Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/35718/GV, 8 november 2023, beroep
Uitspraakdatum:08-11-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/35718/GV
    
            
Betreft    [klager]
Datum    8 november 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 25 augustus 2023 klagers verzoek om incidenteel verlof afgewezen.

Klagers raadsman, mr. M. de Reus, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Verweerder heeft miskend dat de grootmoeder van klager kan worden aangemerkt als ‘ouder’ in de zin van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling). In zijn motivatiebrief ten behoeve van de verlofaanvraag heeft klager aangegeven dat hij (grotendeels) bij haar is opgegroeid en zij dus voor langere tijd de ouderrol heeft vervuld (zie bijvoorbeeld RSJ 17 september 2021, 21/22580/GV). Klagers grootmoeder bevestigt dit in haar brief. In het overgelegde SKDB-overzicht van klager staat dat hij meerdere jaren stond ingeschreven op het woonadres van zijn grootmoeder. Voor het overige zijn uitsluitend positieve adviezen uitgebracht. Het incidenteel verlof is de enige verlofvorm waarvoor klager in aanmerking komt.

Standpunt van verweerder
Klager stelt pas voor het eerst in beroep dat zijn oma gedurende een langere tijd de ouderrol heeft vervuld. Dit is, anders dan de raadsman stelt, niet eerder genoemd in de motivatiebrief van 14 juli 2023 of in het vrijhedenadvies van 24 augustus 2023. Wat daar verder ook van zij, thans is nog steeds niet aannemelijk gemaakt dat klagers grootmoeder kan worden aangemerkt als ‘ouder’ in de zin van de Regeling. Klager heeft dit niet nader toegelicht en feitelijk onderbouwd. De vergelijking met RSJ 17 september 2021, 21/22580/GV gaat niet op, omdat in dat geval wel was toegelicht en onderbouwd dat de grootouder in kwestie een langere tijd de ouderrol had vervuld.



3. De beoordeling
Klager is sinds 5 oktober 2018 gedetineerd. Hij is voorlopig gehecht vanwege een niet-onherroepelijk opgelegde gevangenisstraf van zeventien jaar met aftrek, wegens – kort gezegd – (medeplichtigheid aan) brandstichting, meermalen gepleegd, medeplegen van poging tot moord, meermalen gepleegd. Op basis van de niet-onherroepelijke veroordeling zou klager op 1 oktober 2028 (voorwaardelijk) in vrijheid worden gesteld.

Op grond van artikel 1, aanhef en onder d, van de Regeling moet onder ‘ouder’ worden verstaan: de ouder van de gedetineerde, alsmede de stiefouder, pleegouder of grootouder, voor zover deze gedurende een langere tijd de ouderrol heeft vervuld. 

Op grond van artikel 25 van de Regeling kan incidenteel verlof worden verleend voor een bezoek aan een niet tot reizen in staat zijnde ouder, indien deze wegens medische of psychische belemmeringen niet in staat is de inrichting te bezoeken en de gedetineerde gedurende drie maanden niet heeft kunnen ontmoeten.

Klager heeft verzocht om incidenteel verlof zodat hij zijn grootmoeder kan bezoeken die niet in staat is om de inrichting te bezoeken. De medisch adviseur bij de afdeling Individuele Medische Advisering acht het (periodiek) verlenen van verlof op medische gronden geïndiceerd en ook de directeur van de Penitentiaire Inrichting Achterhoek te Zutphen heeft positief geadviseerd ten aanzien van het gevraagde verlof.

De beroepscommissie begrijpt uit het dossier en de informatie die klager over de relatie met zijn grootmoeder heeft aangeleverd, dat hij een goede en nauwe band met haar heeft. Ook stelt klager dat hij een aantal jaren op het adres van zijn grootmoeder heeft gewoond. De beroepscommissie constateert dat dit was in een periode waarin klager de volwassen leeftijd had bereikt. 

De voorgaande omstandigheden kunnen naar het oordeel van de beroepscommissie niet leiden tot de conclusie dat in klagers geval sprake is van een ‘ouder’ in de zin van de Regeling. De afwijzing van klagers verzoek om incidenteel verlof is daarom juist. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.


Deze uitspraak is op 8 november 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. D. van der Sluis, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en F. van Dekken, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven