Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/34783/GM, 23 januari 2024, beroep
Uitspraakdatum:23-01-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/34783/GM
    
            
Betreft    [Klager]
Datum    23 januari 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingspsycholoog van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de inrichtingspsycholoog). Klager beklaagt zich erover dat hij niet tijdig door een psycholoog is behandeld voor zijn nachtmerries en dat er onvoldoende is gekeken naar een medicamenteuze behandeling.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager gehoord op de (digitale) zitting van 3 november 2023. De inrichtingspsycholoog is niet op de zitting verschenen. 
[…], Arts In Opleiding tot Specialist, was als toehoorder aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De klacht ziet op het handelen van de inrichtingspsycholoog. Klager is op 23 januari 2023 met geweld door het intern bijstandsteam in een afzonderingscel geplaatst. Sindsdien heeft hij nachtmerries. Klager wilde kort na het incident behandeld worden door een psycholoog en heeft een verzoekbriefje ingeleverd. Klager verbleef toen in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum. Op dit verzoek is niet tijdig gereageerd. In maart 2023 is zijn verzoek opgepakt en pas op 24 april 2023 had hij een kennismakingsgesprek met een psycholoog (in opleiding). Tijdens dit gesprek kon klager nog niet beginnen met EMDR-therapie. 

De uiteindelijke start van de behandeling heeft te lang op zich laten wachten. Ook had gekeken moeten worden naar alternatieven voor EMDR. Zo had medicatie uitkomst kunnen bieden voor zijn klachten. 

Standpunt van de inrichtingspsycholoog
Klager heeft het probleem met zijn nachtmerries besproken met de regiebehandelaar. Klager wilde graag hulp. De regiebehandelaar heeft op 2 maart 2023 de optie tot traumabehandeling met behulp van EMDR met hem besproken. Klager stond hiervoor open, maar vroeg wel wat er gebeurt met de informatie die hij daar deelt en of deze informatie bij de rechtbank terecht kan komen. Klager is op de wachtlijst gezet, waarbij zijn hiervoor gemaakte opmerking is meegenomen. Op 13 maart 2023 heeft de regiebehandelaar klager gesproken. Naast zijn nachtmerries, kwamen ook andere onderwerpen aan bod. Klager heeft op 24 april 2023 een kennismakingsgesprek gehad met de psycholoog en is op 1 mei 2023 gestart met de traumabehandeling.

Klager is tijdens het gesprek met de regiebehandelaar niet over eventuele medicatie begonnen. Als dit wel aan de orde was geweest, had klager doorgestuurd kunnen worden naar een verpleegkundig specialist of psychiater. Ook waren er geen signalen dat klager oververmoeid was of dat hij vanwege slechte nachtrust beperkt was in zijn functioneren. Het voorschrijven van mediatie is volgens de PTSS-richtlijn overigens niet de behandeling van eerste keus.  

 

3. De beoordeling
Heeft klager tijdig beklag ingediend?
Op grond van artikel 71c, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) dient een klacht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingstandarts te worden ingediend uiterlijk op de veertiende dag na die waarop het medisch handelen waartegen de klacht zich richt, heeft plaatsgevonden. Klagers klacht is ingediend op 30 maart 2023 en ziet volgens klager op medisch handelen op 24 januari 2023. 

In de klacht schrijft klager dat hij sinds 24 januari 2023 last heeft van nachtmerries en dat hij zich voor deze klachten heeft gewend tot de psycholoog. De psycholoog zou ‘tot op heden’ niets met klagers klachten hebben gedaan. De beroepscommissie begrijpt de klacht van klager zo dat hij vanaf 24 januari 2023 last heeft van nachtmerries en dat er (in ieder geval) tot en met 30 maart 2023 niets voor hem wordt gedaan. Klager bedoelde daarmee te klagen over de periode van 24 januari 2023 tot en met (in ieder geval) 30 maart 2023. In dat geval heeft klager tijdig beklag ingediend en zal de beroepscommissie de klacht inhoudelijk behandelen.

Waar ziet de klacht op?
In zijn klacht schrijft klager dat hij klaagt over de inrichtingspsycholoog. Op grond van het beroepschrift en het door klager ter zitting ingenomen standpunt ziet de klacht – en daarmee ook de reikwijdte van het beroep – op twee onderdelen van het handelen van de inrichtingspsycholoog: het niet tijdig in gang zetten van psychologische hulp voor klagers nachtmerries en het niet overwegen van alternatieve behandelmogelijkheden, zoals het voorschrijven van medicatie. 

Het niet tijdig in gang zetten van psychologische hulp
Uit de stukken waaronder het medisch dossier en de reactie namens de inrichtingsarts op het beroepschrift, komt het volgende naar voren. Op 27 februari 2023 heeft klager een gesprek gehad met de regiebehandelaar over zijn problemen. Tijdens dit gesprek moest klager naar de arbeid en is afgesproken dat er later die week nog contact met hem zou worden opgenomen. Op 2 maart 2023 was deze afspraak en is de mogelijkheid van EMDR besproken. Klager stond open voor deze behandelmethode. Daarbij is klager ook geïnformeerd over het bestaan van een wachtlijst. Op 6 maart 2023 is hij aangemeld voor EMDR therapie. Die aanmelding is vervolgens besproken op 8 maart 2023 door het aanmeldteam, dat onder meer heeft afgesproken dat klager zo spoedig mogelijk zou worden gezien voor een intake. Dit is ook aan klager teruggekoppeld op 13 maart 2023. Op 24 april 2023 heeft er een kennismakingsgesprek plaatsgevonden met de therapeut en op 1 mei 2023 is met de EMDR therapie gestart. 

Hoewel de situatie voor klager vervelend is en het begrijpelijk is dat hij snel(ler) behandeld had willen worden voor zijn nachtmerries, is de beroepscommissie van oordeel dat de inrichtingsarts/-psycholoog adequaat heeft gehandeld. Klager is kort na de bespreking doorverwezen en klager is geïnformeerd over de vervolgstappen en over de omstandigheid dat er sprake is van een wachtlijst. Het heeft niet onnodig lang geduurd voordat de traumabehandeling is gestart. 


Het overwegen van alternatieve mogelijkheden
Uit het (medisch) dossier volgt niet dat klager heeft verzocht om een medicamenteuze behandeling van zijn klachten, zoals klager ter zitting van de beroepscommissie heeft aangevoerd. Daargelaten of klager zo’n verzoek nu wel of niet heeft gedaan, de beroepscommissie onderschrijft het standpunt dat in dit geval het voorschrijven van medicatie niet de behandeling van eerste keus is. Voor traumabehandeling zijn psychologische en psychotherapeutische hulp over het algemeen effectiever en er waren geen signalen dat klager oververmoeid was of vanwege slechte nachtrust beperkt was in zijn functioneren. 

Conclusie
Gelet op het voorgaande kan het handelen van de inrichtingspsycholoog niet worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Pbw. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.


Deze uitspraak is op 23 januari 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr.drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. P.J.M. van Puffelen en drs. M.I. van den Baar-Vroon, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven