Nummer 23/35039/SGA
Betreft [verzoeker]
Datum 28 juli 2023
Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)
1. De procedure
De directeur van de Penitentiaire Inrichting Heerhugowaard (hierna: de directeur) heeft aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd van uitsluiting van deelname aan de arbeid, voor de duur van veertien dagen, zonder salaris, vanwege het herhaaldelijk te laat op de arbeid komen, ingaande op 26 juli 2023 om 11:00 uur en eindigend op 9 augustus 2023 om 11:00 uur.
Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.
De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het door de secretaris van de beklagcommissie toegezonden schorsingsverzoek dat – zo begrijpt de voorzitter – is ingeschreven als klaagschrift met beklagkenmerk ZB-2023-683.
2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Verzoeker voert aan dat hij hulp heeft gezocht voor zijn slaapproblemen, maar dat de psycholoog hem niet kon helpen. Verzoeker heeft moeite om wakker te worden en heeft daar hulp voor gezocht, maar hij wordt daar nu de dupe van.
Uit de inlichtingen van de directeur, waaronder het schriftelijk verslag van 26 juli 2023, komt naar voren dat verzoeker herhaaldelijk te laat naar de arbeid gaat. Op de voornoemde dag is hij tijdig gewekt en door het personeel meerdere keren aangespoord om naar de arbeid te vertrekken. Verzoeker besloot echter nog een brief te schrijven aan een medegedetineerde. Volgens het arbeidsreglement is verzoeker zelf verantwoordelijk voor het op tijd aanwezig zijn bij de arbeid. De werktijden zijn opgenomen in verzoekers dagprogramma en hij heeft een arbeidsovereenkomst ondertekend. Door het tekenen van deze overeenkomst is verzoeker akkoord gegaan met de regels voor de arbeid, aldus de directeur.
De voorzitter overweegt dat op grond van artikel 50 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) een disciplinaire straf kan worden opgelegd voor feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Uit jurisprudentie van de beroepscommissie volgt dat het niet deelnemen aan de arbeid na het vervallen van de arbeidsplicht op 1 juli 2021 niet meer kan worden aangemerkt als strafwaardig gedrag als bedoeld in artikel 50 van de Pbw (RSJ
31 oktober 2022, 21/24324/GA).
Gelet op het voorgaande is naar het voorlopig oordeel van de voorzitter in dit geval geen sprake van strafwaardig gedrag zoals hiervoor bedoeld, nu uit de stukken volgt dat aan de bestreden beslissing het enkele feit ten grondslag ligt dat verzoeker (herhaaldelijk) te laat naar de arbeid gaat. De bestreden beslissing is dan ook in strijd met de wet genomen, zodat de voorzitter het verzoek zal toewijzen en de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing zal schorsen met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.
Deze uitspraak is op 28 juli 2023 gedaan door mr. M.L. Plas, voorzitter, bijgestaan door mr. L. van der Linden, secretaris.
secretaris voorzitter