Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/33436/JA, 14 juli 2023, beroep
Uitspraakdatum:14-07-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/33436/JA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    14 juli 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager], geboren op [geboortedatum] (hierna: klager)

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen het niet ontvangen van een passende behandeling tussen april 2022 en december 2022.

De beklagrechter bij de Rijks Justitiële Jeugdinrichting (RJJI) Den Hey-Acker te Breda heeft op 14 maart 2023 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €80,- (HA-2023-14). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klager heeft beroep ingesteld tegen de (hoogte van de) toegekende tegemoetkoming.

De beroepscommissie heeft klager en de directeur van de RJJI Den Hey-Acker (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De beoordeling
Klager schrijft in zijn beroepschrift dat hij graag wil dat er gekeken wordt naar ‘‘een redelijk en eerlijk verloop van een versneld traject met zekerheden, [w]aarbij mijn verloren tijd op een fatsoenlijke gangbare manier wordt gecompenseerd. En er ook gekeken gaat worden naar hoe er vanuit de inrichting op een fatsoenlijke manier verder stappen ondernomen gaan worden.’’ 

De beroepscommissie kan hier echter op grond van de wet niet voor zorgen. Artikel 68, zevende lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen bepaalt dat aan de jeugdige een tegemoetkoming kan worden toegekend, als de rechtsgevolgen van een beslissing/het handelen van de directeur niet meer ongedaan kunnen worden gemaakt. Een tegemoetkoming is dus alleen bedoeld om het door de jeugdige ondervonden ongemak te compenseren.

De beklagrechter heeft het beklag van klager gegrond verklaard en daarbij, kort gezegd, geoordeeld dat klager gedurende acht maanden geen passende behandeling heeft ontvangen. In die periode is ten onrechte geen behandeling gestart, waardoor er voor hem kostbare tijd verloren is gegaan. Het beklag is daarom gegrond verklaard en aan klager is een tegemoetkoming van €80,- (€10,- per maand) toegekend.

Volgens de directeur kon niet met behandelen worden gestart, omdat klager het delict, waarvoor de voorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel) was opgelegd, ontkende en omdat klager destijds nog niet onherroepelijk was veroordeeld. Het feit dat klager gedurende zo’n lange tijd geen (passende) behandeling kreeg, terwijl hij is gedetineerd vanwege de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke PIJ-maatregel, is de directeur echter aan te rekenen en rechtvaardigt het toekennen van een tegemoetkoming. 


De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een hogere tegemoetkoming toe te kennen en kan zich verenigen met de tegemoetkoming die de beklagrechter heeft bepaald. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover in beroep aan de orde.


Deze uitspraak is op 14 juli 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. M. Iedema, voorzitter, M. Bakker MSc en dr. J.G. Vinke, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven