Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/33286/GA, 22 december 2023, beroep
Uitspraakdatum:22-12-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/33286/GA

               

Betreft [klager]

Datum 22 december 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft, voor zover in beroep aan de orde, beklag ingesteld tegen de beslissing van 23 november 2022 tot voortzetting van de toezichtmaatregelen ten aanzien van zijn telefonische contacten voor de duur van maximaal zes maanden.

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught heeft op 5 april 2023 het beklag ongegrond verklaard (VU 2022/1573). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. T.S. van der Horst, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klagers raadsman en, namens de directeur van de PI Vught, de landsadvocaat en een afdelingshoofd van de PI Vught gehoord op de digitale zitting van 3 november 2023.

Klager had eveneens digitaal aan de zitting kunnen deelnemen. Klagers raadsman heeft aangegeven dat hij daarvan geen gebruik wilde maken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Primair geldt dat de noodzaak voor het voortzetten van de toezichtmaatregelen ontbreekt. Klager verzoekt de beroepscommissie de audiobestanden te mogen beluisteren die worden genoemd in het rapport van het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP) van 3 mei 2022. Klager heeft zijn visie op dit rapport al eerder op papier gezet, waarin hij onder meer aangeeft dat hij geen versluierde taal heeft gebruikt. Dat slechts sprake zou zijn van een ‘‘enkele, verder niet van inhoudelijke argumenten voorziene, betwisting van de juistheid van het rapport’’, zoals de beroepscommissie overweegt in RSJ 8 mei 2023, 22/28879/GA en 22/28904/GA, kan klager bezwaarlijk worden verweten. Alleen wanneer hij de audiobestanden beluistert, kan hij de uitwerking daarvan in het GRIP-rapport concreet weerleggen. Alleen dan is sprake van een eerlijke behandeling van het beklag en het beroep en wordt voldaan aan de beginselen van (effectieve) hoor en wederhoor en van equality of arms.

De kritische houding van de Afdeling advisering van de RSJ over de verharding van het detentiestelsel, alsook de bezwaren tegen en risico’s die kleven aan het opleggen van verstrekkende (toezicht)maatregelen zijn niet terug te zien in uitspraken van de beroepscommissie inzake de toezichtmaatregelen die aan klager worden opgelegd. Dat de directeur volgens de beroepscommissie in beginsel mag uitgaan van de juistheid van de GRIP-informatie en niet is gehouden zelfstandig onderzoek te doen naar de juistheid van die informatie is – ten aanzien van klager – niet passend en naïef. Gelet op de enorme belangen die (met name) de politie en het Openbaar Ministerie hebben in verband met de persoon van klager is het een illusie te veronderstellen dat het GRIP (een politieonderdeel) te allen tijde waarheidsgetrouw en objectief over klager rapporteert en adviseert. Voorts kan ook het GRIP-rapport van 18 november 2022 de bestreden beslissing niet rechtvaardigen. Hieruit volgt niet van herhaaldelijk regel overtredend gedrag of andere concrete aanwijzingen dat (nog steeds) sprake is van onregelmatigheden of misbruik van contactmomenten.

Een redelijke belangenafweging dient, subsidiair, te leiden tot de conclusie dat de opgelegde toezichtmaatregelen niet moeten worden gehandhaafd. Naarmate toezichtmaatregelen langer duren, gaan de belangen van de gedetineerde zwaarder wegen (RSJ 10 november 2017, 17/1442/GA). Voor klager geldt dat de betreffende toezichtmaatregelen in strijd zijn met het recht op family life, zoals bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De maatregelen zijn, in de belangrijkste plaats, in de praktijk niet haalbaar en uitvoerbaar. Als gevolg hiervan heeft klager vanaf 23 mei 2022 geen telefoongesprekken gevoerd met personen buiten de inrichting. Voor klagers beoogde contactpersonen is de dichtstbijzijnde ‘GVM hoog-inrichting’ in Alphen aan den Rijn. Zij zijn vanwege werk en school niet in de gelegenheid om met klager te bellen. Van onwil is geen sprake.

Voorts heeft klager van 23 mei 2022 tot 23 november 2022 evenmin persoonlijk bezoek ontvangen. Het verzenden en ontvangen van reguliere post kan, anders dan de directeur stelt, niet worden beschouwd als een redelijk alternatief. eMates is niet meer beschikbaar en reguliere poststukken bereiken klager niet of niet tijdig (zo duurt het 4-6 weken voordat hij één brief ontvangt). Van een effectieve manier van communiceren is daardoor geen sprake. De toezichtmaatregelen ten aanzien van zijn telefonische contacten hebben voor klager dus disproportionele gevolgen. De directeur heeft minder vergaande manieren voorhanden om op klager toezicht uit te oefenen.

Klager verzoekt hem een tegemoetkoming toe te kennen.

 

Standpunt van de directeur

Het verzoek om de audio-opnames aan het dossier toe te voegen, dient te worden afgewezen. In het geval de beroepscommissie daar anders over denkt, kunnen de audio-opnames op een besloten zitting worden uitgeluisterd en zo nodig worden vertaald door een door de beroepscommissie aangewezen tolk.

De noodzaak om aan klager toezichtmaatregelen op te leggen is zonder meer duidelijk. Het gaat om een opeenstapeling van verontrustende informatie. Klager noemt een aantal adviezen van de Afdeling advisering van de RSJ, maar vertaalt de inhoud van deze adviezen niet naar zijn situatie. De directeur mag volgens de beroepscommissie uitgaan van de GRIP-rapportages en hoeft geen zelfstandig onderzoek te doen naar de juistheid van die informatie. Dat is alleen anders als sprake is van contra-indicaties of een goed gefundeerde betwisting. Hiervan is niet gebleken, omdat klager pas geruime tijd nadat het GRIP-rapport is uitgebracht slechts een eigen interpretatie van de telefoongesprekken geeft. Deze interpretatie heeft al meerdere keren centraal gestaan in beklagprocedures. Dat bepaalde gesprekken vatbaar zijn voor verschillende interpretaties laat juist zien dat die communicatie problematisch is.

In het GRIP-rapport van 3 mei 2022 wordt een patroon geschetst dat past bij het gedrag dat klager eerder heeft laten zien. Hij lijkt gericht te zijn op voortgezet crimineel handelen en het organiseren van een (gewelddadige) ontsnapping uit de inrichting. Daarvoor misbruikt hij vermoedelijk niet alleen reguliere contactmomenten – wat wordt bevestigd door het GRIP-rapport van 18 november 2022 – maar ook geprivilegieerd advocatencontact (één advocaat wordt verdacht van en een andere advocaat is veroordeeld voor deelname aan een criminele organisatie). De stelling van klager dat het GRIP niet waarheidsgetrouw zou rapporteren, mist feitelijke grondslag.

Klager mag tien minuten per week bellen. Dat hij en/of zijn contactpersonen van de hiertoe geboden mogelijkheden (tijdelijk) geen gebruik maken, is een eigen keuze. Er zijn in Nederland tien inrichtingen aangewezen als ‘GVM hoog’, waar de contactpersonen van klager ook in het weekend met hem kunnen telefoneren. School of werk hoeft hieraan dus niet in de weg te staan. Het is onaannemelijk dat zijn contactpersonen geen enkele mogelijkheid kunnen vinden om met hem te bellen. De situatie duidt op onwil. Van strijd met artikel 8 van het EVRM is in dit verband geen sprake. Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens heeft het Italiaanse ‘art. 41 bis-regime’ niet in strijd geacht met het recht op family life, terwijl het regime in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) in vergelijking met het ‘art. 41 bis-regime’ ruimere mogelijkheden biedt ten aanzien van het contact met de buitenwereld.

De directeur betwist verder dat correspondentie per post geen effectieve manier van communiceren zou zijn. Het is niet zo dat poststukken van/aan klager zijn kwijtgeraakt of dat onredelijk lang wordt gedaan over het uitreiken/versturen daarvan. Doorgaans worden poststukken direct na controle door het GRIP verstuurd of uitgereikt.

 

3. De beoordeling

Klager heeft ter zitting bevestigd dat zijn beroep uitsluitend ziet op de maatregelen die op 23 november 2022 zijn voortgezet ten aanzien van zijn telefonische contacten met personen in Nederland. Deze maatregelen betreffen:

1.  48 uur voorafgaand aan een telefoongesprek dient klager door te geven in welke taal hij het gesprek zal voeren. Tijdens het gesprek mag hij alleen in die taal communiceren;

2.  het is klager toegestaan om één keer per week een telefoongesprek te voeren van maximaal tien minuten in een andere taal dan de Nederlandse of Engelse taal. 48 uur voorafgaand aan een telefoongesprek dient klager door te geven in welke taal hij het gesprek zal voeren. Tijdens het gesprek zal een tolk meeluisteren;

3.  een telefoongesprek buiten de inrichting in Nederland kan alleen plaatsvinden als de contactpersoon zich op een daartoe aangewezen locatie bevindt. Deze maatregel geldt voor de duur van twaalf maanden.

De maatregelen hebben uiteindelijk tot 9 februari 2023 geduurd. Vanaf die datum is de plaatsing van klager in de EBI gebaseerd op de zogeheten a-grond en b-grond en op de c-grond en d-grond (zie RSJ 19 juni 2023, 23/32152/GB).

 

Verzoek beluisteren audiobestanden

Klager heeft verzocht hem gelegenheid te geven om de audiobestanden, die ten grondslag liggen aan het GRIP-rapport van 3 mei 2022, te beluisteren en te laten vertalen. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie heeft als uitgangspunt te gelden dat de directeur mag uitgaan van de juistheid van de informatie die in het GRIP-rapport is vermeld. De directeur is in beginsel niet gehouden zelfstandig onderzoek te doen naar de juistheid van die informatie (RSJ 25 april 2016, 15/4345/GA).

Evenals in RSJ 8 mei 2023, 22/28879/GA en 22/28904/GA, in welke zaken klager hetzelfde verzoek deed, ziet de beroepscommissie onvoldoende aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken. De enkele (met voorbeelden uitgeruste) stelling van klager dat het GRIP zich in het betreffende rapport baseert op onvolledige of onjuiste informatie en dat het GRIP de hierin weergegeven telefoongesprekken verkeerd interpreteert, biedt onvoldoende grondslag om de betrouwbaarheid van de inhoud van het GRIP-rapport ter discussie te stellen. Voor het overige zijn evenmin omstandigheden gebleken die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van de informatie die in het GRIP-rapport wordt genoemd. Ook gelet op het feit dát klager zich verweert/kan verweren tegen de inhoud van dit rapport, is er geen aanleiding om te stellen dat van een eerlijke behandeling van dit beroep en het onderliggende beklag geen sprake kan zijn als klager de audiobestanden niet zelf kan beluisteren. De beroepscommissie wijst het verzoek van klager dan ook af.

 

Relevante wetgeving

In artikel 39, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) is bepaald dat de gedetineerde, behoudens de overeenkomstig het tweede tot en met het vierde lid te stellen beperkingen, het recht heeft ten minste eenmaal per week op in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen en met behulp van een daartoe aangewezen toestel gedurende tien minuten een of meer telefoongesprekken te voeren met personen buiten de inrichting. In verband met het uitoefenen van toezicht als bedoeld in het tweede lid, kunnen telefoongesprekken worden opgenomen.

Op grond van het tweede lid kan de directeur bepalen dat op de door of met de gedetineerde gevoerde telefoongesprekken toezicht wordt uitgeoefend, indien dit noodzakelijk is om de identiteit van de persoon met wie de gedetineerde een gesprek voert vast te stellen dan wel met het oog op een belang als bedoeld in artikel 36, vierde lid, van de Pbw. Dit toezicht kan omvatten het beluisteren van een telefoongesprek of het uitluisteren van een opgenomen telefoongesprek. Aan de betrokkene wordt mededeling gedaan van de aard en de reden van het toezicht.

 

Op grond van artikel 36, vierde lid, van de Pbw kan de directeur kan het genoemde toezicht uitoefenen, indien dit noodzakelijk is met het oog op een van de volgende belangen:

a.  de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting;

b.  de bescherming van de openbare orde of nationale veiligheid;

c.  de voorkoming of opsporing van strafbare feiten;

d.  de bescherming van slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij misdrijven.

 

Inhoudelijke overwegingen

Naast het GRIP-rapport van 3 mei 2022, heeft de directeur de GRIP-rapporten van 16 september 2022 en van 18 november 2022 ten grondslag gelegd aan de onderhavige beslissing. Naar het oordeel van de beroepscommissie is de noodzaak voor het laten voortduren van de toezichtsmaatregelen ten aanzien van klagers telefoongesprekken voldoende aannemelijk geworden. De beroepscommissie overweegt hiertoe als volgt.

In de genoemde GRIP-rapporten komt, kort samengevat en voor zover hier relevant, naar voren dat klager zich bezighoudt met voortgezet crimineel handelen in detentie en gewelddadige ontsnappingsplannen via de middelen die contact met de buitenwereld mogelijk maken (post, telefoon, regulier bezoek). Hiervoor gebruikt klager codetaal of anderszins versluierd taalgebruik om boodschappen over te brengen aan personen buiten de inrichting, waaronder familieleden. Specifiek ten aanzien van de door klager gevoerde telefoongesprekken geldt dat vaak plotseling in een andere taal (dan het Nederlands of het Engels) wordt gesproken, waardoor niet duidelijk is wat er wordt gezegd, dat er aanwijzingen bestaan dat soms andere (niet-gescreende) personen aan het telefoongesprek deelnemen en/of meeluisteren en dat het telefoongesprek kan worden opgenomen en doorgezonden naar anderen. Daarnaast blijkt uit verschillende strafrechtelijke onderzoeken dat familieleden van klager criminele handelingen hebben verricht voor de criminele organisatie, waarbij klager ervan wordt verdacht leiding te geven aan deze organisatie en opdrachten te hebben gegeven tot het vermoorden van anderen.

Verder volgt uit bezoekverslagen en correspondentie van klager dat hij denigrerende en intimiderende uitlatingen doet over personeelsleden. Uit de rapportage die maandelijks wordt opgemaakt in de EBI blijkt ook dat hij notities maakt over personeelsleden. Klagers gerichtheid op personeelsleden, de versluierde communicatie en sterke en concrete aanwijzingen voor voortgezet crimineel handelen vinden bevestiging in het destijds lopende strafrechtelijke onderzoek tegen klagers neef in zijn hoedanigheid van advocaat van klager en hun contact gedurende het geprivilegieerde bezoek.

Tegen de achtergrond van de hierboven genoemde risico’s die van klager uitgaan, de aard en ernst van de strafbare feiten waarvan hij wordt verdacht en, in dat verband, zijn plaatsing in de EBI (destijds op de zogeheten a-grond, b-grond en c-grond), is het van groot belang dat klager geen telefonisch contact kan leggen met niet-gescreende personen, dat hij geen heimelijke boodschappen kan overbrengen via telefoongesprekken en dat het hiertoe uitgeoefende toezicht doelmatig is. Het uitoefenen van toezicht op de telefoongesprekken die klager voert, is niet mogelijk als hij in een andere taal dan het Nederlands of het Engels spreekt, zonder dat er een tolk meeluistert. Het toezicht is evenmin effectief als de identiteit van de (daadwerkelijke) gespreksdeelnemers niet kan worden geverifieerd en als de inhoud van het telefoongesprek via een gescreend contactpersoon alsnog kan worden doorgespeeld naar anderen. De directeur heeft de toezichtmaatregelen ten aanzien van de telefonische contacten van klager (in Nederland) daarom in redelijkheid als noodzakelijk kunnen achten, met het oog op de belangen die worden genoemd in artikel 36, vierde lid, van de Pbw.

Klager stelt dat voor hem de gevolgen van de betreffende toezichtmaatregelen onevenredig zijn. De beroepscommissie overweegt hierbij dat de toezichtmaatregelen geen beperking opleveren van het in artikel 39, eerste lid, van de Pbw vervatte recht om ten minste tien minuten per week te bellen. Het is klager daarnaast toegestaan om ook in een andere taal, zoals de Marokkaanse taal, telefoongesprekken te voeren. De beroepscommissie volgt klager niet in zijn stelling dat hij bepaalde familieleden al lange tijd niet kan spreken omdat de derde toezichtmaatregel (de contactpersoon dient zich op een aangewezen locatie te bevinden) volgens klager onhaalbaar en onuitvoerbaar is. Het klopt dat met het voeren van een telefoongesprek met klager nu reistijd is gemoeid. Dat er voor zijn contactpersonen vanwege school- of werkgerelateerde verplichtingen feitelijk geen gelegenheid is om hem telefonisch te spreken acht de beroepscommissie echter niet aannemelijk, reeds vanwege de onweersproken stelling van de directeur dat dit in de betreffende inrichting(en) ook in het weekend mogelijk is. Van strijd met artikel 8 van het EVRM is niet gebleken.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen, voor zover in beroep aan de orde, met wijziging van de gronden.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover in beroep aan de orde, met wijziging van de gronden.

 

 

Deze uitspraak is op 22 december 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. R. Raat, voorzitter, drs. G.F.M. Bakx en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door de secretaris.

 

 

voorzitter        

Naar boven