Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/32708/GB, 24 juli 2023, beroep
Uitspraakdatum:24-07-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/32708/GB
    
            
Betreft    [Klager]
Datum    24 juli 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 27 januari 2023 beslist klager te plaatsen in de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Lelystad.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 10 maart 2023 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klagers raadsvrouw, mr. S.D. Polat, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager betwist dat hij een voorkeur voor de PI Lelystad kenbaar heeft gemaakt. Klager heeft geen redelijke mogelijkheid gekregen om zijn voorkeur uit te spreken. Verweerder is voorts voorbijgegaan aan het resocialisatiebeginsel, zoals bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet. De bestreden beslissing is genomen in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, meer specifiek het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel. Voor het overige wordt verwezen naar de inhoud van het bezwaarschrift.

Standpunt van verweerder
Klager is conform eigen voorkeur geplaatst in de PI Lelystad. Uit navraag bij de PI Arnhem is gebleken dat klager akkoord is gegaan met het selectieadvies waarin is aangegeven dat zijn eerste voorkeur de PI Lelystad betreft en dat zijn tweede voorkeur de PI Arnhem betreft. Er is geen reden om te twijfelen aan deze informatie. De PI Arnhem heeft immers geen baat bij het verstrekken van onjuiste informatie hieromtrent. Er kan dan ook niet worden gesteld dat de plaatsing in de PI Lelystad onredelijk is geweest. 

Uit de bezoekerslijst van de PI Lelystad blijkt dat klager niet is verstoken van bezoek. Het staat klager vrij om een verzoek tot overplaatsing naar de PI Nieuwegein in te dienen, maar dat heeft hij tot op heden nog niet gedaan. 

Voor het overige wordt verwezen naar de inhoud van de bestreden beslissing. 

 
3. De beoordeling
Klager verbleef in het HVB van de PI Arnhem. Op 31 januari 2023 is hij geplaatst in de gevangenis van de PI Lelystad, omdat hij wegens zijn veroordeling in eerste aanleg in aanmerking kwam voor een gevangenisregime en de PI Lelystad zijn eerste inrichting van voorkeur zou zijn. 

Op grond van artikel 25, zevende lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) wordt een gedetineerde die tot een gevangenisstraf is veroordeeld, in beginsel in het arrondissement van vestiging geplaatst. Als in dat arrondissement geen gevangenis is aangewezen of als daar geen plaats beschikbaar is, dan wordt de gedetineerde in een aanpalend arrondissement geplaatst. Gedetineerden die in het plusprogramma verblijven krijgen voorrang.

Van klager is geen vestigingsadres bekend. Artikel 25, zevende lid, van de Regeling speelt in deze zaak daarom geen rol van betekenis.

De beroepscommissie ziet in beginsel geen reden om te twijfelen aan de in het (aanvullend) selectieadvies genoemde eerste en tweede inrichting van voorkeur, en evenmin om te betwijfelen dat klager van het (aanvullend) selectieadvies op de hoogte is gesteld en dat hij met de inhoud ervan akkoord is gegaan. Het is dan ook niet onbegrijpelijk dat verweerder bij de selectiebeslissing acht heeft geslagen op de eerste genoemde inrichting van voorkeur, de PI Lelystad. Wat hier verder ook van zij, de bezwaarfase biedt bij uitstek de gelegenheid om klagers plaatsing te heroverwegen. 

De beroepscommissie begrijpt dat klager graag vaker bezoek zou willen ontvangen van zijn ex-partner en dochter. Klager heeft de bezoekproblemen echter alleen toegelicht door het in het algemeen benoemen van de reisafstand en kosten voor zijn ex-partner en dochter. Daarmee is het echter nog niet duidelijk geworden waarom het voor hen op dit moment te lastig is om klager te bezoeken. Klager is in elk geval niet verstoken van bezoek.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.


Deze uitspraak is op 24 juli 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. F. Sieders en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven