Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/26393/GA, 30 augustus 2023, beroep
Uitspraakdatum:30-08-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          22/26393/GA

 

Betreft [klager]

Datum 30 augustus 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[klager] (hierna: klager) heeft (voor zover in beroep aan de orde) beklag ingesteld tegen het (vervroegd) insluiten van klager op 26 oktober 2021 wegens een spitactie van het intern bijstandsteam (IBT).

De beklagrechter bij het JC Zaanstad heeft op 7 maart 2022 het beklag formeel gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €7,50 (ZS-ZZ-2021-633). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft de directeur in de gelegenheid gesteld zijn standpunt schriftelijk (nader) toe te lichten. Van klager is bij de RSJ geen adres bekend.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

Nu sprake is van een incidentele insluiting, is een ordemaatregel of plaatsing op bewaardersarrest niet nodig. De uitspraak waarnaar de beklagcommissie verwijst heeft geen betrekking op de casus van klager. In die uitspraak betrof het een vechtpartij op de leefafdeling waarbij meerdere medewerkers ernstig gewond zijn geraakt en het aandeel van de betreffende gedetineerde daarin werd onderzocht. In dit geval gaat het om een spitactie waardoor klager niet op de arbeidszaal kon blijven.

Daarnaast is in een identieke casus het beklag ongegrond verklaard. In die beoordeling staat opgenomen dat de directie gemotiveerd heeft weergegeven dat klager op 26 oktober 2021 werd ingesloten met behoud van loon, omdat sprake was van een vermoeden van de overdracht van contrabande. Nu de insluiting een incidentele situatie betrof en klager zijn loon behouden heeft, heeft de beklagrechter de beslissing om klager in te sluiten in die casus niet onredelijk of onbillijk geacht.

Gelet op het vorenstaande wordt verzocht het beroep gegrond te verklaren, het beklag alsnog ongegrond te verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie en de daarbij behorende tegemoetkoming te vernietigen.

 

Standpunt van klager

Klager heeft geen standpunt op het beroepschrift kenbaar gemaakt.

3. De beoordeling

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend, omdat niet is voldaan aan de in de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) gestelde formele vereisten die gelden ingeval de bewegingsvrijheid van een gedetineerde worden ingeperkt. De beroepscommissie stelt voorop dat het beroep van de directeur hiertegen is gericht en niet tegen de inhoudelijke ongegrondverklaring van het beklag.

Ten aanzien van spitacties heeft de beroepscommissie eerder overwogen dat, indien sprake is van celinspecties als gevolg van een spitactie op de afdeling waardoor gedetineerden (voor korte duur) in een (afzonderings)cel worden ingesloten, de wet niet voorschrijft dat hiervan een schriftelijke beslissing dient te worden uitgereikt (vergelijk RSJ 24 maart 2021, R 19/5223/GA).

Hoewel in deze zaak geen sprake is van een celinspectie, maar een inspectie op de arbeidszaal, is de beroepscommissie van oordeel dat sprake is van een vergelijkbare situatie. Gelet hierop is de beroepscommissie dan ook, anders dan de beklagrechter, van oordeel dat het kortdurend insluiten op eigen cel tijdens de arbeid vanwege een spitactie (volgens klager van 14:00 uur tot 16:45 uur), in dit geval niet kan worden aangemerkt als een ordemaatregel in de zin van artikel 23 of 24 van de Pbw. Nu hiervan geen sprake is en ook niet van een andere situatie zoals opgenomen in de limitatieve opsommingen van artikel 57 en 58, van de Pbw, hoefde de directeur geen schriftelijke mededeling aan klager uit te reiken of klager voorafgaand aan deze insluiting te horen.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren. De aan klager toegekende tegemoetkoming komt daarmee te vervallen.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Deze uitspraak is op 30 augustus 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. E. Dinjens en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. D. Boessenkool, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven