Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/34730/GA, 12 maart 2024, beroep
Uitspraakdatum:12-03-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/34730/GA

 

Betreft  [Klager]

Datum  12 maart 2024

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de locatie De Schie te Rotterdam (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in een strafcel, vanwege aangetroffen contrabande in zijn cel, ingaande op 27 februari 2023.

De beklagcommissie bij de locatie De Schie te Rotterdam heeft op 27 juni 2023 het beklag ongegrond verklaard voor wat betreft de oplegging van de disciplinaire straf en gegrond voor wat betreft de motivering van de strafmaat van de disciplinaire straf (S-2023-106). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De directeur heeft beroep ingesteld tegen het deel van de uitspraak dat ziet op de gegrondverklaring.

De beroepscommissie heeft de directeur, klager en zijn raadsvrouw mr. M.W. Bouwman in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

Blijkens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie dient voorop te staan dat voldoende aannemelijk moet zijn dat de strafmaat passend is geweest en dat het wettelijke strafmaximum niet in de weg staat aan de gekozen strafmaat (RSJ 6 maart 2023, 22/30273/JA). De gekozen strafmaat dient marginaal te worden getoetst. De beroepscommissie mag enkel beoordelen of de straf, gezien alle omstandigheden, redelijk en billijk is (RSJ 10 juni 2016, 16/0665/GA). De motiveringsplicht gaat niet zover dat steeds moet worden verantwoord waarom niet is gekozen voor alternatieven of waarom een lagere straf niet zou volstaan. Er geldt dan ook geen verplichting om te onderbouwen waarom voor een specifieke strafmaat is gekozen. Door de uitspraak van de beklagcommissie wordt de directeur gedwongen om telkens te motiveren waarom een alternatieve straf niet de voorkeur geniet. Dat wat de beklagcommissie heeft overwogen, valt niet binnen haar bevoegdheden en heeft verstrekkende gevolgen.

Standpunt van klager

Klager heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om op het beroep te reageren.

 

3. De beoordeling

Op grond van artikel 51, eerste lid, onder a. in verbinding met artikel 50, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) kan de directeur aan een gedetineerde een disciplinaire straf opleggen van opsluiting in een strafcel voor ten hoogste twee weken, indien de gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming.

Uit jurisprudentie van de beroepscommissie (zie onder meer RSJ 16 augustus 2013, 13/549/GA, RSJ 10 juni 2016, 16/0665/GA en RSJ 6 juni 2018, R-40) volgt dat de beklagcommissie bij de beoordeling van de strafmaat een zekere terughoudendheid in acht dient te nemen, nu slechts getoetst dient te worden – behoudens ingeval er sprake is van strijd met een in de inrichting geldend wettelijk voorschrift – of de beslissing tot strafoplegging redelijk en billijk is. Alleen daar waar kennelijk sprake is van een onredelijk strenge bestraffing dient de beklagcommissie in te grijpen.

Aan klager is een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in een strafcel opgelegd, vanwege het aantreffen van een smartphone en een oplader in zijn cel. De beklagcommissie heeft het beklag ten aanzien van de motivering van de strafmaat gegrond verklaard, omdat uit de schriftelijke mededeling niet blijkt op welke wijze de directeur tot een strafmaat van tien dagen opsluiting in een strafcel is gekomen. De directeur heeft ter beklagzitting aangevoerd dat het een standaardstraf betrof en niet van bijzondere omstandigheden was gebleken om daarvan in klagers geval van af te wijken.

De beroepscommissie overweegt als volgt.

Met het vervallen van de Landelijke Sanctiekaart 2019 waarin richtlijnen voor bestraffing stonden opgenomen, is per 1 juli 2021 de persoonsgerichte aanpak bij de oplegging van disciplinaire straffen (nog) meer centraal komen te staan. Alle feiten en omstandigheden die relevant zijn voor de bepaling van de strafsoort en strafmaat zullen moeten worden meegewogen door de directeur. De beroepscommissie onderschrijft het belang van deze vorm van maatwerk bij het straffen van gedetineerden, maar tegelijkertijd toetst zij de gekozen strafmaat terughoudend. Indien de directeur meent dat een standaardstraf voor een bepaalde strafwaardige gedraging aan een gedetineerde kan worden opgelegd, dan wordt niet van hem gevergd dat hij in de schriftelijke mededeling van de disciplinaire straf tot uiting laat komen op welke wijze tot de strafmaat is gekomen. De motiveringsplicht gaat namelijk niet zover dat de directeur steeds moet verantwoorden waarom niet voor een andere straf is gekozen of waarom een straf van een kortere duur niet zou volstaan. Wanneer zich (bijzondere) omstandigheden voordoen die maken dat de directeur van de oplegging van een standaardstraf afwijkt, acht de beroepscommissie het wel raadzaam dat hiervan rekenschap wordt gegeven in de schriftelijke mededeling van de disciplinaire straf. Naar het oordeel van de beroepscommissie is in het onderhavige geval niet gebleken van een motiveringsgebrek ten aanzien van de strafmaat van de aan klager opgelegde disciplinaire straf.

Gelet op al het voorgaande zal het beroep gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie met betrekking tot de motivering van strafmaat worden vernietigd en het beklag alsnog geheel ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt voor wat betreft de motivering van de strafmaat de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog geheel ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 12 maart 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. W.S. Korteling en mr. J.T.W. van Ravenstein, leden, bijgestaan door mr. P.L. Kraaijenbrink, secretaris.

 

secretaris         voorzitter

Naar boven