Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/33881/GV, 13 oktober 2023, beroep
Uitspraakdatum:13-10-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer           23/33881/GV

    

           

Betreft [klaagster]

Datum  13 oktober 2023

 

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klaagster] (hierna: klaagster)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 16 mei 2023 klaagsters verzoek om kortdurend re-integratieverlof afgewezen.

Klaagsters raadsvrouw, mr. H.E. Berman, heeft namens klaagster beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klaagster, haar raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klaagster

Volgens klaagsters casemanager zijn er veel onderbouwende stukken meegestuurd met de verzoeken en is er veelvuldig gecorrespondeerd over haar verloven. Geen enkele keer was aan de orde dat de verzoeken niet aan de eisen zouden voldoen. Verweerder heeft mogelijk met de directie overlegd, waarna de directie het advies heeft aangepast van positief naar negatief.

Klaagster komt per 1 oktober 2023 in aanmerking voor langdurend re-integratieverlof. Het is dus niet zo dat klaagsters verzoek om kortdurend re-integratieverlof prematuur is. Zij moet deze stap maken, voordat zij verder kan met haar volgende stap in de fasering.

In klaagsters detentie & re-integratieplan (D&R-plan) staat een groot aantal doelen. Die doelen zijn door klaagsters casemanager schematisch uitgewerkt. Alle acties houden verband met de drie verzochte verloven. Het is niet juist dat die acties later kunnen worden opgepakt, nu het hier gaat om een zorgvuldig opgesteld plan. Het is voor de inperking van de risico’s ook van essentieel belang dat er enige ‘gelaagdheid’ in het plan van aanpak is terug te vinden. Klaagster kan haar volgende doelen niet behalen wanneer zij niet eens haar eigen vervoer kan regelen of simpele betalingen kan verrichten. Zij moet wennen aan de maatschappij buiten de inrichting, zodat een eventueel langdurend re-integratieverlof straks ook goed kan worden vormgegeven.

Als klaagster al een werkende pinpas had, zou zij hiervoor ook niet de inrichting hoeven te verlaten. Haar rekening is tijdens haar detentie opgeheven. Zij heeft een nieuwe rekening moeten openen, waarbij een pinpas hoort die tot op heden niet is geactiveerd. Om deze reden kan zij nu niets met die rekening/pas, terwijl zij die wel nodig heeft voor tijdens haar eerste verlof.

Klaagster heeft daarnaast een telefoon nodig voor haar verlof en voor als zij in een Beperkt Beveiligde Afdeling (BBA) wordt geplaatst. Eveneens gebruikt de locatie Nieuwersluis telefoons voor vrouwen die bij de mobiele buitenreiniging gaan werken. Het hebben van een telefoon moet dus voor die tijd geregeld zijn.

Klaagster verzoekt om het beroep mondeling te mogen toelichten en om aan haar een tegemoetkoming toe te kennen.
 

Standpunt van verweerder

In klaagsters D&R-plan van 26 april 2023 is het volgende re-integratiedoel opgenomen: “Ik wil leren omgaan met veranderingen in de maatschappij.” De acties ‘verlofplan maken zoon’, ‘verlofplan maken dochter’, en ‘therapie volgen Waag’ zijn aan dat doel gekoppeld. Uit het selectieadvies volgt dat het verzoek om kortdurend re-integratieverlof ziet op het hiervoor genoemde re-integratiedoel. Dat doel is niet concreet omschreven en het is niet duidelijk hoe de verlofdoelen bijdragen of in dienst staan van het re-integratiedoel. Die doelen sluiten namelijk niet concreet aan bij het re-integratiedoel dat is opgenomen in het D&R-plan en die doelen zijn niet als actie opgenomen om het re-integratiedoel te bereiken. Het verzoek voldoet daarmee niet aan de vereisten van artikel 15, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling).

Het eerste verzoek om verlof ziet op een wandeling in de omgeving. Er is niet inzichtelijk gemaakt hoe dat verlof in dienst staat of bijdraagt aan het re-integratiedoel. Daarnaast heeft klaagster onvoldoende aangetoond dat dat verlof in dit stadium van haar detentie noodzakelijk is om haar ‘eerste’ verlofdoel te laten slagen, nu zij pas in 2025 in aanmerking zou kunnen komen voor detentiefasering.

Klaagster wenst daarnaast met de trein te reizen om een telefoon te kopen. Zij bevindt zich sinds 2014 in detentie. De trein en de OV-chipkaart bestonden toen al. Het is niet inzichtelijk gemaakt hoe dat verlof in dienst staat of bijdraagt aan het re-integratiedoel. Nu klaagster nog lang niet in aanmerking komt voor detentiefasering, is het onduidelijk wat zij op dit moment met een telefoon, binnen de inrichting aan te merken als contrabande, wil doen.

Tot slot wil klaagster een pinpas aanvragen. Er is niet inzichtelijk gemaakt hoe dit verlof in dienst staat of bijdraagt aan het re-integratiedoel. Ook voor dit verlof geldt dat het niet duidelijk is waarom klaagster een pinpas nodig heeft, nu zij nog lang niet in aanmerking komt voor detentiefasering.

 

3. De beoordeling

Klaagster heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

Klaagster is sinds 24 juni 2014 gedetineerd. Zij ondergaat een gevangenisstraf van zeventien jaar en zes maanden met aftrek, wegens kort gezegd het medeplegen van moord en valsheid in geschrifte. De datum waarop klaagster (voorwaardelijk) in vrijheid wordt gesteld, is momenteel bepaald op 17 februari 2026.
 

De wet- en regelgeving

In artikel 15 van de Regeling staat dat re-integratieverlof alleen wordt verleend voor een re-integratiedoel dat is vastgelegd in het D&R-plan. In de artikelen 4 en 16 van de Regeling is benoemd om welke redenen verlof wordt geweigerd en welke gedetineerden niet in aanmerking komen voor re-integratieverlof.
 

De inhoudelijke beoordeling

Klaagster heeft verzocht om drie begeleide verloven om te wandelen in de omgeving, om met het openbaar vervoer te reizen, om een mobiele telefoon aan te schaffen en om bankzaken te regelen.

De beroepscommissie stelt voorop dat bij een verzoek om kortdurend re-integratieverlof inzichtelijk moet worden gemaakt op welke wijze het kortdurend re-integratieverlof bijdraagt aan of in dienst staat van de re-integratiedoelen die in het D&R-plan van de betreffende gedetineerde zijn vastgelegd. Dit brengt met zich mee dat de re-integratiedoelen van de gedetineerde concreet moeten worden omschreven en dat duidelijk dient te zijn op welke manier wordt beoogd de betreffende re-integratiedoelen te bereiken.

Voor zover verweerder stelt dat de verzochte verloven geen re-integratiedoel dienen zoals omschreven in klaagsters D&R-plan, overweegt de beroepscommissie als volgt. Klaagster heeft in haar D&R-plan als re-integratiedoel ‘het leren omgaan met veranderingen in de maatschappij’ opgenomen. Het wandelen in de omgeving en het reizen met het openbaar vervoer zien naar het oordeel van de beroepscommissie op dat re-integratiedoel. Daarnaast staat in het D&R-plan opgenomen dat klaagster een bankrekening wenst te openen, met een mobiele telefoon bankzaken wenst te regelen en met nieuwe programma’s op een mobiele telefoon wil werken. De stelling dat de verzochte verloven geen re-integratiedoel dienen is naar het oordeel van de beroepscommissie, gelet op het voorgaande, niet juist.

Uit de memorie van toelichting bij de Wet straffen en beschermen volgt dat het kortdurend re-integratieverlof primair is bedoeld voor het regelen van praktische zaken om de terugkeer in de samenleving voor te bereiden, vooruitlopend op langdurend re-integratieverlof, de deelname aan een PP en/of de (voorwaardelijke) invrijheidstelling. Van klaagster mag in dat kader worden verlangd dat zij toelicht waarom haar persoonlijke aanwezigheid buiten de inrichting in redelijkheid noodzakelijk is om haar re-integratiedoel(en) te doen slagen.

De beroepscommissie is met verweerder van oordeel dat het onduidelijk is wat de verzochte re-integratieverloven in de fase van klaagsters detentie ten tijde van de bestreden beslissing – op 16 mei 2023 – toevoegen aan haar re-integratie, nu zij nog een lange detentie moet ondergaan. Zij komt vanaf 1 oktober 2023 in aanmerking voor langdurend re-integratieverlof en in 2025 voor detentiefasering.

Bovendien kan klaagster tijdens een kortdurend of langdurend re-integratieverlof ten behoeve van een ander verlofdoel óók de trein als vervoersmiddel gebruiken, een stukje gaan wandelen, haar bankpas activeren en een mobiele telefoon aanschaffen. De beroepscommissie is van oordeel dat niet uit de stukken is gebleken dat het voor het behalen van klaagsters verlofdoelen noodzakelijk is dat voor de verzochte verlofdoelen op zichzelf kortdurend re-integratieverlof moet worden verleend.

Voor wat betreft de mobiele telefoon geldt daarnaast dat het de beroepscommissie niet duidelijk is geworden waarom klaagster die nodig heeft tijdens een eventueel verlof, tijdens een eventuele plaatsing in een BBA of tijdens het eventueel werken bij de buitenreiniging.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 13 oktober 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, mr. L.C.P. Goossens en mr. A. Pahladsingh, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.

 

 

 

secretaris         voorzitter

Naar boven