Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/34108/GB, 8 november 2023, beroep
Uitspraakdatum:08-11-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/34108/GB

    

           

Betreft  [klager]

Datum  8 november 2023

 

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 14 april 2023 beslist klager over te plaatsen naar de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 30 mei 2023 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klagers raadsman, mr. E.J.M.J Damen, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

In de beslissing tot overplaatsing is aangegeven dat klager op de Afdeling Intensief Toezicht (AIT) dient te worden geplaatst, vanwege de verdenking van voortgezet crimineel handelen vanuit detentie. Stukken waar deze verdenking op is gebaseerd, zijn niet verstrekt. Er wordt gesteld dat er een verdenking zou zijn van voortgezet crimineel handelen ten aanzien van zeer uiteenlopende feiten, die niet met elkaar samen lijken te hangen. Klager kan zich op geen enkele wijze verdedigen, nu stukken ontbreken. Klager is ook niet door de politie aangehouden of verhoord, en hij kan zich dus ook niet op die wijze verdedigen. Wel hebben de aantijgingen ertoe geleid dat klager is overgeplaatst en is geplaatst op de AIT. Een overplaatsing kan echter niet plaatsvinden als deze enkel is gebaseerd op aanwijzingen, zonder dat deze aanwijzingen gestaafd worden.

In reactie op het beroepschrift noemt verweerde dat klager een positieve urinecontrole heeft gehad, waardoor het erop lijkt dat hij contrabande in bezit heeft gehad. Die beslissing is inmiddels onderwerp van een beklagzaak, en het eventuele gebruik van cannabis is in het geheel niet in lijn met een verdenking van voortgezet crimineel handelen. De beslissing om klager te plaatsen op een AIT zou zijn ingegeven door het feit dat er een verdenking zou zijn van het voorbereiden van een liquidatie of overval. Cannabisgebruik staat daarmee in geen enkel verband, en niet kan blijken waarop de beslissing tot overplaatsing en de plaatsing op een AIT gebaseerd is.

Klager verzoekt om het beroep mondeling te mogen toelichten en om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.
 

Standpunt van verweerder

Verweerder verwijst naar de beslissing van 14 april 2023, de beslissing op bezwaar en de onderliggende stukken. Na grondig onderzoek van de PI Lelystad is vast komen te staan dat klager zich tijdens zijn detentie bezighoudt c.q. bezig heeft gehouden met voortgezet crimineel handelen, als gevolg waarvan hij door het Operationeel Overleg op 12 april 2023 op de lijst van gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM) is geplaatst, met het risicoprofiel ‘hoog’.

Om de toezichtmaatregelen waaraan klager door zijn plaatsing op de GVM-lijst werd onderworpen zo goed mogelijk te kunnen effectueren, is hij op grond van de GVM-circulaire naar een GVM-hoog inrichting overgebracht, alwaar hij door de directeur op de AIT is geplaatst.

Voor zover klager het niet eens is met zijn plaatsing op de GVM-lijst, kan deze kwestie niet in onderhavige procedure aan de orde worden gesteld. In beroep staat uitsluitend de vraag ter discussie of klager op grond van zijn GVM-hoog-status terecht naar een GVM-hoog-inrichting is overgebracht. Verweerder meent dat dit het geval is.

Ten overvloede wordt opgemerkt dat klager op 31 juli 2023, in verband met een positieve urinecontrole, is gedegradeerd naar het basisprogramma. Ondanks zijn verblijf op de AIT en de aan hem opgelegde toezichtmaatregelen, heeft hij een mogelijkheid gezien om in het bezit van contrabande te komen. Dit benadrukt des te meer de noodzaak en het belang dat klager onder verscherpt toezicht is gesteld.

 

3. De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

Klager verbleef in de gevangenis van de PI Lelystad. Op 14 april 2023 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de PI Alphen, omdat er sprake was van een ernstig vermoeden van voortgezet crimineel handelen vanuit de PI Lelystad. In de PI Alphen is klager door de directeur op de AIT geplaatst.

Uit de stukken volgt dat de directeur van de PI Lelystad heeft verzocht om klagers overplaatsing en plaatsing op de AIT, omdat de inrichting, door klagers netwerk in kaart te brengen en gesprekken van klager te beluisteren, heeft kunnen constateren dat klager bezig was met voorgezet crimineel handelen vanuit detentie. Klager praatte in zijn gesprekken zeer heimelijk en met diverse aliassen en afkortingen. Hij stelde zich hiermee niet controleerbaar op en ondermijnde daarmee de directie.

Eerder is klager in de PI Lelystad al onder de aandacht geweest. Hij viel op door geldstromen die via zijn moeder door middel van Telio naar een medegedetineerde werden overgeboekt. Op een bepaald moment is een groot pakket aan mobiele telefoons en contrabande onderschept. Klager en de medegedetineerde spraken over de vermoedelijke vermiste lading. Gelet hierop is klager op 6 april 2023 in afzondering geplaatst. Na het netwerk in kaart te hebben gebracht, heeft de inrichting kunnen constateren dat er diverse opdrachten voor buiten de inrichting zijn uitgezet die te maken hebben met voortgezet crimineel handelen en die leiden tot grote zorg. Gelet op de gevoerde gesprekken, werd vermoed dat klager spreekt over een liquidatie, ontvoering of een roofoverval. Er werd namelijk veelvuldig gesproken over verkenningen die gedaan moesten worden, mensen die geveegd moesten worden, schade die gemaakt zou worden, geldbedragen die overgemaakt moesten worden en voertuigen die geregeld moesten worden. Naar aanleiding van voornoemde constateringen is klager op 12 april 2023 besproken in het Operationeel Overleg en is aan hem de GVM-status ‘hoog’ toegekend, vanwege (vermoedens van) voortgezet crimineel handelen vanuit detentie en (risico op) liquidatie of bedreiging in detentie van of door de gedetineerde.

De beroepscommissie ziet geen aanleiding om te twijfelen aan dat wat in het selectieadvies staat beschreven. De informatie is naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende concreet om te kunnen concluderen dat een overplaatsing in het kader van het bewaren van de orde, rust en veiligheid in de PI Lelystad, gelet op de vermoedens van voorgezet crimineel handelen vanuit detentie, gerechtvaardigd was.

Het komt de beroepscommissie in dat kader ook niet onredelijk voor dat verweerder de directeur van de PI Alphen heeft geadviseerd om klager op de AIT te plaatsen, gelet op de aard en ernst van het delict waarvoor klager is veroordeeld, zijn GVM-status en de inhoud van de beschreven gesprekken die door klager zijn gevoerd. De beroepscommissie overweegt overigens dat de beslissing om klager daadwerkelijk op de AIT te plaatsen een beslissing is van de directeur van de inrichting. Hiertegen staat op grond van artikel 60 van de Penitentiaire beginselenwet beklag bij de beklagcommissie open.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 8 november 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.

 

 

 

secretaris         voorzitter

Naar boven