Geachte,
Bij e-mail van 10 november, aangevuld bij e-mail van 5 december 2023 verzoekt u mij om een derde verlenging van de vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) ten behoeve van de bouw- en aanlegfase van de verdieping en verbreding van het Julianakanaal.
Eerdere besluitvorming
Bij besluit van 30 juni 2014 (kenmerk: DGNR-RRE / 14102558), is aan Rijkswaterstaat vergunning verleend op grond van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998. Deze vergunning betrof het verdiepen en verbreden van het Julianakanaal op een aantal locaties tussen Limmel en Born om het kanaal geschikt te maken voor schepen van CEMT-scheepvaartklasse Vb. Dat gebeurt onder andere door de aanleg van passeervakken, het verbreden van het Julianakanaal door het plaatsen van damwanden, het verdiepen van het Julianakanaal en het verhogen van het waterpeil.
Er geldt een vergunningplicht op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, thans Wet Natuurbescherming en binnenkort onder de Omgevingswet, omdat negatieve effecten op instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebieden moeten worden uitgesloten. Het gaat dan onder meer om de Natura 2000-gebieden Bunder- en Elslooërbos en Grensmaas.
De oorspronkelijk vergunning is onder meer verleend onder de voorwaarde dat de realisatiefase uiterlijk 15 december 2018 moet zijn beëindigd (voorschrift 23).
Bij besluit van 14 december 2018 is voor een deel van het traject een eerste verlenging van de realisatiefase toegestaan tot 15 december 2020 (kenmerk: DGNVLG / 18315592). Het gaat om het deel Berg-Obbicht en Haven Stein.
Bij besluit van 15 december 2020 is een tweede verlenging van de realisatiefase toegestaan tot 31 december 2023 (kenmerkDGNVLG / 20313764).
Bij die tweede verlenging is als voorwaarde gesteld om middels een Aerius-berekening aannemelijk te maken dat de gewijzigde wijze van uitvoering van deze twee onderdelen van de verruiming Julianakanaal past binnen de reeds aan u vergunde ruimte. Vastgesteld is dat u aan die voorwaarde voldaan heeft.
Uw verzoek
In februari 2023 is een calamiteit ontstaan in de uitvoering in het traject Berg-Obbicht. Daardoor is alleen de eerste fase van in totaal 8 fasen gedeeltelijk uitgevoerd. U geeft aan meer tijd nodig te hebben. De conditionerende werkzaamheden de komende maanden zijn gericht op het beheersen van de calamiteit, door bijvoorbeeld het op peil houden (pompen) van de waterstand bouwkuip, het herstellen van de kanaalbodem en oevers, ter preventie van erosie, etc.
Er zullen nog enkele werkzaamheden worden uitgevoerd, zoals het aanvoeren van breuksteen, passend binnen de Wnb-vergunning en het contract. Door Rijkswaterstaat wordt onderzocht hoe het project verder kan worden uitgevoerd.
U heeft voorts aangegeven dat er waarschijnlijk een nieuwe aanbesteding zal volgen van de werkzaamheden om het project af te ronden en dat er dan een nieuwe passende beoordeling zal worden ingediend, met daarin beschreven hoe de werkzaamheden op dit traject verricht zullen worden en voorts op welke wijze de negatieve effecten op instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebieden kunnen worden uitgesloten, gericht op een nieuwe vergunning. Op dat besluit zal dan de Uitgebreide Openbare Voorbereidingsprocedure van toepassing zijn. Omdat daar een nieuwe inhoudelijke beoordeling van natuureffecten aan ten grondslag zal liggen.
U vraagt de bestaande vergunning te verlengen met 4 jaar omdat onduidelijk is binnen welke termijn een nieuwe aanvraag kan worden gedaan en op die aanvraag kan worden beslist. Dit voorkomt dat telkens met een korte termijn moet worden verlengd.
Bevoegdheid tot vergunningverlening
De bevoegdheid om de geldigheidsduur van de vergunning te verlengen is ontleend aan artikel 1.3, eerste lid, aanhef en onder a, sub 1 van het Besluit natuurbescherming, luidend voor zover van belang: 'aanleg, uitbreiding en wijziging van hoofdvaarwegen'.
Beoordeling
Er staat voldoende vast dat er geen andere effecten op instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebieden plaatsvinden dan hetgeen in 2014 vergund is. Een nieuwe passende beoordeling kan redelijkerwijs geen nieuwe gegevens en inzichten opleveren over de significante gevolgen van de activiteiten. Artikel 2.8, tweede lid, van de Wnb is van toepassing. Er is namelijk sprake van een opgeschoven uitvoering.
Er vindt in dit besluit geen nieuwe inhoudelijke beoordeling van natuureffecten plaats, zodat op deze procedure niet de Uniforme Openbare Voorbereidingsprocedure van toepassing is.
Besluit
Ik besluit daarom op grond van artikel 5.4, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wnb om voorschrift 23 van de vergunning van 30 juni 2014 (kenmerk: DGNR-RRE / 14102558) als volgt te wijzigen:
23. De vergunning is geldig van 5 juli 2014 tot en met het moment dat de vergunde activiteit wordt beëindigd, doch uiterlijk tot en met 31 december 2027, voor zover het betreft de aanlegfase van het traject Berg-Obbicht.
De overige voorschriften en beperkingen blijven onverkort van kracht.
Hoogachtend,
De Minister voor Natuur en Stikstof,
namens deze:
MT-lid Directoraat-Generaal Natuur en Visserij