Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/26461/GA, 15 november 2023, beroep
Uitspraakdatum:15-11-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/26461/GA

            
Betreft    [klager]
Datum    15 november 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen:
a.    het schenden van de zorgplicht door het onthouden van medische zorg (VU 2022/54);
b.    het ten onrechte worden ingesloten (time-out) (VU 2022/55) en
c.    het feit dat de tenuitvoerlegging van die insluiting disproportioneel en niet subsidiair was (VU 2022/56).

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught heeft op 14 maart 2022 de klachten ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. F.H.J. de Graaf, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Vught (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De raadsvrouw verwijst naar het door haar ingediende klaagschrift. Zij voegt daar het volgende aan toe. 

De klachten betreffen een incident op 31 december 2021. Klager werd medegedeeld dat hij enige tijd in zijn cel moest verblijven, omdat hij zich niet volgens de (huis)regels had gedragen en daarom niet mocht deelnemen aan de arbeid. Klager is vervolgens ingesloten. 

Beklag a. 
Kort na de insluiting werd klagers deur geopend om iets met hem te bespreken. Klager was het niet eens met de insluiting en plaatste daarom zijn voet tussen de deur, om het sluiten ervan te voorkomen. In reactie daarop heeft een medewerker klager een (harde) duw gegeven, waardoor klager ten val is gekomen. Gelet op het bemiddelingsadvies staat niet langer ter discussie dat het deze val is geweest die ervoor heeft gezorgd dat klagers botbreuk is ontstaan. Klager heeft veel pijn gehad en ook pijnkreten geuit, die door medegedetineerden zijn gehoord. Desondanks heeft klager pas op 1 januari 2022 de zorg gekregen die hij nodig had.    

De directeur heeft zijn zorgplicht geschonden. Bij de derde nachtdienstronde was een actievere houding gewenst. De alarmering via de medegedetineerden, samen met de extreme pijnscheuten waarover klager al had geklaagd, maakten dat de nachtdienstmedewerkers bij klager hadden moeten informeren. Hetzelfde geldt voor de telronde, omdat klager nooit op de grond slaapt. Dat eerder scheldpartijen hadden plaatsgevonden, maakt dat niet anders. 

Beklag b. en c. 
Er was geen aanleiding voor de insluiting, omdat klager zich niet op verkeerde wijze heeft uitgelaten tegen het personeel. Het insluiten en de wijze waarop dat is gebeurd zijn in strijd met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Klager is slecht ter been. Er had met klager kunnen worden gesproken via het luikje. De gestelde afwerende beweging van de medewerker was overbodig en had voor klager het effect van een harde duw. Dat het personeel niet heeft gezien dat klager is gevallen, betekent niet dat dit niet is gebeurd. Uit de objectieve bewijsmiddelen blijkt namelijk dat klager zijn heup rond het moment van de gestelde afwerende beweging heeft gebroken. De latere val van klager is niet de oorzaak van de botbreuk. Klager voelde zich er niet prettig bij om in het ziekenhuis iets te zeggen over de val, omdat hij de medewerkers van de PI verantwoordelijk hield voor de breuk.    

Klager kon door de time-out niet deelnemen aan de arbeid. De time-out kan daarom worden gekwalificeerd als een ordemaatregel ex artikel 23 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). Klager had moeten worden gehoord en er had een schriftelijke mededeling aan klager moeten worden uitgereikt. Dat is niet gebeurd en daarom is sprake van een vormverzuim.   

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van de directeur
De directeur verwijst naar zijn verweerschrift in beklag, alsmede naar wat hij tijdens de beklagzitting naar voren heeft gebracht, en voegt daaraan het volgende toe. 

Beklag a. 
Er is slechts sprake geweest van een gepaste afwerende beweging door het personeelslid, teneinde klager in te sluiten. Dat is ook te zien op de camerabeelden. Na zijn plaatsing in de cel voor een time-out werd klager agressief, waardoor het sluiten van de deur niet lukte. Er kon niet middels het luikje met klager worden gesproken, omdat klager juist in zijn cel moest worden geplaatst. De deur is daarna niet meer opengegaan. Het personeel heeft geen val waargenomen. Dat zou wel moeten zijn opgevallen. 

Klager heeft zelf gezegd dat hij veel pijn ervaarde nadat hij probeerde tegen de deur te trappen en omdat hij in de nacht onderweg naar de wc is gevallen. Uit het bemiddelingsverslag blijkt niet dat een van deze gebeurtenissen niet de oorzaak van de botbreuk kan zijn geweest. Opvallend is dat klager gedurende de nacht, tijdens de wekdienst en in het ziekenhuis niet heeft verklaard dat sprake was van een val door toedoen van het personeel.   

De directeur ziet niet in waarom tijdens de derde nachtdienstronde een actievere houding gewenst was. Het was stil bij klager en gezien het tijdstip kon dit betekenen dat klager sliep. Daarnaast wilde klager eerder geen pijnmedicatie. Het personeel mocht ervan uitgaan dat klager geen hulp behoefde. Klagers houding maakt niet dat niet moet worden ingegrepen in geval van een medische situatie, maar het is wel lastiger om de situatie te beoordelen. Zorg en hulp zijn klager wel degelijk aangeboden.   

Beklag b. en c.
Op grond van artikel 24, vierde lid van de Pbw in verbinding met artikel 23, eerste lid, van de Pbw, kan een gedetineerde in afzondering worden geplaatst. In klagers geval staat in zijn signaleringsplan beschreven dat hij bij schelden tegen het personeel een time-out krijgt. Het horen van klager is daarbij niet vereist en er hoeft ook geen schriftelijke mededeling te worden uitgereikt. 

Het personeel is goed op de hoogte van klagers problematiek en hoe hij moet worden bejegend. Juist daarom is klager met een time-out in zijn cel geplaatst. Dat klager hierdoor de arbeid mist is een voor hem vervelende omstandigheid, maar dat maakt het niet anders.  

 

3. De beoordeling
Beklag a.
Het onthouden van medische zorg kan onder omstandigheden gelijk worden gesteld met een beslissing van de directeur, zoals bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw, als sprake is van een beklag met voldoende belang voor de gedetineerde. Daarvan is in beginsel slechts sprake wanneer de directeur volgens de gedetineerde jegens hem “structureel en in belangrijke mate tekortschiet in zijn verzorgende taken” (Kamerstukken II 1994/95, 24 263, nr. 3, p. 76).

Klager stelt dat hem medische zorg is onthouden nadat een medewerker klager een harde duw heeft gegeven, waardoor klager ten val is gekomen en zijn heup heeft gebroken. 

Weliswaar richt het beklag zich niet tegen een structurele tekortkoming van de directeur, maar dat is in gevallen als deze ook niet goed mogelijk. Het gaat in dit geval echter wel om een belangrijke (vermeende) tekortkoming, waartegen naar het oordeel van de beroepscommissie wel moet kunnen worden geklaagd. 

Op grond van artikel 42, eerste en derde lid onder b., van de Pbw draagt de directeur zorg voor beschikbaarheid van een aan de inrichting verbonden arts of diens vervanger op andere tijdstippen dan een spreekuur, als dit in het belang van de gezondheid van de gedetineerde noodzakelijk is. De vraag die de beroepscommissie moet beantwoorden is of de directeur de toegang tot de arts, zoals bedoeld in artikel 42 van de Pbw, in voldoende mate heeft gewaarborgd en daarmee heeft voldaan aan zijn zorgplicht. 

Dat klager iedere vorm van medische zorg is onthouden, aan zijn lot zou zijn overgelaten en niet zou zijn voorzien van pijnstillers, zoals in het klaagschrift staat beschreven, acht de beroepscommissie niet aannemelijk geworden. De directeur heeft te kennen gegeven dat op het moment dat klager na de time-out werd bezocht en klaagde over pijn aan zijn rechterheup, twee medewerkers die tevens verpleegkundige zijn, medische hulp hebben aangeboden. Klager liet dat niet toe, schold en schopte tegen de knie van een van de medewerkers. Daarop is de medische dienst ingeschakeld, die klager heeft onderzocht en paracetamol heeft voorgeschreven. Later heeft de eerste ronde van de nachtdienst klager horen roepen en pijnstillers aangeboden, omdat klager aangaf dat hij pijn had. Klager heeft ook toen aanhoudend gescholden, waarna de nachtdienstmedewerker uiteindelijk is doorgelopen. 

Bij de derde nachtronde is klager opnieuw bezocht, omdat er door een medegedetineerde melding was gemaakt van roepen door klager. Bij aankomst was het stil en is ervoor gekozen klager niet te benaderen. Tijdens de telronde om 6:45 uur werd gezien dat klager op de grond onder een deken lag. De medewerker bleef even staan, waarna er interactie was met klager die reageerde met “Hé”. Dat werd geïnterpreteerd als een groet. Het was de derde gedetineerde die de medewerker die nacht op de grond aantrof. Om 9:00 uur heeft het personeel van de afdeling bij het openen van zijn cel klager in bed geholpen. Klager gaf aan dat hij veel pijn had en dat hij was gevallen toen hij naar de wc moest. Klager is een pijnstiller aangeboden en de medische dienst is opnieuw ingeschakeld. Besloten werd klager naar het ziekenhuis te sturen. 

Tegen deze achtergrond is de beroepscommissie, net als de beklagcommissie, van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de directeur tekort is geschoten in zijn verzorgende taken, als bedoeld in artikel 42 van de Pbw. In verband met klagers pijnklachten is de medische dienst meermalen ingeschakeld en de medewerkers hebben ook gedurende de nacht aandacht gehad voor zijn pijnklachten en pijnstillers aangeboden. Het standpunt van de raadsvrouw dat tijdens de derde nachtronde en tijdens de telronde een actievere houding mocht worden verwacht, wordt niet gevolgd. 

Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagcommissie het beklag terecht ongegrond heeft verklaard. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd, met aanvulling van de gronden.

Beklag b. en c. 
Uit het dossier kan worden opgemaakt dat klager ten tijde van de klachten in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de PI Vught verbleef. In het PPC wordt gewerkt met een signaleringsplan. Een signaleringsplan maakt onderdeel uit van een (persoonlijk) behandelplan en berust op overeenstemming tussen het personeel en de gedetineerde (RSJ 6 november 2012, 12/1472/GA). In klagers signaleringsplan staat opgenomen dat wanneer het slecht met hem gaat, hij gaat schreeuwen en verbaal agressief wordt. Het personeel kan hem in dat geval een time-out in zijn verblijfsruimte geven. Klager heeft op 31 december 2021 een time-out gekregen, omdat hij tegen een personeelslid ‘kankerlijer, kankerkop, kanker op idioot’ en woorden van gelijke strekking heeft gezegd.     

Zoals de beroepscommissie eerder heeft overwogen wordt in de Pbw, noch in de memorie van toelichting op de Pbw een ‘time-out’ genoemd (RSJ 1 juni 2015, 14/4189/GA). Het geven van een time-out, die naar zijn aard (zeer) kort zal zijn, acht de beroepscommissie in beginsel niet een situatie waarin het opleggen van een ordemaatregel als bedoeld in artikel 23 of 24 van de Pbw is vereist (RSJ 4 januari 2023, 22/26072/GA). Hoewel op grond van de stukken niet duidelijk is hoe lang de time-out heeft geduurd, acht de beroepscommissie, gelet op de situatie na de time-out, aannemelijk dat klager de arbeid heeft gemist. Dat maakt naar het oordeel van de beroepscommissie in dit geval echter niet dat sprake was van een situatie waarbij een ordemaatregel had moeten worden opgelegd. Het standpunt van de raadsvrouw dat sprake is van formele gebreken, wordt daarom niet gevolgd. 

De beroepscommissie hecht er wel aan op te merken dat het geven van een time-out niet onbegrensd kan zijn. Naarmate het aantal, dan wel de tijdsduur van de time-outs toeneemt, kan de maatregel wel het karakter krijgen van een ordemaatregel als bedoeld in artikel 23 of artikel 24 van de Pbw. 

De beslissing om klager een time-out op te leggen acht de beroepscommissie, gelet op het gedrag van klager, niet onredelijk of onbillijk. Daarnaast is niet aannemelijk geworden dat sprake is geweest van ongeoorloofd handelen van de medewerker bij het insluiten van klager. Klager heeft zelf zijn voet (en blijkens de stukken zijn hand) tussen de deur geplaatst en hij heeft geweigerd om deze weg te halen. Het pakken van klagers hand en het maken van een afwerende beweging door het personeelslid om de deur te kunnen sluiten, kan niet als disproportioneel worden aangemerkt. 

Dat sprake is geweest van een harde duw waardoor klager zou zijn gevallen en waardoor hij de botbreuk zou hebben opgelopen, acht de beroepscommissie op basis van het dossier niet aannemelijk geworden. Voor dit oordeel is relevant dat de betrokken medewerkers geen val hebben waargenomen, het gegeven dat klager - noch tijdens de rondes of de wekdienst, noch toen het afdelingshoofd hem daarna in het ziekenhuis bezocht - iets heeft verklaard over een val, maar in plaats daarvan aangaf pijn te hebben gevoeld toen hij tegen de deur wilde trappen, en de omstandigheid dat klager in de nacht na het incident tijdens de wc-gang ten val is gekomen.
 
Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagcommissie het beklag terecht ongegrond heeft verklaard. Het beroep zal daarom ook in zoverre ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd, met aanvulling van de gronden.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a. b. en c. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.


Deze uitspraak is op 15 november 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. A. van Holten, voorzitter, mr. W.S. Korteling en mr. J.T.W. van Ravenstein, leden, bijgestaan door mr. M. Simpelaar, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter

Naar boven