Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/30175/GA, 7 december 2023, beroep
Uitspraakdatum:07-12-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/30175/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    7 december 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel, vanwege de vondst van 45 gram hasj in een pak muesli op een meerpersoonscel tijdens een celinspectie, ingaande op 11 maart 2022 om 15:00 uur.

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwegein heeft op 25 oktober 2022 het beklag ongegrond verklaard (NM-2022-216). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. T.S. van der Horst, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Nieuwegein (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De contrabande die op de meerpersoonscel is aangetroffen, behoren niet aan klager toe. Er zijn onvoldoende aanknopingspunten om tot de conclusie te kunnen komen dat hij op de hoogte was of moest zijn geweest van de aanwezigheid van de contrabande in de cel. Klager verwijst ter onderbouwing naar jurisprudentie van de beroepscommissie.

De schriftelijke verslaglegging omtrent het aantreffen van de contrabande is zeer gebrekkig. Hier blijkt niet uit waar de muesliverpakking exact werd aangetroffen en aan wie deze toebehoort. Daarbij kan niet van klager worden verwacht dat hij de inhoud van het pak muesli van zijn celgenoot controleert. Door de inrichting zou eenvoudig kunnen worden geverifieerd dat het pak muesli niet aan klager toebehoort en dat hij ook niet om muesli heeft verzocht bij de inrichtingswinkel. Klager is kort voor het aantreffen overgeplaatst en voor de overplaatsing zijn al zijn spullen, waaronder al zijn etenswaren, verhuisd door medewerkers en mogelijk door het personeel op contrabande gecontroleerd.

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van de directeur
De directeur heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om zijn standpunt over het beroep nader toe te lichten.



3. De beoordeling
Aan klager is een disciplinaire straf opgelegd wegens de vondst van contrabande in een meerpersoonscel. Tijdens een celinspectie is 45 gram hasj in een pak muesli aangetroffen. 

Op grond van artikel 51, eerste lid, juncto artikel 50, eerste lid, van de Pbw kan de directeur een gedetineerde een disciplinaire straf opleggen indien deze betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming.

Uit vaste rechtspraak van de beroepscommissie volgt dat in beginsel alle in een meerpersoonscel verblijvende gedetineerden verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor de vondst van contrabande in die cel, tenzij aannemelijk is dat een gedetineerde geen enkel verwijt treft. In dat verband is het van belang dat in het verslag duidelijk wordt beschreven welke voorwerpen op welke plaats en onder welke eventuele nadere omstandigheden zijn aangetroffen, zodat bijvoorbeeld blijkt dat het voorwerp zichtbaar is of zich op een voor één of voor beide gedetineerden eenvoudig toegankelijke plaats bevindt (zie hiervoor bijvoorbeeld RSJ 10 juni 2015, 15/0374/GA).

In dit geval zijn de gegevens omtrent het aantreffen van de contrabande zeer summier. Uit het schriftelijk verslag blijkt enkel dat er bij de celinspectie 45 gram hasj in een pak muesli is aangetroffen. Er is niet bekend waar het pak muesli is aangetroffen. Zowel klager als zijn celgenoot ontkennen het bezit van de contrabande. Mede gelet op het feit dat klager ten tijde van de vondst pas enkele dagen op deze cel verbleef en de inrichtingsmedewerkers voorafgaand aan zijn plaatsing al zijn spullen, inclusief zijn etenswaren, hebben verhuisd, is naar het oordeel van de beroepscommissie klagers verantwoordelijkheid voor de aangetroffen contrabande onvoldoende aannemelijk geworden.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, moet de beslissing van de directeur als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €87,50.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €87,50.


Deze uitspraak is op 7 december 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. D.R. Sonneveldt, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. S.C.M. Wouda-van Velzen, leden, bijgestaan door mr. L.A.E. Rijnja, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven