Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/26471/GA, 15 november 2023, beroep
Uitspraakdatum:15-11-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/26471/GA

            
Betreft    [klager]
Datum    15 november 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen:
a.    het in afzondering moeten verblijven op 14 januari 2022 en 24 januari 2022 
(VU 2022/149) en
b.    het in afzondering moeten verblijven op 7 februari 2022 (VU 2022/194).

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught heeft op 14 maart 2022 de klachten die zien op de gebeurtenissen op        24 januari 2022 en 7 februari 2022 ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. F.H.J. de Graaf, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Vught (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De raadsvrouw verwijst naar het door haar ingediende klaagschrift. Zij voegt daar het volgende aan toe. 

Klager meent dat er in beide gevallen geen sprake was van een incident waarvoor afzondering gerechtvaardigd zou zijn. Na het incident op 31 december 2021 heeft zich een patroon ontwikkeld waarbij klager zonder noemenswaardige reden in afzondering wordt geplaatst. Klagers medegedetineerden zouden dat kunnen bevestigen. Wat in het signaleringsplan staat, kan daarom geen uitkomst bieden om over te gaan tot het plaatsen in afzondering, dan wel het geven van een time-out. Klager kan zich niet vinden in wat er in de schriftelijke verslagen staat. Die zijn ook niet consistent, nu in het ene verslag wordt gesproken van een time-out van twintig minuten en in het andere verslag van een time-out van dertig minuten. Zelfs al zou er wel een incident zijn geweest, is het star vasthouden aan het signaleringsplan buitenproportioneel en niet subsidiair vanwege de bijzondere omstandigheden. Klager meent dat wat zich heeft afgespeeld op 31 december 2021 een relevante factor vormt in de belangenafweging. Die belangenafweging ontbreekt. Het is een menselijke reactie dat klager irritatie ervaart ten opzichte van de persoon die hij verantwoordelijk houdt voor zijn letsel.      

Er zijn geen schriftelijke mededelingen van de beslissingen aan klager uitgereikt en klager is niet gehoord. Dat had wel gemoeten, omdat de time-out ervoor heeft gezorgd dat klager werd uitgesloten van activiteiten ex artikel 23 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). Daarmee is geen rekening gehouden in het signaleringsplan. Indien de duur van de time-outs afhankelijk is van de situatie en de toestand van klager, dan dient te worden gemotiveerd waarom juist de gekozen duur passend is. Het is nu niet mogelijk om te beoordelen of de gegeven time-outs proportioneel en subsidiair zijn.   

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van de directeur
De schriftelijke verslagen waarin het gedrag van klager staat beschreven zijn naar waarheid opgemaakt. De directeur ziet geen reden om daaraan te twijfelen. Het beschreven gedrag past bij het beeld dat de afdeling al langer van klager heeft en het is ook de reden dat de time-outmaatregel in het signaleringsplan is opgenomen. De directeur kan de raadsvrouw niet volgen in het standpunt dat star zou worden vastgehouden aan het plan en dat dit als disproportioneel of niet subsidiair zou moeten worden aangemerkt. Het gedrag van klager was ten tijde van de klachten nog steeds aan de orde. Dat er op 31 december 2021 een incident heeft plaatsgevonden, doet hier niets aan af. 

De duur van de time-outs is afhankelijk van de situatie en de toestand van klager. Het klopt dus dat de time-out niet iedere keer dezelfde duur heeft, omdat dit niet van tevoren te voorspellen is. In het geval van klager is beschreven in zijn signaleringsplan dat hij bij schelden tegen personeel een time-out krijgt. Horen is hierbij niet vereist en er hoeft geen schriftelijke mededeling te worden uitgereikt. Dat klager op dat moment niet kan deelnemen aan een activiteit, is inherent aan het geven van de time-out. Voor het overige persisteert de directeur bij zijn eerdere verweer en wat hij tijdens de beklagzitting naar voren heeft gebracht.      

  

3. De beoordeling
Beklag a. 14 januari 2022
Ten aanzien van de klacht die ziet op het in afzondering verblijven op 14 januari 2022 stelt de beroepscommissie vast dat de beklagcommissie daarover niet heeft geoordeeld. De beroepscommissie zal dat volledigheidshalve alsnog doen. Klager heeft op            26 januari 2022 beklag ingesteld en daarbij vermeld dat destijds geen beklag is ingesteld, omdat de afzondering van korte duur is geweest en klager zich wilde richten op zijn herstel. 

De beroepscommissie komt tot de conclusie dat klager te laat beklag heeft ingesteld en zal klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van dit onderdeel van de klacht. 

Beklag a. 24 januari 2022 en beklag b. 
Uit het schriftelijk verslag van 24 januari 2022 volgt dat klager naar “kamer” (de beroepscommissie begrijpt uit het verslag: zijn eigen verblijfsruimte) werd begeleid voor een time-out, nadat hij was aangesproken op zijn gedrag. Klager had direct geageerd tegen een opmerking van een medewerker die hem had aangesproken over het geluidsvolume van het dichtgooien van zijn deur. Terwijl klager in zijn cel verbleef, hoorde de medewerker gebonk bij de cel van klager. Klager stak zijn middelvinger op toen hem werd gevraagd om te stoppen met bonken. Na ongeveer dertig minuten is geprobeerd om met klager in gesprek te gaan over het voorval, maar klager wilde geen gesprek. Volgens klager had hij alleen ‘longkanker’ geroepen. Daarna maakte klager een gebaar met zijn hand langs zijn nek, wat werd opgevat als een snijbeweging om zijn keel door te snijden. Daarop is klager naar de afzonderingscel begeleid, waar hij tot het einde van het programma heeft verbleven. Bij het weglopen riep klager nogmaals ‘longkanker’.      

De beroepscommissie begrijpt hieruit dat klager eerst een time-out heeft gekregen in zijn eigen cel, maar dat hij daarna in de afzonderingscel is geplaatst. Uit het verslag is af te leiden dat klager om 15.25 uur is ingesloten en dat hij tot het einde van het programma (de beroepscommissie begrijpt: het dagprogramma) een time-out heeft gekregen. De directeur heeft aangegeven dat klager bij een time-out de nacht in zijn eigen verblijfsruimte doorbrengt. Het is de beroepscommissie niet duidelijk geworden hoe lang deze time-out precies heeft geduurd, maar gelet op het tijdstip van de insluiting gaat zij ervan uit dat de insluiting niet langer heeft geduurd dan enkele uren.  

Klager heeft op 7 februari 2022 een time-out gekregen, omdat hij een medewerker heeft uitgescholden. Klager heeft met luide stem geroepen: ‘Ik breek je poten nog wel… kanker op… kankerlijer’. Klager bleef doorgaan met schelden toen hem werd verteld dat hij hiermee te ver ging. Daarop is klager een schriftelijk verslag aangezegd. 

De directeur wijst op het signaleringsplan, waarin staat dat aan klager een time-out in de eigen cel kan worden opgelegd. De beroepscommissie begrijpt echter uit het verweerschrift van de directeur van 25 februari 2022 dat klager voor de orde en rust een        time-out heeft gekregen in de observatiecel. Klager verbleef daar met eigen kleding en zonder voorafgaande visitatie. Dit omdat klager bekend was met trappen/slaan/bonken als hij in zijn eigen cel moest verblijven. Volgens de directeur heeft klager deze afspraak begrepen. Klager is blijkens het voormelde verweerschrift ‘voor een paar uur’ in de observatiecel geplaatst.   

De beroepscommissie merkt op dat zij het wenselijk acht dat wanneer sprake is van een wijziging van dergelijke afspraken, zoals hier kennelijk het geval is, die wijziging wordt opgenomen in het signaleringsplan. Dat is hier niet gebeurd. Het is de beroepscommissie ook in dit geval niet duidelijk geworden hoe lang de aan klager opgelegde time-out heeft geduurd, anders dan de mededeling van de directeur dat dit ‘voor een paar uur’ is geweest. 

De time-out
Zoals de beroepscommissie eerder heeft overwogen wordt in de Pbw, noch in de memorie van toelichting op de Pbw een ‘time-out’ genoemd (RSJ 1 juni 2015, 14/4189/GA). Het geven van een time-out, die naar zijn aard (zeer) kort zal zijn, acht de beroepscommissie in beginsel niet een situatie waarin het opleggen van een ordemaatregel als bedoeld in artikel 23 of 24 van de Pbw is vereist              (RSJ 4 januari 2023, 22/26072/GA). 

De beroepscommissie overweegt dat het geven van een time-out niet onbegrensd kan zijn. Naarmate het aantal, dan wel de tijdsduur van de time-outs toeneemt, kan de maatregel het karakter krijgen van een ordemaatregel als bedoeld in artikel 23 of artikel 24 van de Pbw. De beroepscommissie ziet in de beschikbare informatie over de time-outs van klager geen aanleiding om tot de conclusie te komen dat van dat laatste sprake is. In beide gevallen betrof het dus niet een situatie waarin een ordemaatregel had moeten worden opgelegd. Het standpunt van de raadsvrouw dat sprake is van formele gebreken, wordt daarom niet gevolgd. De beslissingen om aan klager een time-out op te leggen op 24 januari 2022 en 7 februari 2022 acht de beroepscommissie, gelet op het gedrag van klager, inhoudelijk niet onredelijk of onbillijk. Niet is gebleken dat het incident van 31 december 2021 een rol heeft gespeeld bij de time-out beslissingen die in dit beroep aan de orde zijn, zodat dat verder buiten beschouwing kan worden gelaten.

Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagcommissie inzake beklag a. voor zover dit ziet op de time-out van 24 januari 2022 en beklag b. terecht ongegrond heeft verklaard. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd, met aanvulling van de gronden.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in beklag a. voor zover dit ziet op de time-out van 14 januari 2022. 

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a. voor zover dit ziet op de time-out van 24 januari 2022 en beklag b. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden. 


Deze uitspraak is op 15 november 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. A. van Holten, voorzitter, mr. W.S. Korteling en mr. J.T.W. van Ravenstein, leden, bijgestaan door mr. M. Simpelaar, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven