Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/20157/GA, 18 juli 2023, beroep
Uitspraakdatum:18-07-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/20157/GA

                          

Betreft [klager]

Datum 18 juli 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft, voor zover in beroep aan de orde, beklag ingesteld tegen het feit dat er sinds 7 december 2017 toezicht op aan hem gerichte poststukken wordt uitgevoerd, terwijl dit hem nooit (schriftelijk) is medegedeeld.

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught heeft op 16 februari 2021 het beklag ongegrond verklaard (VU 2020/1433). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. B.N.R. Maenen, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Vught in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

 

Wijze van indiening van het klaagschrift

Op grond van artikel 61, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) doet de gedetineerde beklag door de indiening van een klaagschrift bij de beklagcommissie bij de inrichting waar de beslissing, waarover hij klaagt, is genomen. Op grond van het tweede lid kan de indiening van het klaagschrift geschieden door tussenkomst van de directeur van de inrichting waar de gedetineerde verblijft.

De beroepscommissie begrijpt dat klager zich beklaagt over een voortdurende situatie vanaf 7 december 2017, waar hij pas van op de hoogte is geraakt rond de datum van het indienen van beklag op 21 augustus 2020. Ten tijde van het indienen van dit beklag verbleef klager niet meer in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC), maar op de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (BPG-afdeling). Het beklag ziet echter op een langere periode in de PI Vught en is gericht aan de beklagcommissie van de PI Vught.

Gelet hierop en op het bepaalde in artikel 61, eerste en tweede lid, eerste volzin, van de Pbw gaat de beroepscommissie voorbij aan het standpunt van de directeur in beroep dat klager zijn klacht specifiek bij (de directeur van) het PPC van de PI Vught had moeten indienen. Een klacht wordt immers ingediend bij de beklagcommissie bij de inrichting van verblijf en niet bij de directeur of een bepaalde directeur. Dat de indiening van het klaagschrift door tussenkomst van een directeur kan gebeuren, maakt dat niet anders. De beroepscommissie heeft, gezien het voorgaande, geen aanknopingspunten voor het standpunt dat de beklagcommissie onbevoegd was om van het beklag kennis te nemen en hierop te beslissen, indien en voor zover de directeur dit heeft bedoeld te stellen.

 

Individuele beslissing of algemeen toezicht?

Naar het oordeel van de beroepscommissie is aan de hand van de toelichting van de directeur voldoende aannemelijk geworden dat van een individuele postmaatregel sinds 7 december 2017 geen sprake is, maar dat de directeur (algemeen) toezicht houdt op de poststukken van klager op grond van de huisregels.

In paragraaf 4.5.3 van de huisregels van de BPG-afdeling van de PI Vught is immers (ten tijde van de periode van beklag) bepaald dat de directeur bevoegd is op de inhoud van brieven of andere poststukken, gericht aan of afkomstig van gedetineerden, toezicht uit te oefenen tenzij de brieven of andere poststukken afkomstig zijn van of gericht aan geprivilegieerde contacten, zoals de advocaat. Dit toezicht houdt onder meer in dat de directeur brieven of andere poststukken kopieert. Van de wijze waarop overige vormen van toezicht wordt uitgeoefend, wordt aan gedetineerden van tevoren mededeling gedaan.

Er is dus sprake van een regel die geldt voor alle in de inrichting verblijvende gedetineerden. Tegen een dergelijke algemene regel staat in beginsel geen beklag open, tenzij de algemene regel in strijd is met hogere wet- en/of regelgeving. De beroepscommissie is van oordeel dat dit laatste niet het geval is, gelet op het bepaalde in artikel 36, derde lid, van de Pbw. Daarin is de bevoegdheid van de directeur vastgelegd om op de inhoud van brieven en poststukken toezicht uit te oefenen. Dit toezicht kan omvatten het kopiëren van brieven of andere poststukken. Van de wijze van uitoefenen van toezicht wordt aan de gedetineerden tevoren mededeling gedaan.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter vernietigen, voor zover in beroep aan de orde, en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

 

3. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, voor zover in beroep aan de orde, en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.


Deze uitspraak is op 18 juli 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.B. Oreel, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. D. Boessenkool, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven