Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/33181/TA, 4 juli 2023, beroep
Uitspraakdatum:04-07-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/33181/TA

 

Betreft [klager]

Datum 4 juli 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van het hoofd van FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen (hierna: de instelling)

 

1. De procedure

[klager] (hierna: klager) heeft, voor zover in beroep aan de orde, beklag ingesteld tegen de schending van zijn eigendomsrecht.

 

De beklagrechter bij de instelling heeft op 6 april 2023 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €150,- (Me 2023-47). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

 

Het hoofd van de instelling heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

 

De beroepscommissie heeft […], jurist bij de instelling, klager (telefonisch) en klagers raadsvrouw mr. B.N.R. Maenen gehoord op de zitting van 7 juni 2023 in het Justitieel Complex (JC) Zaanstad.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van het hoofd van de instelling

De instelling kan zich niet vinden in de uitspraak van de beklagrechter, met name waar die ziet op de communicatie richting klager. De behandelcoördinator heeft zich in de mailwisseling richting de advocaat voornamelijk gericht op het scheppen van duidelijkheid over de koers en stand van zaken in klagers traject. Nu klager bepaalde zaken rond zijn spullen blijkt te ontkennen, had achteraf bezien inderdaad misschien in de mailwisseling ook meer aandacht besteed kunnen worden aan klagers spullen.

Met klager is gedurende zijn terugplaatsing in de instelling vanaf 14 april 2022 de kwestie over zijn spullen meerdere keren besproken. Tegelijkertijd heeft het niet altijd zo urgent bij klager op de voorgrond gestaan tijdens de periode dat een plaatsing naar een FPA in Limburg nog in zicht was. Gedurende de gesprekken over zijn spullen was wel duidelijk dat klager hier eigenlijk geen enkele bemoeienis van de instelling of een andere externe partij in wilde. Hij wilde dit zelf regelen en doen met zijn eigen auto. Dit werd niet verantwoord geacht gezien de redenen voor terugplaatsing in de instelling. Na het opstarten van onbegeleid verlof medio mei 2022 in Groningen bleek klager zich niet aan de afspraken te houden.

Vervolgens is geprobeerd om met klager andere alternatieven te bespreken, zoals begeleid de spullen ophalen met sociotherapie, waarvoor op klagers kosten een busje gehuurd zou moeten worden. Klager wilde dit niet. Daarnaast is klager meermaals aangeboden om op kosten van de instelling zijn spullen door een professioneel verhuurbedrijf te laten verhuizen. Klager heeft dit tegengehouden uit angst voor beschadiging van zijn spullen. Verwezen wordt naar een overzicht, waarin staat dat op 14 september 2022 wederom is aangeboden een aantal spullen op kosten van de instelling te laten ophalen, maar klager dat niet wil omdat hij bang is dat het kapot aankomt. Gelet op de vermelding ‘wederom’ is navraag gedaan bij de unitcoördinator, die aangeeft dat een eerder aanbod tot het op kosten van de instelling laten ophalen van zijn spullen heeft gestaan op een planbord. 

Tevens is geprobeerd klagers netwerk/familie in te schakelen, wat lastig verliep. Klager wilde zijn vader benaderen, maar vond later zijn vader daar te oud voor. Klagers broer leek op momenten bereid te helpen, maar trok zich dan toch weer terug.

Bovenstaande verliep gelijktijdig met het afstemmen door de instelling met FRIBW De Vliet (onderdeel van De Rooyse Wissel) dat klagers spullen daar opgeslagen konden blijven, daar de koers van klagers traject steeds een hernieuwde plaatsing in een FPA in (de buurt van) Limburg bleef. Ook is afstemming gezocht met de reclassering, die klager meermaals heeft laten weten dat hij zelf verantwoording draagt voor zijn spullen en opslag dient te regelen dan wel zijn netwerk/familie daarvoor dient te activeren.

Toen in oktober 2022 werd besloten klagers uitstroomtraject te staken, is tevens besloten het ophalen van klagers spullen niet meer (volledig) van zijn medewerking/instemming te laten afhangen. Klager is gevraagd welke spullen hij in de instelling zou willen hebben. Daar kwam geen duidelijk antwoord op. Op 5 november 2022 is een sociotherapeut daarom zoveel mogelijk spullen van klager gaan ophalen. Klagers broer zou ook aanwezig zijn, omdat vanwege de hoeveelheid spullen niet alle spullen in de instelling opgeslagen konden worden. Om voor de instelling onbekende reden was klagers broer niet aanwezig, waardoor niet alle spullen opgehaald konden worden. Dit is klager ook meegedeeld. Sommige spullen die volgens klager opgeslagen hadden moeten zijn, zoals een blauwe Batavusfiets, werden door de sociotherapeut niet aangetroffen tussen de opgeslagen spullen.

Daar klager de aangedragen oplossingen van de instelling steeds afhield, is de verantwoordelijkheid voor zijn spullen nadien expliciet verder bij klager gelaten en dit is hem ook meegedeeld. Hoewel klager heel goed op de hoogte was van het uiterste gevolg als hij niets deed, heeft hij er zelf voor gekozen om tot medio februari 2023 radiostilte te betrachten, wederom zelf geen actie te ondernemen of oplossingen aan te dragen. Dit sloeg om toen het in algemene zin over spullen ging. Bij navraag bij De Rooyse Wissel werd in februari 2023 gemeld dat de achtergebleven spullen van klager zijn vernietigd. Ongeveer twee weken geleden bleken toch nog spullen van klager niet te zijn vernietigd en zijn vier dozen met spullen van klager opgehaald. 

 

De instelling stelt zich op het standpunt dat de instelling en klager een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de spullen hebben. Daarbij heeft de instelling zich meer dan voldoende ingespannen om te voorkomen dat klagers spullen uiteindelijk zouden worden vernietigd door De Rooyse Wissel. Aangedragen oplossingen zijn door klager juist zelf consequent afgehouden, terwijl hij bekend was en door de ondertekening van de zorgovereenkomst zelf heeft ingestemd met de uiterste consequentie dat De Rooyse Wissel uiteindelijk zijn spullen zou gaan weggooien. Dat klager keihard ontkent dat de instelling heeft aangeboden om op kosten van de instelling zijn spullen door een verhuisbedrijf op te halen, wordt voor zijn rekening gelaten, maar door de instelling als uiterst opmerkelijk ervaren.

 

Standpunt van klager

Het door de instelling inschakelen van een verhuisbedrijf is wel besproken, maar dat zou op eigen kosten van klager moeten gebeuren en dat wilde klager niet. Nergens is naar klagers raadsvrouw toe beschreven dat dit op kosten van de instelling zou zijn. Als dat wel was gebeurd, zou klagers raadsvrouw daarop geacteerd hebben en zou een akkoord zijn gegeven. In het overzicht van de instelling van 14 september 2022 staat dat ‘wederom’ is aangeboden op kosten van de instelling de spullen op te laten halen, maar klagers raadsvrouw was er niet bij. Klager blijft erbij dat het ging om het op zijn kosten inschakelen van een verhuisbedrijf. Mogelijk heeft klager een en ander verkeerd begrepen, maar dan blijft staan dat het niet naar zijn raadsvrouw is gecommuniceerd.

Klager is van mening dat de instelling liegt en dat hij daarvan de dupe is. Klager had maar 20 minuten de tijd om wat kleding in te pakken. Hij heeft inmiddels de urn met de as van zijn moeder alsnog teruggekregen, maar hij mist nog steeds spullen.

 

3. De beoordeling

De beroepscommissie is van oordeel dat de instelling in redelijkheid heeft mogen uitgaan van een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het ophalen van klagers spullen na de opschorting van klagers transmuraal verlof op 14 april 2022.

Gelet op de stukken en het behandelde ter zitting acht de beroepscommissie, anders dan de beklagrechter, voldoende aannemelijk geworden dat de instelling zich in voldoende mate heeft ingespannen om klagers spullen, na zijn terugplaatsing in de instelling, vanuit de FRIBW De Vliet van De Rooyse Wissel deels in de instelling en deels bij zijn broer te krijgen. Zo is klager aangeboden om op klagers kosten een busje te huren en onder begeleiding van een sociotherapeut spullen te gaan ophalen of, zoals ook in beklag is gesteld en ook blijkt uit een in beroep door de instelling overgelegd overzicht, op kosten van de instelling een professioneel verhuisbedrijf in te schakelen. Uiteindelijk is een sociotherapeut naar De Rooyse Wissel gegaan om zo veel mogelijk spullen van klager op te halen en zou ook klagers broer daar zijn om spullen van klager mee te nemen.

Verder is voldoende aannemelijk geworden dat dit niet is gelukt door het daaraan niet willen meewerken door klager en zijn broer. Klager wilde zelf zijn spullen met een eigen auto ophalen en wilde geen bemoeienis van de instelling uit angst voor schade aan zijn spullen, wat in het licht van de opschorting van zijn verlof niet werd toegestaan. Klagers broer was om tot op heden onbekende reden niet op het afgesproken moment in De Rooyse Wissel om spullen van klager mee te nemen.

De enkele stelling van klager dat de instelling liegt, kan niet tot een ander oordeel leiden. De omstandigheid dat een en ander met klager maar niet met zijn raadsvrouw is gecommuniceerd kan evenmin afdoen aan het feit dat klager en zijn broer niet hebben meegewerkt aan de door de instelling op verschillende momenten aangedragen oplossingen om klagers spullen op te halen.

Klager heeft recent toch nog weer vier dozen met spullen vanuit De Rooyse Wissel in de instelling ontvangen, met daarin onder meer de urn met de as van zijn moeder. Voor zover klager nog spullen mist, kan dit in onvoldoende mate aan de instelling worden verweten.

 

De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 4 juli 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, mr. D.W.J. Vinkes en drs. W.M. van der Vlist leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven