 23 januari 2024 afgewezen (RSJ 23 januari 2024, 24/38523/SGA).

Op 24 januari 2024 hebben verzoeker en zijn raadsman, mr. W.B.O. van Soest, verzocht om een herstelbeslissing in verband met de vermelding van ‘de Raad voor Rechtsbescherming’ in de uitspraak in plaats van ‘de Raad voor Rechtsbijstand’. Nu sprake is van een misslag aan de kant van de RSJ zal het verzoek om een herstelbeslissing in behandeling worden genomen en zal de voorzitter een nieuwe beslissing nemen.

 

2. De beoordeling
Verzoeker heeft – in aanvulling op het schorsingsverzoek – nogmaals aangevoerd dat de Raad voor Rechtsbijstand een geprivilegieerde instantie betreft als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Pbw. 

Abusievelijk is in uitspraak 24/38523/SGA de Raad voor Rechtsbescherming vermeld in plaats van de Raad voor Rechtsbijstand. Dat is een verschrijving die in deze uitspraak wordt hersteld.
Voor het overige kan uitspraak 24/38523/SGA in stand blijven. De voorzitter heeft namelijk de Raad voor Rechtsbijstand bedoeld en beoordeeld. 

Dat betekent – anders dan verzoeker aanvoert – dat de Raad voor Rechtsbijstand niet kan worden aangemerkt als geprivilegieerde instantie als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Pbw. Gelet daarop en op de aan verzoeker opgelegde toezichtmaatregelen in het kader van zijn GVM-status, kan de beslissing van de directeur om toezicht te houden op verzoekers telefoongesprekken met deze instantie niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De voorzitter zal het verzoek daarom afwijzen.

 

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.


Deze uitspraak is op 26 januari 2024 gedaan door mr. L.C.P. Goossens, voorzitter, bijgestaan door mr. L. van der Linden, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven