Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/33733/GA, 23 januari 2024, beroep
Uitspraakdatum:23-01-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/33733/GA

            
Betreft    [klager]
Datum    23 januari 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen:
a.    de maatregelen die hem op 13 maart 2023 zijn opgelegd vanwege zijn status als gedetineerde met een vlucht-/maatschappelijk risico (AR-2023-264);
b.    het feit dat hem gedurende vier weken geen onderwijs is aangeboden (AR-2023-340);
c.    het feit dat hem in de week van 10 april 2023 geen bibliotheekmoment is aangeboden (AR-2023-361).

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn heeft op 8 mei 2023 de klachten ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. T.S. van der Horst, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en […], juridisch medewerker bij de PI Alphen, gehoord op de digitale zitting van 20 oktober 2023.

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De opgelegde toezichtsmaatregelen zijn niet noodzakelijk in het licht van het beginsel van minimale beperkingen. Niet is gebleken van actuele, betrouwbare en concrete informatie op grond waarvan een (verhoogd risico op) liquidatie of bedreiging kan worden aangenomen. Van een ‘‘reëel gevaar’’ in de zin van de ‘oude’ Circulaire Beleid gedetineerden met een vlucht-/ maatschappelijk risico uit 2018 is geen sprake (in de huidige circulaire is het liquidatiegevaar niet gedefinieerd). De filmpjes op YouTube, waarnaar het rapport van het Gedetineerden Recherche en Informatiepunt (GRIP) van 2022 verwijst, zijn aan te merken als een schreeuw om aandacht, stoerdoenerij en zodanig kolderiek dat de daarin gedane uitlatingen bezwaarlijk serieus kunnen worden genomen. De persoon die in het filmpje is te zien, distantieert zich juist van klager. De informatie uit de andere twee GRIP-rapporten dateert uit 2019 en zijn dus niet meer actueel. Een ‘‘latente liquidatiedreiging’’ is daarnaast weinig concreet.

Gelet op de periode waarin klager geen onderwijs kreeg aangeboden, is de directeur structureel en in belangrijke mate tekortgeschoten in zijn verzorgende taken. Hoewel in de betreffende periode twee onderwijzers zijn aangenomen, heeft de directeur niet voldaan aan zijn inspanningsverplichting om het recht op onderwijs te garanderen (vergelijk RSJ 25 april 2016, 15/3941/GA). De directeur heeft niet aangegeven, of niet willen aangeven, waarom er plotseling geen onderwijs meer mogelijk was, wanneer hem dit bekend is geworden en of dit intern kon worden opgelost. Er zijn geen vervangende educatieve activiteiten aangeboden.
De directeur dient zich in te spannen om het wettelijk vastgelegde bibliotheekmoment op een ander moment te laten plaatsvinden (RSJ 29 augustus 2022, 22/25297/GA). Dat is in klagers geval niet gebeurd noch is klager op enigerlei wijze gecompenseerd. Het bibliotheekmoment is voor klager van groot belang. Klager verzoekt om hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van de directeur
De directeur verwijst ten aanzien van de opgelegde toezichtsmaatregelen naar de uitgebrachte GRIP-rapporten. De filmpjes gaan over klager en brengen zijn veiligheid in het geding.

De exacte reden van het feit dat het onderwijs uitviel, is niet bekend. Een periode van vier weken is relatief gezien kort. Van een structurele tekortkoming is geen sprake. Voor het aanbieden van educatieve activiteiten zijn bevoegde docenten nodig en daarnaast is er sprake van een personeelstekort.

Op de betreffende dag is ervoor gekozen om het luchtmoment te verplaatsen naar het bibliotheekmoment. Het bibliotheekmoment is niet gecompenseerd of op een ander moment ingehaald. Rond de paasdagen wordt er geen aangepast dagprogramma gedraaid.

3. De beoordeling
Beklag a.
De beroepscommissie heeft het beroepschrift en de overige stukken in het dossier bestudeerd. Op basis van deze stukken en van wat ter zitting is besproken, is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagcommissie het beklag terecht ongegrond heeft verklaard. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard. De beroepscommissie ziet in dit geval geen aanleiding om de overwegingen van de beklagcommissie aan te vullen of te wijzigen.

Beklag b.
Ontvankelijkheid
Het niet aanbieden van onderwijs kan gelijk worden gesteld met een beslissing van de directeur, zoals bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), als sprake is van een beklag met voldoende belang voor de gedetineerde. Daarvan is in beginsel slechts sprake wanneer de directeur volgens de gedetineerde jegens hem “structureel en in belangrijke mate tekortschiet in zijn verzorgende taken” (Kamerstukken II 1994/95, 24 263, nr. 3, p. 76).

Het gestelde probleem moet zich naar het oordeel van de beroepscommissie (als meest algemene uitgangspunt) in beginsel minimaal drie keer in drie maanden – voorafgaand aan het beklag – hebben voorgedaan, om te kunnen spreken van mogelijk ‘structureel tekortschieten’. Dat is echter mede afhankelijk van de aard en ernst (c.q. belangrijkheid) van het probleem.

Klager stelt dat hij gedurende vier weken (13 maart tot 10 april 2023) geen onderwijs heeft gekregen. Gelet hierop is mogelijk sprake van structureel tekortschieten in de verzorgende taken van de directeur. De beroepscommissie is daarom van oordeel dat klager voldoende belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beklag. 

Inhoudelijke beoordeling
Op grond van artikel 48, eerste lid, van de Pbw heeft de gedetineerde het recht op het volgen van onderwijs en het deelnemen aan andere educatieve activiteiten voor zover deze zich verdragen met de aard en de duur van de detentie en de persoon van de gedetineerde. Op grond van het derde lid van dat artikel draagt de directeur zorg dat daarvoor in aanmerking komende functionarissen in deze activiteiten kunnen voorzien. 

Niet in geschil is dat klager gedurende vier weken geen onderwijs heeft genoten. De directeur heeft in beklag te kennen gegeven dat het onderwijs uitviel, omdat hij te maken kreeg met ‘‘onvoorziene omstandigheden’’. Klager is, als compensatie, gedurende 80% van de uitgevallen onderwijsmomenten niet ingesloten. De uitval bleef beperkt tot een periode van vier weken, doordat er twee nieuwe docenten werden aangenomen. 

Het is niet gebleken dat de directeur zich heeft ingespannen om klager gedurende de betreffende periode op enigerlei wijze onderwijs te laten volgen, bijvoorbeeld minder frequent, in de vorm van zelfstudie of anderszins. Dit brengt de beroepscommissie in dit geval tot het oordeel dat de directeur niet heeft voldaan aan zijn inspanningsverplichting als bedoeld in artikel 48, derde lid, van de Pbw, waardoor klager zijn recht op onderwijs gedurende vier weken niet heeft kunnen effectueren. De beroepscommissie betrekt bij dit oordeel ook dat de niet toegelichte stelling van de directeur, dat de uitval van de onderwijsmomenten niet voorzienbaar was, onvoldoende aannemelijk is geworden. De directeur is dan ook structureel en in belangrijke mate tekortgeschoten in zijn verzorgende taken.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep in zoverre gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en beklag b. alsnog gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen en zal deze vaststellen op €30,-.

Beklag c.
Ontvankelijkheid
Het (feitelijk) niet aanbieden van een bibliotheekmoment kan gelijk worden gesteld met een beslissing van de directeur, zoals bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw, als sprake is van een beklag met voldoende belang voor de gedetineerde. Daarvan is in beginsel slechts sprake wanneer de directeur volgens de gedetineerde jegens hem “structureel en in belangrijke mate tekortschiet in zijn verzorgende taken” (Kamerstukken II 1994/95, 24 263, nr. 3, p. 76).

De beroepscommissie neemt in elk geval aan dat er sprake is van een klacht met voldoende belang, als de klacht gericht is tegen een (vermeende) schending van een recht of zorgplicht die is vastgelegd in de Pbw en die in tijd en/of aantal bepaald is. Door dergelijke rechten en zorgplichten zo concreet en in de wet vast te leggen, heeft de wetgever immers duidelijk gemaakt dat die van wezenlijk belang zijn (ook als de schending niet structureel is).

Klager heeft in de week van 10 april 2023 geen gebruik kunnen maken van het bibliotheekmoment. Nu in artikel 48, eerste lid, van de Pbw het recht van gedetineerden is vastgelegd om wekelijks gebruik te maken van een bibliotheekvoorziening, heeft klager voldoende belang bij zijn klacht tegen een (vermeende) schending van dit recht. Hij is dus terecht ontvangen in zijn beklag.

Inhoudelijke beoordeling
De beroepscommissie is van oordeel dat klagers recht om wekelijks gebruik te kunnen maken van een bibliotheekvoorziening is geschonden. Voor het uitgevallen bibliotheekmoment is klager niet gecompenseerd. Ook heeft de directeur niet geprobeerd om het gebruikmaken van de bibliotheekvoorziening op andere wijze te laten plaatsvinden (vergelijk RSJ 29 augustus 2022, 22/25297/GA). 
Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep in zoverre gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en beklag c. alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €7,50.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag b. en beklag c. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart deze klachten alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van in totaal €37,50.


Deze uitspraak is op 23 januari 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. F. Sieders, voorzitter, mr. F.H.J. van Gaal en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven