Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/31844/GV, 28 juni 2023, beroep
Uitspraakdatum:28-06-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/31844/GV

               

Betreft [klager]

Datum 28 juni 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager](hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 25 januari 2023 aan klager strafonderbreking in het kader van artikel 40a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) verleend.

 

Klagers raadsvrouw, mr. S. Wortel, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De beoordeling

Klager is sinds 15 september 2022 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van tien maanden met aftrek, wegens diefstal met geweld. De einddatum van klagers detentie is bepaald op 11 juli 2023. De eerst mogelijke datum voor het verlenen van strafonderbreking was op 11 februari 2023.

 

Op grond van artikel 40a van de Regeling kan aan strafrechtelijk veroordeelde vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf in Nederland in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000, strafonderbreking voor onbepaalde tijd worden verleend. Verweerder kan hiertoe (ambtshalve) beslissen op aanwijzen van de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) of op verzoek van de vreemdeling zelf. Indien een vrijheidsstraf van ten hoogste drie jaren is opgelegd, kan strafonderbreking worden verleend nadat ten minste de helft van de straf is ondergaan. Aan de strafonderbreking wordt de voorwaarde verbonden dat de vreemdeling niet naar Nederland terugkeert. De strafonderbreking gaat in op het moment dat de vreemdeling Nederland daadwerkelijk heeft verlaten.

 

Klager stelt (onder meer) dat de bestreden beslissing niet in stand kan blijven, omdat hij een asielaanvraag heeft ingediend. Volgens verweerder heeft hij dit gedaan op 25 januari 2023, op dezelfde dag als dat de bestreden beslissing is genomen. De asielaanvraag staat volgens verweerder echter niet in de weg aan het verlenen van strafonderbreking, want daaraan kan, zo stelt verweerder, uitvoering worden gegeven op het moment dat klager verwijderbaar is.

 

De door klager ingediende asielaanvraag heeft tot gevolg dat hij rechtmatig verblijf in Nederland geniet, in afwachting van de beslissing op de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning, terwijl zijn uitzetting achterwege dient te blijven totdat op de aanvraag is beslist (op grond van artikel 8, aanhef en onder f, van de Vreemdelingenwet 2000). Een dergelijke situatie wordt ook wel ‘procedureel rechtmatig verblijf’ genoemd. Op grond hiervan is bij klager thans sprake van een tijdelijke opschorting van de uitzettingsprocedure.

 

Aan het feit dat klager op dit moment (slechts) procedureel rechtmatig verblijf heeft, kan naar het oordeel van de beroepscommissie echter niet de gevolgtrekking worden verbonden dat hij (nog steeds) voldoet aan de voorwaarden voor het verlenen van strafonderbreking in de zin van artikel 40a van de Regeling. Het eerste lid van artikel 40a van de Regeling vereist voor het verlenen van strafonderbreking immers dat de vreemdeling geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000. Aan deze voorwaarde voldoet klager op dit moment niet. Het maakt hierbij niet uit dat klagers ongewenstverklaring – materieel gezien – nog steeds voortduurt.

 

Bij het voorgaande wenst de beroepscommissie te benadrukken dat strafonderbreking – het tijdelijk opschorten van de vrijheidsstraf – dient te worden onderscheiden van uitzetting naar het land van herkomst/het land van bestendig verblijf in vreemdelingrechtelijke zin, in het kader waarvan een ander juridisch stelsel geldt. 

 

Omdat de status van klager voor wat betreft zijn rechtmatig verblijf in Nederland is veranderd, is de grondslag voor het verlenen van strafonderbreking als bedoeld in artikel 40a van de Regeling komen te vervallen. De bestreden beslissing is om die reden thans in strijd met de wet. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij ziet geen aanleiding om verweerder op te dragen een nieuwe beslissing te nemen dan wel aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

 

Naar aanleiding van het verzoek van klagers raadsvrouw om de proceskosten te vergoeden, overweegt de beroepscommissie dat de Penitentiaire beginselenwet een dergelijke mogelijkheid niet kent.

    

3. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.

 

Deze uitspraak is op 28 juni 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en mr. A. Pahladsingh, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven