Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/33758/GA, 16 januari 2024, beroep
Uitspraakdatum:16-01-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/33758/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    16 januari 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de maatregelen die hem op 1 maart 2023 zijn opgelegd vanwege zijn status als gedetineerde met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM-maatregelen).

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn heeft op 8 mei 2023 het beklag ongegrond verklaard (AR 2023/228). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. T.S. van der Horst, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Alphen (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Bij afwezigheid van recente en concrete ondersteunende informatie kan bezwaarlijk twee jaar na een risico inschatting nog een (ver)hoog(d) risico worden aangenomen op grond waarvan toezichtmaatregelen moeten worden getroffen. In 2021 waren er geen concrete signalen voor een (ver)hoog(d) vluchtgevaar en ook nadien is niet gebleken van tastbare aanwijzingen dat er ten aanzien van klager rekening moet worden gehouden met een (ver)hoog(d) risico op vlucht. Gelet daarop is sprake van een situatie zoals beschreven in RSJ 10 november 2017, 17/1442/GA waarbij, gelet op het tijdsverloop en de periode waarin klager wordt geconfronteerd met toezichtmaatregelen, de noodzaak tot voortzetting van de maatregelen met voldoende argumenten en relevante feiten en omstandigheden moet worden onderbouwd en aannemelijk gemaakt. Nu in deze zaak niet is gebleken van concrete informatie waaruit een (ver)hoog(d) risico op vlucht blijkt, althans geen sprake is van nieuwe informatie op grond waarvan dit risico (nog) kan worden aangenomen, is de conclusie dat niet gebleken is van noodzaak voor het opleggen van toezichtmaatregelen. Ook de opmerkingen over de wijziging in het vervoer naar de rechtbank en de veronderstelde beschikbare financiële middelen kunnen het handhaven van de toezichtmaatregelen niet dragen. Er kunnen tal van redenen zijn om een aanpassing te doen in de vervoersbewegingen en niet is gebleken van concrete signalen over een (ver)hoog(d) risico met betrekking tot het vervoer van klager. 

Ook is niet gebleken van een redelijke belangenafweging, nu de directeur tot op heden niet heeft besloten tot een wijziging in de toezichtmaatregelen. Ondanks het tijdsverloop waarin geen actuele, betrouwbare en concrete informatie is ingebracht over een (ver)hoog(d) risico op ontvluchting, zijn in de bestreden mededeling dezelfde maatregelen opgelegd als in de eerste schriftelijke mededeling die klager heeft ontvangen. Dit past niet bij het in de rechtspraak geformuleerde uitgangspunt dat naarmate toezichtmaatregelen langer duren de persoonlijke belangen van een gedetineerde zwaarder gaan wegen. Ook dit is reden om de besluitvorming als onredelijk en onbillijk te beoordelen. 

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van de directeur
De directeur persisteert bij zijn verweer en hetgeen tijdens de beklagprocedure is aangevoerd. De directeur verzoekt de uitspraak van de beklagcommissie te bevestigen. 

 

3. De beoordeling
De directeur kan toezichtmaatregelen opleggen aan een gedetineerde die is geplaatst op de GVM-lijst, als dit noodzakelijk is in verband met de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting. Voordat de directeur hiertoe beslist, dient hij of zij een eigen belangenafweging te maken over de noodzaak van die toezichtmaatregelen. De beslissing moet worden genomen op basis van (ten minste) de informatie van het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP) (indien van toepassing), de visie van de directeur en de informatie die de gedetineerde verschaft tijdens het horen door de directeur. 

Het verdient de voorkeur dat de voor de beslissing relevante informatie en vooral de belangenafweging van de directeur in de beslissing zo duidelijk en volledig mogelijk naar voren komen (dus op schrift worden gesteld). Dat maakt de beslissing voor de gedetineerde zo begrijpelijk mogelijk en op die manier kunnen de beklagcommissie en de beroepscommissie de beslissing toetsen. Nadere informatie of afwegingen kunnen evenwel ook nog naar voren worden gebracht in de beklag- of beroepsprocedure. 

Uit de bestreden beslissing blijkt dat op 19 mei 2021 een overval heeft plaatsgevonden en dat de verdachten zijn gevlucht. Tijdens het verloop van het onderzoek zijn meer verdachten aangehouden. Het onderzoeksteam ziet de rol van klager als uitvoerend. Het Openbaar Ministerie heeft achttien jaar cel geëist tegen meerdere verdachten. Er is geen informatie dat er sprake is van acuut vluchtgevaar, maar de indicatie A ‘(risico op) ontvluchting en/of bevrijding van buitenaf’ is nog steeds van toepassing. De rechtbank heeft overwogen dat er nog een groot deel van de buit weg is, waarmee een vlucht georganiseerd zou kunnen worden. Zo is de beveiliging tijdens het vervoer van klager van en naar de rechtbank ook opgeschroefd vanwege een verhoogd risico, aldus de informatie in de bestreden beslissing. 

De directeur heeft in de afweging van de oplegging van de maatregelen enerzijds gekeken naar het uitvoeren van een humane detentie, waarbij klagers rechten zoveel mogelijk worden gerespecteerd en gediend tegenover het belang om de orde, rust en veiligheid binnen de inrichting te bewaren. De informatie vanuit het operationeel overleg en het GRIP heeft de directeur doen besluiten om veel gewicht toe te kennen aan het risico op verstoring van de orde, rust en veiligheid binnen en mogelijk buiten de inrichting. De beperkingen die aan klager zijn opgelegd zijn door de directeur afgewogen tegen de te lopen risico’s. Voorts blijkt uit de bestreden beslissing dat klager voorafgaand aan de oplegging van de toezichtmaatregelen is gehoord met behulp van een tolk in de Franse taal. 

Naar het oordeel van de beroepscommissie is de informatie in de bestreden beslissing nog steeds voldoende actueel, betrouwbaar en concreet en heeft de directeur zich mogen baseren op deze informatie bij het opleggen van de toezichtmaatregelen en, ook al is er geen informatie dat er sprake is van acuut vluchtgevaar, heeft hij mogen uitgaan van de indicatie ‘(risico op) ontvluchting en/of bevrijding van buitenaf’. Een mogelijke ontvluchting is in het algemeen zeer ernstig. In het geval van klager komt daar nog bij kijken dat hij verdachte is in een mediagevoelige zaak, waardoor extra beroering in de maatschappij zou kunnen ontstaan. Ook minder concrete signalen kunnen daarom het nemen van bepaalde maatregelen rechtvaardigen. 

Uit de Circulaire Gedetineerden met een vlucht- en/of maatschappelijk risico van 8 juli 2021 volgt dat de directeur een eigen afweging dient te maken en dat het uitgangspunt is bij het opleggen van toezichtmaatregelen dat het gaat om een sluitend en samenhangend pakket van maatregelen. Het is bijvoorbeeld niet effectief om wel toezicht uit te oefenen op telefoongesprekken, maar niet op de post of tijdens bezoekmomenten. De directeur is verantwoordelijk voor het opleggen van een complete set aan maatregelen en de uitvoering daarvan. 

De maatregelen die zien op het toezicht op contacten met buiten, het toezicht op voorwerpen (op cel), het toezicht op bewegingsruimte in de inrichting en het vervoer zijn, hoewel in de beslissing niet afzonderlijk per maatregel gemotiveerd, allen gericht op het verkleinen van de kans op ontvluchting en/of bevrijding van buitenaf. Met het opleggen van de toezichtmaatregelen acht de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat daarmee in dit geval met het oog op voornoemde indicatie sprake is van een samenhangend en effectief pakket aan maatregelen. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat de oplegging van deze maatregelen noodzakelijk is in verband met het belang van de orde, rust en veiligheid binnen en buiten de inrichting. De beroepscommissie acht de beslissing voldoende inzichtelijk en toetsbaar en gestoeld op een belangenafweging die de beslissing kan dragen. 

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met aanvulling van de gronden. 

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.


Deze uitspraak is op 16 januari 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. A. van Holten, voorzitter, mr. W.S. Korteling en mr. J.T.W. van Ravenstein, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven