Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/32288/GA, 29 november 2023, beroep
Uitspraakdatum:29-11-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/32288/GA

            
Betreft    [klager]
Datum    29 november 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen:
a.    de beslissing van de directeur van 30 mei 2022 dat er geen maandelijkse toets meer zal plaatsvinden in het kader van de aan klager opgelegde maatregelen vanwege zijn status als gedetineerde met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM-maatregelen) (IJ-2022-861);
b.    (zo begrijpt de beroepscommissie) het door de directeur geen uitvoering geven aan de uitspraak van de schorsingsvoorzitter van      10 juni 2022 (22/27686/SGA) door klager niet (maandelijks) over de aan hem opgelegde GVM-maatregelen te horen in de maand juni 2022 (IJ-2022-1034);
c.    (zo begrijpt de beroepscommissie) het door de directeur geen uitvoering geven aan de uitspraak van de schorsingsvoorzitter van      10 juni 2022 (22/27686/SGA) door klager niet (maandelijks) over de aan hem opgelegde GVM-maatregelen te horen in de maand juli 2022 (IJ-2022-1173);
d.    (zo begrijpt de beroepscommissie) het door de directeur geen uitvoering geven aan de uitspraak van de schorsingsvoorzitter van      10 juni 2022 (22/27686/SGA) door klager niet (maandelijks) over de aan hem opgelegde GVM-maatregelen te horen in de maand september 2022 (IJ-2022-1469).

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel heeft op 17 februari 2023 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klachten. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. V.S.J. Chorus, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Het niet maandelijks horen en het niet uitreiken van het besluit van de maandelijkse toets bij GVM-maatregelen in strijd is met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De opgelegde maatregelen aan een gedetineerde met een vlucht/maatschappelijk risico vormen een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van een gedetineerde. Dit is slechts toegestaan wanneer dit bij wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. 

Daarnaast brengt artikel 8 van het EVRM mee dat er telkens aan de hand van alle feiten en omstandigheden beoordeeld moet worden of de maatregelen nog voldoen aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. De maandelijkse toetsing blijft bestaan, er vindt echter geen gesprek meer plaats met de gedetineerde. Dit betekent evident dat er niet met alle feiten en omstandigheden rekening kan worden gehouden. Daarmee is het besluit tot het niet horen evident in strijd met artikel 8 van het EVRM.

Klager is op de GVM-lijst geplaatst met het risicoprofiel ´hoog´. Op 30 mei 2022 heeft de directeur een beslissing aan klager uitgereikt waarin staat dat maandelijkse toetsing niet langer noodzakelijk zou zijn, tenzij daar een reden voor is. Daartegen is beklag en een schorsingsverzoek ingediend. Naar aanleiding van dit toegewezen schorsingsverzoek (RSJ 10 juni 2022, 22/27686/SGA) had de directeur klager maandelijks moeten horen. De directeur van de inrichting gaf al snel te kennen dat het maandelijks horen ondanks de uitspraak niet zal plaatsvinden. Dat betreft een zeer ernstige situatie. De directeur heeft aanzienlijk veel macht ten aanzien van de gedetineerde. Deze macht wordt gecontroleerd door de beklag- en beroepscommissie. Indien de directeur zich niet gebonden acht aan de uitspraken van de beklag- en beroepscommissie is er geen enkele vorm meer van checks and balances. Een gedetineerde wordt dan daadwerkelijk overgeleverd aan eventuele grillen van de directeur. Gedetineerde hebben dan geen enkele feitelijke mogelijkheid meer om een besluit, maatregelen of sancties te toetsen. Klager is door het handelen van de directeur ernstig benadeeld. Zijn vertrouwen in het systeem is hij hierdoor volledig verloren. De overwegingen van de beklagcommissie zijn onbegrijpelijk.

Tot de overplaatsing van klager in oktober 2022 is hij niet meer gehoord. Maandelijks heeft klager hiertegen beklag ingediend. De essentie van de klachten is nu juist dat er maandelijks moet worden gehoord gelet op de uitspraak van de schorsingsvoorzitter. Hieraan wordt aandacht besteed in elke klacht, in het rogatoir verhoor alsmede tijdens de behandeling van de klacht. De overweging van de beklagcommissie dat er niet zou zijn geklaagd over het geen toepassing geven aan het schorsingsbesluit is dan ook onbegrijpelijk. Daarnaast is in het beklag van een medegedetineerde wel tot een gegrondverklaring van de klachten gekomen. 

Nadrukkelijk wordt verzocht om het beroep gegrond te verklaren en aan klager een vergoeding toe te kennen die past bij de ernst van het handelen van de directeur. 

Standpunt van de directeur
De directeur heeft zijn standpunt in beroep niet nader toegelicht.

 

3. De beoordeling
Beklag a.  
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard. Gelet hierop komt de beroepscommissie niet toe aan het namens klager ingenomen standpunt dat sprake is van een inbreuk op artikel 8 van het EVRM. 

Beklag b., c. en d.
Uitleg van de klachten
Op grond van de klaagschriften en klagers standpunt in de beklagprocedure begrijpt de beroepscommissie klagers klachten zo dat hij zich erover beklaagt dat de directeur hem in de maanden juni, juli en september 2022 niet heeft gehoord in het kader van de maandelijkse toets van de noodzaak van voortduring/handhaving van de aan klager eerder opgelegde GVM-toezichtmaatregelen en hem deze beslissingen niet gemotiveerd schriftelijk kenbaar heeft gemaakt, ondanks het toegewezen schorsingsverzoek inzake beklag a. 

Inhoudelijke beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat de schorsingsvoorzitter het schorsingsverzoek van klager tegen de beslissing van de directeur om geen maandelijkse toets meer te laten plaatsvinden in het kader van de aan klager opgelegde GVM-maatregelen (beklag a.), heeft toegewezen (RSJ 10 juni 2022, 22/27686/SGA). De schorsingsvoorzitter heeft daartoe – kortgezegd – overwogen dat de beslissing onredelijk en onbillijk moet worden geacht, nu in de nieuwe werkwijze met betrekking tot de periodieke toetsing van de GVM-maatregelen niet is gewaarborgd dat klager wordt gehoord voorafgaand aan de door de directeur te maken periodieke belangenafweging. 

Uit de stukken blijkt dat klager in de maanden juni, juli en september 2022 niet is gehoord. Hiermee heeft de directeur geen uitvoering gegeven aan de schorsingsuitspraak. Dat de beroepscommissie in RSJ 13 december 2022, 22/27473/GA, heeft geoordeeld dat de directeur gedetineerden niet meer maandelijks hoeft te horen over handhaving/voortzetting van de GVM-maatregelen en deze beslissing niet langer maandelijks gemotiveerd schriftelijk kenbaar hoeft te maken, doet aan het voorgaande niet af.  

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen, klager op deze onderdelen alsnog ontvankelijk in zijn beklag verklaren en beklag b., c. en d. alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissingen niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €22,50.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre. 
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag b., c. en d. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre, verklaart klager alsnog ontvankelijk in de beklagen en verklaart de beklagen gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €22,50.


Deze uitspraak is op 29 november 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. A. van Holten, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en F. van Dekken, leden, bijgestaan door mr. D. Boessenkool, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven