Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/36248/TA, 26 januari 2024, beroep
Uitspraakdatum:26-01-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/36248/TA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    26 januari 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

het hoofd van FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen (hierna: de instelling)

 

1. De procedure
[klager] heeft beklag ingesteld tegen het in strijd met de regels niet geven van de gelegenheid om op 28 juli 2023 op een later tijdstip dan na aanzegging van de urinecontrole alsnog urine in te leveren. 

De beklagrechter bij de instelling heeft op 21 september 2023 het beklag gegrond verklaard en bepaald dat de instelling haar administratie moet rectificeren (Me 2023-161). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Het hoofd van de instelling heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft […], jurist bij de instelling, en klager (telefonisch) gehoord op de zitting van 17 januari 2024 in het Justitieel Complex (JC) Zaanstad.
Klagers raadsman mr. J.P.A. van Schaik heeft bericht niet ter zitting aanwezig te zijn en heeft schriftelijk op het beroep gereageerd.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van het hoofd van de instelling
De beklagrechter heeft geoordeeld dat de klacht niet ziet op het opgelegde afdelingsarrest na het weigeren van de urinecontrole. Ook oordeelt de beklagrechter dat klagers beklag niet ziet op het algemene Beleid Urinecontrole, maar op de toepassing van het Beleid Urinecontrole in klagers specifieke geval. De instelling ziet dit anders. Volgens de instelling richt het beklag, indien niet gericht tegen het afdelingsarrest, zich dan wel degelijk op algemeen beleid, namelijk dat het na het aanzeggen van een urinecontrole niet willen ondernemen van een poging te urineren gelijkstaat aan weigeren van de urinecontrole.

Als de beroepscommissie anders oordeelt, geldt het volgende.
Uit de bij het verweer gevoegde dagrapportage blijkt duidelijk dat, anders dan de beklagrechter overweegt, klager op 28 juli 2023 in de gelegenheid is gesteld om een poging te ondernemen. Ook blijkt uit die rapportage dat op dat moment bij klager sprake is van geen poging willen ondernemen en niet van geen poging kunnen ondernemen. Klager moet voor een urinecontrole naar de medische dienst, maar wilde dat niet. Niet is aan de orde geweest dat klager eerder vanwege COPD extra ruimte is gegeven. Klager was wakker, heeft niet meegewerkt en heeft de discussie opgezocht. Klager is toen ook duidelijk gewezen op de gevolgen daarvan. In het Beleid Urinecontrole staat ook duidelijk dat als een patiënt weigert om urine in te leveren dit gelijk staat aan een positieve uitslag. 
Binnen de instelling gebeurt het aanzeggen als hoofdregel ’s ochtends. Er is daarbij in beginsel geen speelruimte voor de patiënten om zelf te bepalen wanneer zij hun eerste poging gaan ondernemen. Dit is (logischerwijs) aan de instelling. In het Beleid Urinecontrole staat daarover dat hiertoe tussen 08.00 en 09.00 ’s ochtends de mogelijkheid bestaat, waarbij iedere unit daarbinnen een tijdslot heeft. Een ander(e) uitgangspunt/opvatting, dan dat de instelling hierin leidend/bepalend is, zou ook (ongewenst) voor patiënten de mogelijkheid openen om, na aanzegging van een urinecontrole, acties/handelingen uit te zetten/te ondernemen om de uitkomst van de urinecontrole te beïnvloeden. Dit staat haaks op het uitgangspunt dat de instelling effectief gebruik moet kunnen maken van haar bevoegdheid urine van patiënten te controleren op de aanwezigheid van gedragsbeïnvloedende middelen.
De overweging van de beklagrechter dat uit het Beleid Urinecontrole blijkt dat een urinecontrole ook in de avond voorafgaand aan de controle kan worden aangezegd en het daarom voor de uitvoering van de controle niet noodzakelijk is dat een eerste poging direct na de aanzegging hoeft te geschieden, is niet juist. Deze mogelijkheid/bepaling ziet namelijk op situaties waarbij patiënten in de ochtend niet gezien worden door het unitpersoneel. Hierbij moet gedacht worden aan patiënten die op de Uitstroom zitten met een open-deuren-beleid en buiten de instelling werkzaam zijn en moeten vertrekken naar hun werk voordat de dienst van het unitpersoneel begint. In klagers geval is hiervan geen sprake en gaat dit niet op. 
De beslissing van de beklagrechter dient daarom vernietigd te worden en klager dient alsnog niet-ontvankelijk verklaard te worden in zijn beklag, dan wel dient het beklag alsnog ongegrond verklaard te worden.

