Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/31902/GA, 20 november 2023, beroep
Uitspraakdatum:20-11-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/31902/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    20 november 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
De directeur van de locatie De Schie te Rotterdam (hierna: de directeur) heeft beslist om aan klager driemaal kortdurend re-integratieverlof te verlenen, onder de voorwaarde dat sprake is van een opbouw in de duur van het verlof. 

Klager heeft daartegen beklag ingesteld, en meer in het bijzonder tegen de voorwaarde van opbouw in de duur van het verlof. De beklagcommissie bij de locatie De Schie heeft op 26 januari 2023 het beklag ongegrond verklaard (S-2022-000595). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. E.A. Blok, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De beoordeling
De wet- en regelgeving
In artikel 15 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) staat dat re-integratieverlof alleen wordt verleend voor een re-integratiedoel dat is vastgelegd in het detentie- & re-integratieplan (D&R-plan). Bij de beslissing tot het verlenen van re-integratieverlof, worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken:
-    de mate waarin en de manier waarop de gedetineerde, door zijn gedrag gedurende de gehele detentie, een bijzondere geschiktheid heeft laten zien voor een terugkeer in de samenleving;
-    de mogelijkheid om de risico’s die aan het verlof zijn verbonden te beperken en te beheersen;
-    de belangen van slachtoffers, nabestaanden en andere relevante personen, in ieder geval met betrekking tot het eerste verzoek om onbegeleid re-integratieverlof (als de gedetineerde is veroordeeld voor een misdrijf als bedoeld in artikel 51e, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering);
-    de inspanningen die de gedetineerde heeft geleverd om de schade te vergoeden die het strafbare feit heeft veroorzaakt.

In artikel 19, eerste lid, van de Regeling is bepaald dat kortdurend re-integratieverlof niet langer duurt dan noodzakelijk voor het realiseren van het doel waarvoor dit verlof wordt verleend en dat dit verlof begint en eindigt op dezelfde dag.

De overwegingen van de beroepscommissie
De beroepscommissie stelt voorop dat bij een verzoek om kortdurend re-integratieverlof inzichtelijk moet worden gemaakt op welke wijze het kortdurend re-integratieverlof bijdraagt aan of in dienst staat van de re-integratiedoelen die in het D&R-plan van de betreffende gedetineerde zijn vastgelegd. Dit brengt met zich mee dat de re-integratiedoelen van de gedetineerde concreet moeten worden omschreven en dat duidelijk dient te zijn op welke manier wordt beoogd de betreffende re-integratiedoelen te bereiken. Als een gedetineerde op grond van eenzelfde re-integratiedoel vaker voor het verlenen van (kortdurend) re-integratieverlof in aanmerking komt, dan kan dit eventueel met behulp van een verlofschema worden geïllustreerd (Stcrt. 2021, 28357). Het voorgaande is ook van betekenis bij de beoordeling van het eventuele beklag en/of beroep van de gedetineerde tegen de afwijzing van een verzoek om re-integratieverlof.

De beroepscommissie maakt uit de stukken op dat de directeur in klagers situatie een opbouw in de duur van het kortdurend re-integratieverlof wenselijk achtte. In het kader van een gefaseerde opbouw van verloven komt dit de beroepscommissie niet onredelijk of onbillijk voor. Bovendien heeft de directeur bij het bepalen van de duur van het verlof ook nog aandacht besteed aan de veiligheidsrisico’s, de sociale aspecten, en is gekeken naar het strafrestant en de duur van de straf. Ook had klager nog maar één kortdurend re-integratieverlof genoten. 

Klager meent dat de duur van zijn verloven vastgesteld diende te worden op twaalf uur, en dat de opbouw in de duur van de verloven het niet mogelijk maakte om zijn verlofdoel te realiseren. Klager heeft echter niet gespecificeerd dan wel geconcretiseerd op welke wijze hij nu belemmerd werd in zijn mogelijkheden om te re-integreren, anders dan door te stellen dat hij diverse activiteiten niet kon ondernemen, omdat deze te veel tijd in beslag zouden nemen. De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat onvoldoende duidelijk is geworden welk concreet belang klager had bij de uitbreiding van zijn verlofduur. 

Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagcommissie het beklag terecht ongegrond heeft verklaard. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren, en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met aanvulling van de gronden. 

 

3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.


Deze uitspraak is op 20 november 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. A. van Holten, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en drs. R.J.H.M. Kievitsbosch, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven