Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/36440/GV, 8 november 2023, beroep
Uitspraakdatum:08-11-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/36440/GV

    

           

Betreft  [klager]

Datum  8 november 2023

 

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 22 september 2023 klagers verzoek om strafonderbreking afgewezen.

Klagers raadsman, mr. R.B.M. Poppelaars, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

(Psychische) ondersteuning partner en dochter

Het zedenteam Zeeland-West-Brabant heeft aangegeven dat het van belang is dat klager aanwezig is bij de afspraken omtrent de aangifte van het seksueel misbruik van zijn dochter. Omdat het in het belang van het kind was om niet langer te wachten met de aangifte, is inmiddels beslist om klager aanwezig te laten zijn via videobellen. Dat wil echter niet zeggen dat de noodzaak van de aanwezigheid van klager in dit kader niet meer aanwezig is. Zijn aanwezigheid is namelijk ook van belang in de periode na de aangifte. Een dergelijke aangifte met een kind van deze leeftijd bestaat uit meerdere gesprekken. Het gaat dan om vervolgafspraken bij de zedenpolitie, gesprekken met Veilig Thuis, gesprekken met het Centrum Jeugd en Gezin en afspraken in verband met therapie.

In de informatiemail van de zedenpolitie wordt gewezen op herstelbemiddeling. Dit is een belangrijk effectief traject dat moet worden doorlopen in gevallen van misbruik binnen het gezin. Uit het beleidskader ‘herstelbemiddeling ten behoeve van slachtoffer’ blijkt dat ouders een belangrijke rol spelen in deze therapie. De aanwezigheid van klager is daarom ook noodzakelijk voor de herstelbemiddeling. Op dit moment is de bemiddeling nog niet aangevraagd, omdat er niemand is die de psychische zorg van klagers dochter op zich kan nemen. Klagers partner heeft immers haar handen vol aan de zoon en het waarborgen van de veiligheid van alle kinderen binnen het gezin.

De aanwezigheid van klager is ook noodzakelijk voor zijn partner. Zij is uitgeput door de situatie; haar zoon zorgt elke dag weer voor problemen. Zo steekt hij dingen in brand, heeft hij woedeaanvallen en moet moeder hem steeds uit de buurt houden van de andere dochters in huis. De problemen met de zoon zorgen ervoor dat er onvoldoende ruimte en zorg is voor klagers dochter, die op dit moment vanwege het misbruik in psychische nood verkeert. De aanwezigheid van klager is noodzakelijk om zijn partner te ondersteunen en ervoor te zorgen dat er voor zijn dochter een adequate en effectieve behandeling wordt opgezet om dit trauma te kunnen verwerken. Het is evident dat de aanwezigheid van ouders hierbij van essentieel belang is. Daarbij is er niemand anders die in deze zorg kan voorzien. Klagers partner is mantelzorger van haar schoonvader en haar eigen vader is ook ziek. De ouders van klager en zijn partner zijn op leeftijd, ziek en fysiek niet in staat om te ondersteunen in de zorg van de kinderen.

Het verbaast dat wordt gesteld dat psychische nood onvoldoende gebleken is. Het gaat om seksueel misbruik van een kind van vier binnen het gezin door haar stiefbroer. Het getuigt dan ook van gebrek aan aandacht en begrip voor de situatie, nu wordt gesteld dat hieruit niet zou blijken dat klagers dochter in psychische nood verkeert en/of zou kunnen verkeren. De vraag is wat er nog meer nodig is dan dit. Er zijn bewijzen voor dit misbruik aanwezig. Alle psychische en fysieke gevolgen moeten nog officieel worden vastgesteld, maar dat is juist waarmee klager zijn dochter moet helpen. Op dit moment is er onvoldoende tijd en ondersteuning om zijn dochter hierin te begeleiden.
 

Reclasseringsrapport

De reclassering heeft inmiddels een advies uitgebracht. De reclassering maakt gebruik van de OXREC-methode om risico’s in te schatten. Naast de OXREC-methode maken de reclasseringsmedewerkers zelf ook een inschatting van het recidiverisico in een specifieke casus. Hierin schuilt het risico dat dit oordeel een te grote mate van subjectiviteit bevat. Daarvan lijkt in onderhavige zaak ook sprake. Op basis van de OXREC komt naar voren dat er sprake is van een laag risico op recidive en letselschade. De reclasseringsmedewerkers hebben het risico op recidive echter ingeschat als hoog. Dit oordeel schreeuwt om meer uitleg, maar die ontbreekt. Het reclasseringsoordeel valt ook niet te rijmen met de conclusie van de reclassering dat zij van mening zijn dat klager detentiemoe lijkt te zijn en een delictvrije toekomst lijkt te ambiëren. Deze constatering zou moeten leiden tot een positief reclasseringsoordeel. De toelichting van de reclassering over het eerder niet nakomen van de voorwaarden in de periode van voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) maakt dit ook niet anders. In het rapport oordeelt de reclassering namelijk zelf al dat het risico op het niet nakomen van voorwaarden gemiddeld is en in het oude rapport was dit zelfs nog een laag tot gemiddeld risico. Verzocht wordt uit te gaan van het objectieve oordeel van de risico-taxatie middels de OXREC en niet van het oordeel van de reclasseringsmedewerkers zelf.
 

Kopie aangifte

Inmiddels is er aangifte gedaan door klagers partner. Voor klagers dochter moet nu worden bepaald of zij in staat is om een verklaring af te leggen. Hiervoor is het van essentieel belang dat klager aanwezig is. Het is algemeen bekend dat dergelijke gesprekken een herbeleving van een traumatische ervaring veroorzaken, waarvoor steun van de vader noodzakelijk is.
 

Concept veiligheidsplan

De noodzakelijkheid van klagers aanwezigheid blijkt ook uit het concept veiligheidsplan. De regels die voor het gezin zijn opgesteld zijn onuitvoerbaar voor klagers partner, indien zij deze in haar eentje zou moeten naleven. Er zijn immers vier kinderen in het gezin waarvoor gezorgd moet worden. Zo moet er binnen de woning eigenlijk altijd op elke plek ouderlijk toezicht zijn. Ook staat in het plan dat de ouders de zoon elke dag naar school moeten brengen en moeten ophalen. Het probleem hiermee is echter dat de schooltijden en vrije momenten van de zoon niet aansluiten op die van de andere kinderen. Het is daarom onmogelijk voor klagers partner om alle kinderen tegelijkertijd op tijd naar school te brengen. Ook moet zij haar zoon ophalen bij zijn bijbaan, maar dit is om 21:00 uur. Dan liggen de andere kinderen op bed, waardoor zij de woning niet kan verlaten. Tot slot mag de zoon nooit alleen thuisblijven. Het is voor klagers partner echter niet mogelijk om altijd thuis te zijn in verband met werk. Zij heeft ook geen geld om een oppas in te schakelen. De aanwezigheid van klager is dan ook noodzakelijk voor het kunnen naleven van het veiligheidsplan.
 

Standpunt van verweerder

Verweerder is zich bewust van de ernst van de situatie. Er is met spoed op het verzoek beslist, omdat de raadsman benadrukt heeft dat de aangifte gepland stond voor 21 september 2023 en klager daarbij wilde zijn. In spoedzaken is het ook niet gebruikelijk een reclasseringsadvies aan te vragen en af te wachten. Op 5 oktober 2023 heeft de reclassering een deeladvies uitgebracht ten aanzien het verblijfadres van klager. Op 11 oktober 2023 heeft de reclassering een advies uitgebracht ten aanzien van het detentie- en re-integratieplan. In het deeladvies is opgenomen dat het adres van klager niet geschikt is bevonden als verlof/verblijfadres, omdat hier ook de stiefzoon woont. De reclassering acht het onwenselijk dat klager op hetzelfde adres verblijft. In het rapport van 11 oktober 2023 is dit verder toegelicht. Tevens wordt het risico op recidive ingeschat als hoog en de risico’s op letselschade en op het zich onttrekken aan de voorwaarden als gemiddeld. Er wordt geen aanleiding gezien om te twijfelen aan het professionele oordeel van de reclassering (vergelijk RSJ 24 februari 2022, 21/24595/GB).

Naast het ontbreken van een medische indicatie en de aanwezigheid van twee negatieve reclasseringsadviezen, hebben ook de vrijhedencommissie en het Openbaar Ministerie (OM) negatief geadviseerd. De politie heeft op 21 september 2023 een advies uitgebracht. Verweerder meent dat er gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten bestaat en er sprake is van gebleken onbetrouwbaarheid met betrekking tot het nakomen van afspraken. Vanwege de geweldsdelicten uit het verleden bestaat er ook een risico voor een ongestoord verlof als gevolg van de agressieve persoonlijkheid van klager. 

Het is begrijpelijk dat klager graag naar huis wil. Gelet op de veiligheid van de stiefzoon, zijn hier echter geen mogelijkheden voor. Tevens ontbreekt de onderbouwing ten aanzien van de noodzakelijkheid. De fysieke toestand van de (schoon)ouders van klagers partner wordt niet nader onderbouwd. Uit de door de raadsman aangeleverde stukken blijkt juist dat zij vanuit haar vader ondersteuning krijgt bij de zorg voor de kinderen. Het standpunt dat er geen vangnet is, kan dan ook geen standhouden. Tot slot zou het verlenen van strafonderbreking slechts kunnen leiden tot een tijdelijke oplossing. Het probleem binnen het gezin is niet binnen twee maanden opgelost. Een meer permanente oplossing is geboden.

 

3. De beoordeling

Klager is sinds 11 februari 2023 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar, wegens de herroeping van zijn v.i. De datum waarop klager in vrijheid wordt gesteld, is momenteel bepaald op 10 februari 2026.

In artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) staat dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Strafonderbreking kan, voor zover relevant en gelet op het bepaalde in artikel 36, in samenhang bezien met artikel 23, van de Regeling, worden verleend voor een bezoek aan een in ernstige psychische nood verkerende levenspartner of kind van de gedetineerde.

Klager heeft verzocht om strafonderbreking, omdat hij zijn partner en dochter psychisch wenst te ondersteunen in het traject rondom (de aangifte van) het seksueel misbruik van zijn vierjarige dochter, zoals het bijwonen van afspraken en het regelen van zorg.

De beroepscommissie wenst allereerst op te merken dat klagers wens gezien de geschetste situatie invoelbaar is. Zij is echter van oordeel dat de noodzaak voor het verlenen van strafonderbreking niet aannemelijk is geworden en dat sprake is van omstandigheden die een contra-indicatie vormen ten aanzien van het verlenen van strafonderbreking. 
 

Noodzaak voor het verlenen van strafonderbreking

De beroepscommissie is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat klagers persoonlijke aanwezigheid op dit moment noodzakelijk is. Uit de stukken maakt de beroepscommissie op dat er verschillende instanties betrokken zijn bij het gezin, zoals Veilig Thuis, het Centrum Seksueel Geweld en het Centrum Jeugd en Gezin. Klagers partner is er eveneens op gewezen dat deze, of andere instanties, bijstand kunnen leveren in zowel de hulpverlening als het meedenken in de veiligheid.

Hoewel de beroepscommissie het begrijpelijk acht dat klager aanwezig wenst te zijn bij eventuele vervolggesprekken bij instanties, is niet gebleken dat zijn aanwezigheid hierbij, op dit moment, noodzakelijk is. Datzelfde geldt met betrekking tot het regelen van de gewenste psychische hulp voor zijn dochter. Het is daarnaast niet aannemelijk geworden dat er geen beroep op de (sociale) omgeving kan worden gedaan voor hulp. Zo volgt uit de stukken in ieder geval dat klagers partner voor ondersteuning haar vader benadert. Tot slot is de beroepscommissie, met verweerder, van oordeel dat het onduidelijk is in hoeverre het verlenen van strafonderbreking voor de duur van twee maanden een wezenlijke bijdrage kan leveren aan het oplossen van de problematiek.
 

Risico’s bij het verlenen van strafonderbreking

De reclassering heeft op 11 oktober 2023 een advies uitgebracht. Zij schat het risico op recidive in als hoog, gelet op de delictgeschiedenis, het gegeven dat klager recidiveerde tijdens zijn v.i. en (het gebrek aan) responsiviteit. De kans op letselschade wordt ingeschat als gemiddeld, nu klager geweld mogelijk instrumenteel kan inzetten. Het risico op het zich onttrekken aan de voorwaarden wordt ingeschat als gemiddeld, nu hij zich in een eerder toezicht hield aan de afspraken, maar niet aan alle voorwaarden, aangezien hij recidiveerde. Daarnaast ziet klager geen meerwaarde in interventies, waardoor het risico op het zich onttrekken aan de voorwaarden hoger zal zijn. Hoewel de reclassering benoemt dat klager detentiemoe lijkt te zijn en oprecht lijkt in zijn wens een delictvrij leven te ambiëren, worden zijn psychosociaal functioneren en dan met name zijn probleemhantering gezien als een criminogene factor. Ambulante behandeling zou positief kunnen bijdragen om de recidivekans in te perken.

Voor zover de raadsman verzoekt om enkel uit te gaan van de risicoinschatting op grond van de OXREC-methode, en het oordeel van de reclasseringsmedewerker buiten beschouwing te laten, is de beroepscommissie van oordeel dat de reclassering bij uitstek deskundig is op het gebied van risicoinschatting. De beroepscommissie ziet dan ook geen aanleiding om aan de risicoinschatting van de reclassering te twijfelen.

Voorts blijkt uit de stukken dat dat de reclassering het niet wenselijk acht dat klager op hetzelfde adres verblijft als zijn stiefzoon. Dit heeft ertoe geleid dat het thuisadres niet geschikt is bevonden en dat het toepassen van elektronische monitoring om die reden niet mogelijk is.
 

Conclusie

Gelet op het ontbreken van de noodzaak voor het verlenen van strafonderbreking, de risico’s en de onwenselijkheid van de aanwezigheid van klager op het verlofadres, in samenhang met het feit dat strafonderbreking, die in onbegeleide vorm wordt verleend, vergaande vrijheden met zich brengt, terwijl klager nog niet eerder (minder vergaande) vrijheden heeft genoten, kan de bestreden beslissing – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 8 november 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, mr. L.C.P. Goossens en drs. R.J.H.M. Kievitsbosch, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.

 

 

 

secretaris         voorzitter

Naar boven