Standpunt van klager
Klager heeft met de maandcommissaris gesproken, die hem zei dat het vanwege het beleid van de instelling niet zinvol was om een klacht in te dienen. Klager wilde ook eigenlijk niet in beklag gaan, maar een afspraak om later aan urinecontroles deel te nemen, zoals eerder was gebeurd. Op advies van een personeelslid heeft klager toch beklag ingediend en hij heeft gewonnen. Klager heeft nog nooit een urinecontrole geweigerd, ook niet op 28 juli 2023. Klager kan dit met zijn hand op zijn hart zeggen. Hij wilde alleen later aan de urinecontrole deelnemen. De dagrapportage van 28 juli 2023 klopt niet. Klager heeft tegen het personeelslid dat hem op 28 juli 2023 kwam wekken gezegd later urinecontrole te doen, omdat hij een zeer slechte nacht achter de rug had en even wilde bijkomen om vervolgens een urinecontrole te doen. Hij kreeg altijd extra tijd vanwege zijn COPD, alleen deze keer ontstond er een discussie en zei het desbetreffende personeelslid dat klager weigerde aan de urinecontrole deel te nemen als hij niet om 8.05 uur zou gaan. Klager heeft het personeelslid gezegd dat hij kon gaan en dat hij (klager) later zou gaan. Eenmaal op de afdeling zag klager dat het personeelslid een papier in zijn hand had. Ervan uitgaande dat dit voor de urinecontrole was heeft klager hem gezegd dat hij lang kon wachten als hij op klager wachtte. Klager dacht in zijn recht te staan, omdat eerder was voorgekomen dat hij vanwege een slechte nachtrust als gevolg van zijn COPD zijn urinecontrole later kon doen. 
Klager heeft dus consequent verklaard niet onmiddellijk een urinecontrole te kunnen ondergaan. Inmiddels is in overleg met de medische dienst besloten dat klager voortaan niet direct na het uitsluiten maar tussen 8.45 en 9.00 uur naar de medische dienst kan gaan voor een urinecontrole.
Nergens staat in de regels dat direct een poging moet worden ondernomen na het aanzeggen van een urinecontrole. Er wordt ten onrechte gehamerd op weigering. Het gaat er juist om dat gefraudeerd kan worden als je doet alsof je niet kunt plassen en vervolgens de tijd krijgt om te frauderen. In klagers geval kon nog geen sprake zijn van een zichtbare inspanning om te urineren, omdat klager nog niet in de daartoe bestemde ruimte aanwezig was.

 

3. De beoordeling
Ontvankelijkheid
Een verpleegde kan volgens vaste jurisprudentie worden ontvangen in een klacht over vermeende tekortkomingen in de urinecontrole c.q. procedure (zie bijvoorbeeld RSJ 20 september 2013, 13/1480/TA en RSJ 10 mei 2011, 10/3807/TA en RSJ 1 maart 2005, 04/2248/TA). Klager is daarom terecht ontvangen in zijn beklag dat ziet op een volgens hem onjuiste uitvoering van de regels betreffende de urinecontrole op 28 juli 2023.

Inhoudelijk
Volgens artikel 3, eerste lid, van de (ministeriële) Regeling urineonderzoek verpleegden gebeurt de afname van urine bij voorkeur ‘s ochtends vroeg. 
Volgens het vierde lid van deze Regeling wordt een verpleegde die niet direct tot afgifte van urine in staat is gedurende een periode van vier uur alsnog daartoe in de gelegenheid gesteld. Gedurende deze periode verblijft de verpleegde bij voorkeur in een ruimte waarin geen mogelijkheden aanwezig zijn om de resultaten van de analyse te beïnvloeden. 
In artikel 8 van deze Regeling is bepaald dat in de huisregels van de instelling wordt vermeld wat de gevolgen kunnen zijn van niet meewerken aan dan wel een positieve uitslag van de urinecontrole.

In artikel 5.3.1. van de Huisregels van de instelling staat onder meer het volgende. 
Een urinecontrole wordt aangezegd. Als een patiënt weigert urine in te leveren, te laat levert of de urine te weinig geconcentreerd is, wordt hij als zijnde positief aangemerkt. Mocht de patiënt bij de eerste poging urine te produceren daartoe niet in staat zijn, dan heeft hij gedurende 4 uur de tijd om dit alsnog te doen. Gedurende deze periode bestaat de optie om patiënt in een ruimte te laten verblijven waar geen mogelijkheden aanwezig zijn om het onderzoek te beïnvloeden.
Als regel geldt dat in geval van reguliere controles het onderzoek 's morgens plaatsvindt op werkdagen tussen 08.00 – 09.00 uur. In principe zal het onderzoek bij uitsluiting worden aangezegd.

In het bij de Huisregels behorende Beleid urinecontrole staat onder meer het volgende. 
De urine moet ingeleverd worden op de datum die op het aanvraagformulier staat. De patiënt kan op de datum van inleveren 3 keer pogen urine in te leveren in een tijdsbestek van maximaal 4 uren. Onder een poging wordt verstaan dat de patiënt een zichtbare inspanning doet om te urineren. Tussentijds kan de patiënt worden ingesloten in een ruimte waarbij geen beïnvloeding mogelijk is, zoals de separeer.
Op werkdagen tussen 8.00 en 9.00 uur kunnen patiënten onder begeleiding van het unitpersoneel urine inleveren voor controle op drugs. Voor patiënten die op dat moment buiten de kliniek aan het werk zijn is er de mogelijkheid om urine in te leveren op werkdagen tussen 17.00 en 18.00 uur en in het weekend tussen 11.00 en 12.00 uur. 
Het aanzeggen van de urinecontrole aan de patiënt doet de sociotherapie op de unit ‘s morgens bij het uitsluiten. Hiervan kan worden afgeweken wanneer de patiënt ‘s morgens vroeg niet door de sociotherapie wordt gezien. Dan kan het de patiënt de avond voorafgaand aan de urinecontrole worden aangezegd.
Als de patiënt weigert urine in te leveren of als het niet lukt om na drie pogingen urine in te leveren wordt de patiënt als zijnde positief aangemerkt. 

Gelet op bovenstaande regelgeving stelt de beroepscommissie vast dat na aanzegging van een urinecontrole de patiënt onder begeleiding naar de medische dienst moet gaan om urine in te leveren en, als dat niet direct lukt, hij gedurende vier uur de gelegenheid krijgt alsnog urine in te leveren, bij voorkeur in een ruimte waar geen mogelijkheden aanwezig zijn om het onderzoek te beïnvloeden. 

Gelet op de stukken en het behandelde ter zitting is voldoende aannemelijk geworden dat klager op 28 juli 2023 in de gelegenheid is gesteld urine in te leveren, maar na aanzegging van de urinecontrole heeft geweigerd mee te gaan naar de medische dienst om urine in te leveren. In de dagrapportage van 28 juli 2023, 9.22 uur staat daarover opgenomen dat klager bij het aanzeggen van de urinecontrole zegt dat ST lang kan wachten als men op hem wacht en dat hij pas na het eten een urinecontrole wil doen. In de dagrapportage van 28 juli 2023, 13.24 uur staat dat klager heeft verklaard dat nergens staat wanneer de eerste poging gedaan moet worden en dat klager zelf wil bepalen wanneer hij de urinecontrole doet. Klagers eerst in beroep naar voren gebrachte andere lezing waaruit zou volgen dat de dagrapportage van 28 juli 2023 niet juist is, overtuigt in dit verband niet. 
De geweigerde urinecontrole is - in lijn met bovenvermelde regelgeving - terecht aangemerkt als zijnde positief. Als klager wel een eerste poging bij de medische dienst had ondernomen maar dit hem niet was gelukt, dan had hij binnen vier uur de tijd gehad alsnog urine te leveren. Het hoofd van de instelling heeft voldoende duidelijk uitgelegd dat het niet werkbaar is als patiënten zelf willen bepalen wanneer zij een eerste poging willen doen. Onvoldoende aannemelijk is geworden dat klager, naar hij heeft gesteld, vóór 28 juli 2023 vanwege zijn COPD altijd later dan na aanzegging van urinecontroles urine heeft mogen inleveren. Dat inmiddels met klager in afwijking van de regelgeving andere afspraken zijn gemaakt, doet daar niet aan af.  

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.


Deze uitspraak is op 26 januari 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, mr. L.C.P. Goossens en drs. W.M. van der Vlist, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven