Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/30249/GA, 27 maart 2024, beroep
Uitspraakdatum:27-03-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.


Nummer    22/30249/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    27 maart 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de uitsluiting van deelname aan de arbeid voor de duur van drie maanden.

De beklagcommissie bij de locatie Roermond heeft op 27 oktober 2022 het beklag ongegrond verklaard (R-2022-731). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. T.J.N. Hameleers, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de locatie Roermond (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager heeft zich op 14 september 2022 afgemeld van de arbeid, zodat hij met zijn advocaat kon bellen. Hem werd gezegd dat hij dat moest doen, als hij met zijn advocaat wilde bellen. De consequentie dat klager drie maanden zou worden uitgesloten van de arbeid stond weliswaar op het formulier, maar klager is daar niet op gewezen. Klager heeft zich genoodzaakt gezien om het formulier te ondertekenen, vanwege de problematiek die hij met zijn advocaat wilde bespreken. Het ging om familierechtelijke kwesties (er was een verzoek ingediend om klager uit het ouderlijke gezag te zetten en de kinderen bij hem weg te halen). Tegen klager was ook verteld dat de afspraak met zijn advocaat telefonisch en noodzakelijk zou zijn.

Gedetineerden dienen niet lichtvaardig uitgesloten te worden van de arbeid. Klager had direct weer moeten worden toegelaten. De termijn van drie maanden is in elk geval niet redelijk en billijk. Volgens de huisregels zou het vier weken zijn en volgens het bajesboek vijf dagen. De strekking van artikel 47 van de Penitentiaire beginselenwet verzet zich tegen de uitsluiting. Verwezen wordt naar RSJ 1 december 2021, 21/24390/SGA. Klagers gedrag in de inrichting was (voor het overige) goed.

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van de directeur
De directeur persisteert bij het verweerschrift in beklag. Klager is door het plaatsvervangend hoofd arbeid en door een medewerker van de afdeling arbeid geïnformeerd over de consequentie van het aftekenen. Klager heeft eerder het arbeidsreglement getekend waarin dit ook duidelijk vermeld staat. De advocaat heeft verzuimd aan te geven dat er sprake was van urgentie. Klager heeft het betreffende terugbelverzoek niet overgelegd.

 

3. De beoordeling
Wat is er gebeurd?
Klager heeft een terugbelverzoek van zijn (familierecht-)advocaat gehad. Omdat hij haar wilde spreken, wilde hij niet naar de arbeid. Het personeel heeft hem de mogelijkheid geboden om af te tekenen van de arbeid. Op dat formulier, getiteld ‘Stoppen met werken’, stond vermeld:

“Indien u beslist om niet langer aan de arbeid in de PI deel te nemen, kunt u zich pas na een wachttijd van drie maanden opnieuw opgegeven. Gedetineerden die niet werken ontvangen geen loon, worden tijdens de arbeidsuren op cel ingesloten en kunnen niet promoveren naar het plusprogramma.”

Een dergelijke bepaling stond ook in het arbeidsreglement dat klager destijds heeft getekend en in Bijlage 5 bij de huisregels van de locatie Roermond (“Wanneer een gedetineerde vrijwillig stopt met werken wordt een termijn van 3 maanden gehanteerd”).

Klager heeft dit formulier getekend, is niet naar de arbeid gegaan en is hierop voor de duur van drie maanden uitgesloten van de arbeid.

Afwezigheid of stoppen met werken?
In de huisregels van de locatie Roermond staat niet alleen dat een gedetineerde die vrijwillig stopt met werken voor de duur van drie maanden wordt uitgesloten, maar ook (in Bijlage 4, getiteld ‘Arbeidsreglement Penitentiaire bedrijven Roermond’):

    “Aanwezigheid
U bent zelf verantwoordelijk om op tijd te komen op de werkzaal. U mag tussentijds de werkzaal niet verlaten, uitzondering om tussendoor afwezig te zijn (na toestemming van de werkmeester) zijn: transport, uw strafproces, bezoek aan een lid van de commissie van toezicht of beklagcommissie, gesprek met uw advocaat, recherche of reclassering, bezoek aan medische specialisten en inrichtingsarts of door de directie te bepalen.
U informeert de werkmeester zo snel mogelijk over de datum, tijd en reden van uw afwezigheid.”

Deze tekst wijkt af van het door klager ondertekende arbeidsreglement, waarin “gesprek met uw advocaat” niet als reden voor afwezigheid staat opgenomen. De huisregels zijn echter van recentere datum (15 december 2021) dan het door klager ondertekende reglement (1 juli 2021). De beroepscommissie is daarom van oordeel dat moet worden uitgegaan van de tekst die in de huisregels is opgenomen.

Hoewel klager het formulier ‘Stoppen met werken’ heeft ondertekend, staat het tussen partijen niet ter discussie dat klager heeft beoogd om zich voor één keer af te melden voor de arbeid, omdat hij zijn advocaat wilde spreken. Gelet op de huisregels is de beroepscommissie van oordeel dat de werkmeester (namens de directeur) een afweging had moeten maken en klager toestemming had kunnen verlenen voor het (telefonische) gesprek met zijn advocaat. Uit de stukken komt daarentegen het beeld naar voren dat klager direct de keuze is gegeven tussen ‘stoppen met werken’ of geen gesprek met zijn advocaat tijdens de arbeid. Dat is dus niet juist geweest. 

Aangezien de werkmeester een beslissing had moeten nemen op klagers verzoek, waarbij beoordelingsruimte bestaat, kan ook niet worden geoordeeld dat de uitsluiting van de arbeid één-op-één voortvloeit uit de huisregels. Tegen deze achtergrond heeft de beklagcommissie terecht inhoudelijk geoordeeld op het beklag (maar op andere gronden).

Inhoudelijke afweging
Ter zitting van de beklagcommissie heeft de directeur aangevoerd dat klager zijn advocaat op een ander moment op die dag had kunnen bellen, buiten de arbeidsuren om. Klager heeft niet toegelicht waarom dat geen reëel alternatief was. Het terugbelverzoek is ook niet overgelegd (wat wel had gekund, ervan uitgaande dat het een verzoek per e-mail is geweest). Het is dan ook niet aannemelijk geworden dat er zoveel spoed was dat klager niet kon wachten tot ná het arbeidsblok. Gelet op deze omstandigheden kon klager op zich worden tegengeworpen dat hij niet naar de arbeid is gegaan omdat hij zijn advocaat wilde spreken.

Conclusie
De werkmeester had een afgewogen beslissing moeten nemen op klagers verzoek en klager niet zonder meer het formulier ‘stoppen met werken’ moeten laten tekenen. Klager had – op zijn beurt – zijn verzoek om tijdens de arbeid met zijn advocaat contact op te nemen beter kunnen en moeten onderbouwen. Alles afwegend, vindt de beroepscommissie het redelijk dat klager voor enige tijd is uitgesloten van de arbeid, maar niet voor de duur van drie maanden. Daarom zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie gaat in dat kader uit van één maand terechte uitsluiting en twee maanden onterechte uitsluiting. De beroepscommissie zal de tegemoetkoming vaststellen op €50,-, te vermeerderen met het gemiste arbeidsloon in die periode.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €50,-, te vermeerderen met het gemiste arbeidsloon in die periode.


Deze uitspraak is op 27 maart 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. F. Sieders, voorzitter, mr. F.H.J. van Gaal en mr. A. Jongsma, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven