Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/31258/GA, 7 maart 2024, Beroep
Uitspraakdatum:07-03-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/31258/GA

            
Betreft    [klager]
Datum    7 maart 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen:
a.    het niet mogen plannen van bezoek in de week van 30 september 2022 (PD-2022-604);
b.    het niet mogen plannen van bezoek in de week van 7 oktober 2022 (PD-2022-605);
c.    het niet mogen plannen van bezoek in de week van 16 oktober 2022 (PD-2022-630);
d.    het niet verwerken, versturen en laten arriveren van klagers post (PD-2022-607);
e.    het niet doorgeven van een terugbelverzoek op 19 oktober 2022 (PD-2022-629);
f.    het niet doorgeven van een terugbelverzoek op 27 oktober 2022 (PD-2022-641);
g.    het missen van een gordijn op cel (PD-2022-606);
h.    de maatregelen die hem op 4 november 2022 zijn opgelegd vanwege zijn status als gedetineerde met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM-maatregelen) (PD-2022-657).

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Dordrecht heeft op 21 december 2022 beklag a., b., d., e., f. en h. ongegrond verklaard en beklag c. en g. gegrond verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld, ten aanzien van beklag c. en g. voor zover aan hem (nog) geen tegemoetkoming is toegekend.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw mr. L.M. van den Dungen en de directeur van de PI Dordrecht (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De beoordeling
Opmerking vooraf
Klager heeft ten aanzien van beklag d., e. en f. in zijn beroepschrift opgemerkt dat het nog steeds vaak misgaat met zijn post en met terugbelverzoeken. De beroepscommissie kan echter alleen oordelen over de momenten waartegen de klachten destijds waren gericht. Wat daarna is gebeurd, valt buiten de reikwijdte van het beklag en wordt om die reden buiten beschouwing gelaten.

Beklag a., b. en d.
Op basis van de stukken is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagcommissie beklag a., b. en d. terecht ongegrond heeft verklaard. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard. De beroepscommissie ziet in dit geval geen aanleiding om de overwegingen van de beklagcommissie aan te vullen of te wijzigen.

Beklag c.
Klager schrijft dat hij nog niet weet of hij het beroep inzake beklag c. wil doorzetten, omdat hij niet weet wat de tegemoetkoming wordt. De beklagcommissie heeft overwogen dat zij de tegemoetkoming zal vaststellen nadat haar uitspraak onherroepelijk is (wat vanaf heden het geval is). Tegen de vaststelling van die tegemoetkoming kan klager eventueel beroep instellen. Omdat er op dit moment geen tegemoetkomingsbeslissing van de beklagcommissie is, waartegen beroep kan worden ingesteld, zal de beroepscommissie klager in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in zijn beroep.

Beklag e. en f.
Beoordelingskader ontvankelijkheid
Het niet doorgeven van terugbelverzoeken kan gelijk worden gesteld met een beslissing van de directeur, zoals bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), als sprake is van een beklag met voldoende belang voor de gedetineerde. Daarvan is in beginsel slechts sprake wanneer de directeur volgens de gedetineerde jegens hem “structureel en in belangrijke mate tekortschiet in zijn verzorgende taken” (Kamerstukken II 1994/95, 24 263, nr. 3, p. 76).

Het gestelde probleem moet zich naar het oordeel van de beroepscommissie (als meest algemene uitgangspunt) in beginsel minimaal drie keer in drie maanden – voorafgaand aan het beklag – hebben voorgedaan, om te kunnen spreken van mogelijk ‘structureel tekortschieten’. Dat is echter mede afhankelijk van de aard en ernst (c.q. belangrijkheid) van het probleem.

Als voldoende belang bij het beklag ontbreekt – wat dus losstaat van de vraag of het feitelijk klopt wat de gedetineerde heeft gesteld – dan moet de gedetineerde niet-ontvankelijk in zijn beklag worden verklaard.

Meerdere klachten tegen één probleem van vóór 1 september 2023
De beroepscommissie begrijpt dat klachten van gedetineerden die dateren van vóór 1 september 2023 nog regelmatig zullen gaan over één fout in plaats van over meerdere fouten. In dit beroep gaat het kennelijk om twee vermeende fouten (beklag e. en beklag f. zien immers op hetzelfde onderwerp). Bij klachten van vóór 1 september 2023 zal de beroepscommissie dergelijke klachten in beginsel in samenhang beoordelen.

Beoordeling van beklag e. en f.
De klachten gaan (tezamen) over twee terugbelverzoeken in drie maanden tijd. Volgens het klaagschrift (in beklag f.) ging het weliswaar voor “de zoveelste keer” mis, maar klager heeft geen (andere data of een) periode genoemd waarin dit zou zijn voorgevallen. Nu klager daarnaast uiteindelijk beide keren wel contact heeft gezocht of gekregen met zijn advocaat, kan geen sprake zijn van een structurele en belangrijke tekortkoming in de verzorgende taken de directeur. Daarom heeft klager onvoldoende belang bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beklag. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagcommissie daarom in zoverre vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in beklag e. en f.

Beklag g.
Het beroep richt zich alleen tegen het niet-toekennen van een tegemoetkoming. De beroepscommissie kan zich verenigen met de beslissing van de beklagcommissie om geen tegemoetkoming toe te kennen voor het feit dat klager enige tijd vuilniszakken in plaats van gordijnen heeft moeten gebruiken. Het is weliswaar vervelend, maar rechtvaardigt geen tegemoetkoming. De beroepscommissie zal het beroep daarom in zoverre ongegrond verklaren.

Beklag h.
Klager heeft verzocht om een kopie van zijn afstandsverklaring voor transport zonder extra beveiligd vervoer (EBV) over te (laten) leggen. De beroepscommissie wijst dit verzoek af. Zij gaat er namelijk ook zonder deze afstandsverklaring van uit dat het klopt wat klager daarover heeft aangevoerd, namelijk dat er een keer – per ongeluk – regulier transport in plaats van EBV voor hem was geregeld. Dat enkele feit acht de beroepscommissie voor haar oordeel echter niet relevant.

Op basis van de stukken is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagcommissie beklag h. terecht ongegrond heeft verklaard. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard. De beroepscommissie ziet in dit geval geen aanleiding om de overwegingen van de beklagcommissie aan te vullen of te wijzigen.

 

3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep inzake beklag c.

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie inzake beklag e. en f. en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in deze klachten.

De beroepscommissie verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie, ten aanzien van beklag g. slechts voor zover in beroep aan de orde. 


Deze uitspraak is op 7 maart 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. J.B. Oreel, voorzitter, mr. D. van der Sluis en mr. B. van der Werf, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven