Nummer 22/29964/GA
Betreft [klager]
Datum 13 juni 2023
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft - voor zover in beroep aan de orde - beklag ingesteld tegen:
- de (fictieve) weigering van de aanvraag tot screening van zijn advocaat C. Brunzel;
- het niet mogen bellen met zijn advocaat C. Brunzel op 11 juli 2022.
De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel heeft op 11 oktober 2022 de klachten ongegrond verklaard (IJ-2022-001090). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman mr. V.S.J. Chorus en de directeur van de PI Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager kan niet weten of het Bureau Inlichtingen & Veiligheid (hierna: BIV) dezelfde dag advocaat C. Brunzel heeft gescreend. Klager is geweigerd om te bellen, omdat de betreffende advocaat niet zou zijn gescreend of omdat het afdelingshoofd nog niet heeft besloten op het advies van het BIV.
De directeur moet middels dagrapportages aannemelijk maken dat klager de noodzaak onvoldoende heeft aangetoond. Volgens de rechtspraak van de beroepscommissie mag de directeur de noodzaak slechts summier toetsen. Klager heeft een strafzaak in Duitsland lopen en hij is vanuit Duitsland overgeleverd. Dit zou voldoende moeten zijn om zijn Duitse advocaat te mogen bellen. Uit de dagrapportages zal blijken dat klager meermaals gemotiveerd heeft verzocht om zijn advocaat te mogen bellen.
Standpunt van de directeur
De directeur persisteert bij het in beklag ingediende verweerschrift en sluit zich aan bij de uitspraak van de beklagrechter.
3. De beoordeling
Beklag a.
Ingevolge artikel 60, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet kan er worden geklaagd over een verzuim of weigering om te beslissen. Het nemen van een beslissing wordt geacht te zijn verzuimd of geweigerd, indien niet binnen de wettelijke of, bij het ontbreken daarvan, binnen een redelijke termijn een beslissing is genomen.
De directeur heeft aangegeven dat uit navraag bij het BIV is gebleken dat klager op 8 juli 2022 een aanvraag tot screenen van advocaat C. Brunzel heeft ingediend. Uit de e-mail van het BIV blijkt dat het BIV de advocaat op 8 juli 2022 heeft gescreend. De beroepscommissie is van oordeel dat er dan ook geen overschrijding is van de redelijke termijn om te screenen.
Gelet op het voorgaande was er geen sprake van een verzuim of weigering om te beslissen en daarmee dus ook niet van een beklagwaardige beslissing. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagrechter in zoverre vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in beklag a.
Beklag b.
Hetgeen in beroep is aangevoerd inzake beklag b. kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter inzake beklag a. en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in dit beklag.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag b. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.
Deze uitspraak is op 13 juni 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. A. van Holten, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en mr. M. Iedema, leden, bijgestaan door mr. T.L. Hokken, secretaris.
secretaris voorzitter