Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/28270/GA, 22 maart 2024, beroep
Uitspraakdatum:22-03-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/28270/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    22 maart 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat (a) de personeelsleden en zijn mentor meerdere keren niet bij de medische dienst hebben gemeld dat klager ziek is en (b) dat personeelsleden tegen hem liegen, waaronder zijn mentor, die voor extra moeilijkheden zorgt in plaats van klager te helpen.

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Ter Apel heeft op 28 juni 2022  beklag a. ongegrond verklaard en klager ten aanzien van beklag b. niet-ontvankelijk verklaard (Ta 2022-268). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. J. Vermaat, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Ter Apel (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De klacht ziet op het feit dat klagers pijnklachten door de bewaarders en zijn mentor niet tijdig worden gemeld bij de medische dienst. Dit is al minimaal vier keer niet gedaan. Klager kampt al gedurende lange tijd met gezondheidsproblemen. Hij heeft voornamelijk last van rug-, nek- en schouderklachten. Indien klager merkt dat de pijnklachten weer beginnen op te spelen brengt hij de bewaarders en in het bijzonder zijn mentor op de hoogte van deze klachten. Met als doel dat zij onverwijld een melding maken bij het medisch personeel. Artikel 42, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) bepaalt dat de directeur tevens zorgdraagt dat een arts of diens vervanger regelmatig beschikbaar is voor het houden van spreekuren en op andere tijden beschikbaar is, indien dit in het belang van de gezondheid van de gedetineerde noodzakelijk is. Te lang moeten wachten op toegang tot medische zorg leidt ertoe dat de directeur niet voldoet aan de omschreven wettelijke zorgplicht van artikel 42 van de Pbw. 

Standpunt van de directeur
Bij ziekmelding van een gedetineerde waarbij geen spoed is vereist, wordt een gedetineerde gevraagd of hij een arts moet zien en krijgt de gedetineerde een sprekersbriefje voor de afdeling zorg overhandigd. De medische dienst beoordeelt vervolgens de ziekmelding en bepaalt de dag van het consult waarbij de uiterlijke beoordeling op de derde ziektedag plaatsvindt. De medische dienst verzamelt dagelijks de binnengekomen ziekmeldingen en plant op prioritering de ziekmeldingen (behoudens spoed) op dag één, twee of drie in voor een consult, wat in klagers geval ook is gebeurd. Dat klager uiterlijk op de derde ziektedag wordt beoordeeld door de medische dienst is redelijk en kan niet leiden tot een schending van de zorgplicht van de directeur. Voor het overige wordt verwezen naar de gronden in het verweerschrift in de beklagprocedure.   

 

3. De beoordeling
a.
Handelen van het personeel kan gelijk worden gesteld met een beslissing van de directeur, zoals bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw, als sprake is van een beklag met voldoende belang voor de gedetineerde. Daarvan is in beginsel slechts sprake wanneer de directeur volgens de gedetineerde jegens hem “structureel en in belangrijke mate tekortschiet in zijn verzorgende taken” (Kamerstukken II 1994/95, 24 263, nr. 3, p. 76). 

Klager klaagt erover dat personeel, in het bijzonder zijn mentor, meerdere keren de medische dienst niet op de hoogte heeft gesteld dat hij ziek is. Dit zou al vier of vijf keer niet zijn gedaan. De door klager gestelde omstandigheden zouden een structurele en belangrijke tekortkoming in de verzorgende taken van de directeur kunnen zijn. Daarom heeft klager voldoende belang bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beklag en is hij terecht ontvangen in zijn beklag. 

De directeur heeft in zijn verweerschrift op het beklag aangegeven dat klager zich de laatste tijd vaak heeft ziekgemeld en dat zijn ziekmeldingen wel zijn doorgegeven aan de medische dienst. Er is veelvuldig aandacht geweest voor klager. Klager dient te wachten tot hij wordt opgeroepen door de medische dienst. Er is volgens de directeur geen sprake van het onthouden van zorg. 

Gelet op het voorgaande en de toelichting in beroep is het onvoldoende aannemelijk geworden dat de directeur structureel en in belangrijke mate is tekortgeschoten in zijn verzorgende taken. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter bevestigen, met wijziging van de gronden. 

b. 
De beroepscommissie is van oordeel dat de beklagrechter klager terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard inzake beklag b (vergelijk RSJ 30 oktober 2023, 23/33483/GA). Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard. 
 


4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter, met wijziging van de gronden.  
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag b. ongegrond en bevestigt de uitspraak van beklagrechter. 


Deze uitspraak is op 22 maart 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. J.B. Oreel, voorzitter, mr. D. van der Sluis en mr. B. van der Werf, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven