Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/35734/GV, 1 december 2023, beroep
Uitspraakdatum:01-12-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer                                                     23/35734/GV                                                                  

                                                                                         

Betreft                                                        [klager]

Datum                                                        1 december 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

 

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 21 augustus 2023 klagers verzoek om langdurend re-integratieverlof afgewezen en in plaats daarvan kortdurend re-integratieverlof verleend.

Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman mr. M. Reus en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Er staan veel fouten in de beslissing. Zo is EMDR-therapie geen training, maar helpt dit klager bij zijn posttraumatische stressstoornis. Het idee dat klager bij de Kamer van Koophandel (KvK) langs wilde gaan om een politieke partij op te richten is absurd en niet overeenkomstig de werkelijkheid. Nu de inrichting geen ondersteuning biedt bij het opstarten van een eigen bedrijf, ook al is dit als re-integratiedoel opgenomen in klagers detentie- & re-integratieplan (D&R-plan), moet hij dit noodgedwongen tijdens zijn re-integratieverlof doen. Klager heeft aangegeven dit online te willen doen via de website van de KvK. Het hebben van een eigen bedrijf is voor hem een zinvolle structurele dagbesteding. Verder vinden klager en zijn vriendin het pedagogisch onverantwoord om een eerste fysieke ontmoeting met het kind van klagers vriendin in de inrichting te laten plaatsvinden. Klager heeft haar wel telefonisch en via beeldbellen gesproken.

Klager heeft op 15 november 2022 kortdurend re-integratieverlof aangevraagd, maar dit verzoek is pas medio februari 2023 doorgestuurd naar verweerder. Klager heeft, nu hij het gevoel had tegengewerkt te worden bij zijn fasering, cannabis gebruikt. Nu middelengebruik al jaren een rol speelt in klagers leven, heeft hij de directeur verzocht hem over te plaatsen naar een drugsvrije afdeling. De Penitentiaire Inrichting Nieuwegein beschikt echter niet over een dergelijke afdeling. Drugsgebruik wordt oogluikend toegestaan. Gedetineerden met een gebruikersverleden worden niet ondersteund om drugsvrij te blijven. Tijdens een verlof zijn er daarentegen geen mensen aanwezig die drugs gebruiken.

Met betrekking tot de re-integratiedoelen die betrekking hebben op het bezoeken van het UWV en het openen van een bankrekening is het verzoek toegewezen. Op het verzoek voor zover dat betrekking had op het herstellen van de band met familie en vrienden, (b)lijkt niet te zijn beslist door verweerder. Uit de tweede alinea van de beslissing volgt dat ook op dit verzoek is beslist, maar uit de motivering die daarop volgt blijkt daarvan niet, althans niet uitdrukkelijk. De beslissing houdt namelijk in dat verlof wordt verleend voor het bezoeken van het UWV en het openen van een bankrekening, zonder dat het re-integratiedoel met betrekking tot contactherstel met familie en vriendin nog wordt genoemd.

Een positieve beslissing op dat deel van het verzoek was aangewezen, met name vanwege de delictgeschiedenis van klager. Uit het dossier volgt dat hij drie jaar in Hongarije gedetineerd was, in welke periode hij geen of nauwelijks familiebezoek heeft ontvangen. Verder komt klager vanaf 1 januari 2023 al in aanmerking voor kortdurend re-integratieverlof, vanaf 30 juni 2023 voor langdurend re-integratieverlof en vanaf 14 augustus 2023 voor plaatsing in een Beperkt Beveiligde Afdeling (BBA), terwijl het toegewezen verlof pas het eerste verlof was dat daadwerkelijk plaatsvond. Zowel het multidisciplinair overleg als de vrijhedencommissie adviseren positief, met de kanttekening dat klager had verzocht om een verlof van 72 uur en dat positief werd geadviseerd voor een verlof van 24 uur. Uit de risicoscreener geweld volgen weinig tot geen zorgen op geweldsdelicten en op het zich onttrekken aan de voorwaarden. Klager heeft tijdens zijn detentie aan de re-integratiedoelen gewerkt en hij heeft 92% van zijn detentie deelgenomen aan het plusprogramma.

 

Standpunt van verweerder

Klager heeft wel degelijk tijdens een kortdurend re-integratieverlof de gelegenheid gehad om een bezoek te brengen aan zijn gezin. In de bestreden beslissing is overwogen dat het brengen van een bezoek aan zijn gezin (en aan het UWV en de bank) een zinvolle bijdrage levert aan concrete re-integratiedoelen in zijn D&R-plan.

Nu klager echter tijdens zijn huidige detentie meerdere positieve urinecontroles heeft gehad als gevolg van drugsgebruik en de reclassering in het advies van 28 oktober 2022 het jarenlange (hard- en soft-)drugsgebruik van klager als risicofactor heeft aangemerkt, heeft verweerder het noodzakelijk geacht dat klager eerst door middel van kortdurend re-integratieverlof laat zien dat hij met vrijheden om kan gaan en dat hij de verleidingen die buiten de inrichting voor hem op de loer liggen kan weerstaan, voordat hij in aanmerking kan komen voor langdurend re-integratieverlof.

Uit de registratiekaart blijkt dat klager op 24 augustus 2023 met kortdurend re-integratieverlof is geweest. Op 25 augustus 2023 heeft er een (vooraf aangekondigde) urinecontrole plaatsgevonden. Uit deze controle is gebleken dat klager tijdens zijn kortdurend re-integratieverlof cannabis heeft gebruikt. Hij heeft zich dus niet gehouden aan het opgelegde drugsverbod. Hierdoor heeft hij het in hem gestelde vertrouwen ernstig geschaad en heeft hij aangetoond dat hij niet om kan gaan met vrijheden. Klager schuift de verantwoordelijkheid voor zijn drugsgebruik af op de inrichting en bagatelliseert de ernst hiervan.

 

3. De beoordeling

Klager is sinds 17 augustus 2022 (in Nederland) gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van zeven jaar met aftrek, wegens handelen in strijd met de Opiumwet. Volgens klagers registratiekaart is (het resterende gedeelte van) deze straf op grond van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties overgedragen aan de Nederlandse justitiële autoriteiten. De datum waarop klager (voorwaardelijk) in vrijheid wordt gesteld, is momenteel bepaald op 8 augustus 2024.

De regelgeving

In artikel 15 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting staat dat re-integratieverlof alleen wordt verleend voor een re-integratiedoel dat is vastgelegd in het D&R-plan. Bij de beslissing tot het verlenen van re-integratieverlof, worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken:

de mate waarin en de manier waarop de gedetineerde, door zijn gedrag gedurende de gehele detentie, een bijzondere geschiktheid heeft laten zien voor een terugkeer in de samenleving;

de mogelijkheid om de risico’s die aan het verlof zijn verbonden te beperken en te beheersen;

de belangen van slachtoffers, nabestaanden en andere relevante personen, in ieder geval met betrekking tot het eerste verzoek om onbegeleid re-integratieverlof (als de gedetineerde is veroordeeld voor een misdrijf als bedoeld in artikel 51e, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering);

de inspanningen die de gedetineerde heeft geleverd om de schade te vergoeden die het strafbare feit heeft veroorzaakt.

De overwegingen van de beroepscommissie

Klager heeft verzocht om langdurend re-integratieverlof om een bezoek te brengen aan zijn familie, de KvK, de bank en het UWV. Verweerder heeft het verzoek om langdurend re-integratieverlof afgewezen, maar aan klager wel een kortdurend re-integratieverlof verleend voor een bezoek aan zijn familie, de bank en het UWV. Verweerder heeft het verzoek om een bezoek te brengen aan de KvK afgewezen. Klager meent dat verweerder niet heeft beslist op zijn verzoek om zijn familie te bezoeken, dat de afwijzing van het bezoeken van de KvK onterecht is en dat aan hem langdurend re-integratieverlof had moeten worden verleend.

Bezoek aan familie

Voor zover klager meent dat er door verweerder niet is beslist op dit onderdeel van het verzoek, is de beroepscommissie van oordeel dat uit de bestreden beslissing wel degelijk blijkt dat hierop is beslist en dat klager hiervoor ook verlof is verleend. Klagers beroep kan op dit punt dan ook niet slagen.

Bezoek KvK

Klager wenst een bezoek te brengen aan de KvK voor het inschrijven van een eigen bedrijf.

Kortdurend re-integratieverlof is bestemd voor in het D&R-plan vastgelegde re-integratieactiviteiten die niet binnen de muren van de inrichting kunnen worden verricht (Kamerstukken II 2018-19, 35 122, nr. 3, p. 16). Tegen deze achtergrond mag van klager worden verlangd dat hij toelicht waarom zijn persoonlijke aanwezigheid, in dit stadium van zijn detentie, buiten de inrichting in redelijkheid noodzakelijk is om zijn re-integratiedoel te doen slagen.

Uit de stukken maakt de beroepscommissie op dat in klagers D&R-plan het re-integratiedoel “Ik wil graag als ZZP-er werken en een arbeidsritme opbouwen” is opgenomen, waaraan in ieder geval de actie “Inschrijven KVK” is gekoppeld. Ook staat vermeld dat klager hierbij begeleiding nodig heeft/ontvangt van het re-integratiecentrum en volgt uit de stukken dat de inschrijving online kan worden geregeld. Nu de inschrijving ook online kan worden geregeld, is het niet aannemelijk geworden dat klagers persoonlijke aanwezigheid buiten de inrichting op dit moment in redelijkheid noodzakelijk is om zijn re-integratiedoel te doen slagen.

Hoewel klager stelt dat de inrichting hem niet wil ondersteunen in het oprichten van een eigen bedrijf, mist deze stelling nadere toelichting dan wel onderbouwing en is het de beroepscommissie niet gebleken welke stappen klager in detentie reeds heeft ondernomen om de inschrijving bij de KvK (toch) mogelijk te maken.

Kortdurend re-integratieverlof in plaats van langdurend re-integratieverlof

Verweerder heeft klagers verzoek om langdurend re-integratieverlof afgewezen, omdat het volgens verweerder, in het kader van een logische en gefaseerde opbouw van vrijheden, in klagers geval wenselijk is om eerst kortdurend re-integratieverlof te verlenen. Daarom is aan klager, in plaats van een langdurend, een kortdurend re-integratieverlof verleend.

Het enkele feit dat klager nog geen kortdurend re-integratieverlof heeft genoten, hoeft niet in de weg te staan aan verlening van langdurend re-integratieverlof. Een harde eis dat eerst kortdurend re-integratieverlof moet zijn verleend, volgt niet uit de wet- en regelgeving (vergelijk RSJ 1 mei 2023, 23/31890/GV). De beroepscommissie acht het in dit geval echter niet onredelijk dat aan klager, in plaats van een langdurend re-integratieverlof, kortdurend re-integratieverlof is verleend. Zij overweegt hiertoe als volgt.

Uit het vrijhedenadvies volgt dat klager tijdens zijn detentie meerdere malen een positieve urinecontrole op cannabis heeft gehad. Ten tijde van de bestreden beslissing was de laatste positieve urinecontrole op 23 mei 2023. Uit het reclasseringsadvies van 28 oktober 2022 volgt dat middelengebruik en verslaving vele jaren een grote rol in klagers leven hebben gespeeld. Hoewel uit het reclasseringsadvies volgt dat klager tijdens zijn detentie geen drugs meer heeft gebruikt, volgt uit de positieve urinecontroles dat klager dit niet vol heeft weten te houden. De verantwoordelijkheid voor het drugsgebruik lijkt klager echter niet bij zichzelf te zoeken, maar af te schuiven op de inrichting, nu hij niet voldoende zou worden ondersteund om abstinent te blijven.

Verweerder heeft het, gelet op het voorgaande, niet passend mogen achten om klager langdurend re-integratieverlof te verlenen. Nu de einddatum van klagers detentie naderde en hij voor die tijd eventueel nog in een BBA zou kunnen worden geplaatst, heeft verweerder het wel van belang geacht dat aan klager kortdurend re-integratieverlof zou worden verleend, zodat hij kon laten zien dat hij zich aan de gestelde afspraken en voorwaarden kon houden. De beroepscommissie is met verweerder van oordeel dat het in klagers situatie passender was om eerst een kortdurend re-integratieverlof te verlenen, zodat hij kon wennen aan vrijheden en kon laten zien hiermee om te kunnen gaan. Bovendien heeft verweerder op deze wijze, ondanks de risico’s bij het verlenen van verlof, rekening gehouden met klagers belang bij een gefaseerde terugkeer in de samenleving.

Conclusie

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 1 december 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, mr. L.C.P. Goossens en drs. R.J.H.M. Kievitsbosch, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.

 

secretaris                                                   voorzitter

 

Naar boven