Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/36365/SGA, 29 september 2023, schorsing
Uitspraakdatum:29-09-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/36365/SGA
    
            
Betreft    verzoeker
Datum    29 september 2023


Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van

verzoeker (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure
De directeur van de locatie Norgerhaven te Veenhuizen (hierna: de directeur) heeft aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd van veertien dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege het poseren voor een foto (gemaakt met een mobiele telefoon) die vervolgens op social media is geplaatst, ingaande op 25 september 2023 om 16.00 uur en eindigend op 9 oktober 2023 om 16.00 uur.

Verzoekers raadsman, mr. M. de Reus, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (Nh-2023-000446).

 

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Uit de schriftelijke reactie van de directeur, waaronder het schriftelijk verslag van 25 september 2023, komt naar voren dat verzoeker in de inrichting geposeerd heeft voor een foto (gemaakt met een mobiele telefoon) die vervolgens geplaatst is op social media (TikTok en Facebook). Namens verzoeker is in het klaagschrift aangevoerd dat de opgelegde disciplinaire straf te zwaar is. Hierbij wordt verwezen naar diverse uitspraken van de (voorzitter van de) beroepscommissie, waarin sprake was van aanzienlijk lagere straffen voor eenzelfde feit. De directeur voert aan dat de opgelegde disciplinaire straf is opgelegd conform artikel 50, eerste lid in samenhang met artikel 51, eerste lid, aanhef en onder a. van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). Verzoeker wist in ieder geval dat er een mobiele telefoon binnen de inrichting was, wat in principe al een ernstige zaak is, en hij is verantwoordelijk voor zijn eigen handelen. Het wordt verzoeker kwalijk genomen dat er mogelijk reputatieschade voor de inrichting uit voort kan komen, aldus de directeur. 

De voorzitter overweegt, voorlopig oordelend, als volgt.
Voor zover namens verzoeker is verwezen naar uitspraken van de (voorzitter van de) beroepscommissie, overweegt de voorzitter dat de enkele omstandigheid dat in die uitspraken een lagere straf was opgelegd voor hetzelfde feit, niet maakt dat de directeur in verzoekers geval niet heeft kunnen overgaan tot het opleggen van een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel. De voorzitter neemt daarbij in aanmerking dat in die zaken de sanctiekaart 2016, dan wel de aangescherpte sanctiekaart 2019 - waarin voor gegevensdragers een maximale disciplinaire straf van veertien dagen in een strafcel opgelegd kon worden - van toepassing was en dat deze is afgeschaft. Op dit moment geldt voor de directeur een discretionaire bevoegdheid op grond van de kaders van de Pbw bij het opleggen van de een disciplinaire straf. Bij de bepaling van de strafmaat - die door de voorzitter slechts marginaal wordt getoetst en die alleen ingrijpt als deze straf kennelijk onredelijk streng is (RSJ 10 juni 2016, 16/0665/GA) - worden alle feiten en omstandigheden die voor de bepaling van de hoogte van de straf van belang kunnen meegewogen (RSJ 23 november 2015, 15/2167/GA). Gelet op al het voorgaande, en de door de directeur gegeven motivering, kan de beslissing van de directeur, naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De voorzitter zal het verzoek daarom afwijzen.

 

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.


Deze uitspraak is op 29 september 2023 gedaan door mr. C.N. Dijkstra, voorzitter, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven