Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/36353/SGA, 3 oktober 2023, schorsing
Uitspraakdatum:03-10-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/36353/SGA
    
            
Betreft    [verzoeker]
Datum    3 oktober 2023


Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van

[verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure
De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Arnhem (hierna: de directeur) heeft beslist dat verzoeker geen (telefonisch en/of fysiek) contact meer mag hebben met zijn broer. 

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek, van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek zal worden ingeschreven als klaagschrift en van de desgevraagde reactie van de directeur van de PI Alphen aan den Rijn dat de bestreden beslissing daar verder ten uitvoer wordt gelegd (na verzoekers overplaatsing). 

 

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Voor zover verzoeker heeft aangevoerd dat in de beslissing geen rechtsmiddelenclausule is opgenomen, overweegt de voorzitter als volgt.
Op grond van artikel 58, vierde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) moet in de schriftelijke mededeling van de beslissing worden gewezen op de mogelijkheid van het instellen van beklag en de wijze waarop en de termijn waarbinnen dit moet gebeuren en op de mogelijkheid tot het doen van een schorsingsverzoek bij de voorzitter van de beroepscommissie. In de bestreden beslissing is een dergelijke rechtsmiddelenclausule niet opgenomen. Hoewel de wet dit wel voorschrijft, hoeft het ontbreken van de rechtsmiddelenclausule – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – in dit geval niet tot een toewijzing van het verzoek te leiden. De rechtsmiddelenclausule die de wet voorschrijft is (met name) bedoeld om de gedetineerde op de hoogte te stellen van de mogelijkheid rechtsmiddelen (beklag en schorsing) in te stellen tegen de beslissing van de directeur. Verzoeker heeft van die rechtsmiddelen ten aanzien van de onderhavige beslissing (tijdig) gebruikgemaakt.

Verder heeft verzoeker aangevoerd dat de beslissing in strijd met de wet is genomen, nu deze niet in duur is beperkt en voor onbepaalde tijd is opgelegd. Daarnaast moet een dergelijke beslissing goed worden gemotiveerd en mag niet enkel worden afgegaan op mededelingen van derden (het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP)). In de beslissing is geen enkele motivering gegeven en blijkt niet van een belangenafweging. Het lijkt er sterk op dat de directeur geen oog heeft voor verzoekers rechten en de wettelijke waarborgen, aldus verzoeker.

Uit de schriftelijke reactie van de directeur volgt dat op basis van de artikelen 38, derde lid, en 39, derde lid, in verbinding met artikel 36, vierde lid, van de Pbw is beslist het contact tussen verzoeker en zijn broertje – die ook in detentie verblijft – af te wijzen. Verzoeker is op de lijst van gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM) geplaatst met een hoog risicoprofiel. Uit de aan verzoeker opgelegde GVM-toezichtmaatregelen volgt uitdrukkelijk dat hij alleen contact met hebben met en/of bezoek mag ontvangen van gescreende contacten. Naar aanleiding van een verzoek om advies heeft het GRIP aangegeven – zoals ook is gedaan in een rapportage van 3 juli 2023 – dat contact tussen verzoeker en zijn broer niet wenselijk is, aangezien verzoekers broer vermoedelijk betrokken is geweest bij voortgezet crimineel handelen in detentie. Verzoeker behoort tot een criminele familie die een conflict heeft (gehad) met een andere criminele groepering. Verzoekers broer staat ook op de GVM-lijst. De bestreden beslissing wordt beëindigd zodra uit nieuwe informatie blijkt dat de huidige bezwaren niet langer van toepassing zijn en er een mogelijkheid is om eerder dan de wettelijk vastgestelde twaalf maanden contact te krijgen tussen verzoeker en zijn broer, aldus de directeur. 

De voorzitter overweegt, voorlopig oordelend, als volgt.
Gelet op het bovengenoemde advies van het GRIP en de in artikel 36, vierde lid, van de Pbw genoemde belangen, kan de beslissing van de directeur niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hoewel in de beslissing geen termijn van tenuitvoerlegging wordt genoemd, gaat de voorzitter ervan uit dat de tenuitvoerlegging van de beslissing de termijn van twaalf maanden zoals bepaald in het derde lid van de artikelen 38 en 39 van de Pbw niet overschrijdt. Gelet op al het voorgaande zal de voorzitter het verzoek afwijzen.

 

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.


Deze uitspraak is op 3 oktober 2023 gedaan door mr. M.J. Vos, voorzitter, bijgestaan door mr. L. van der Linden, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven