Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/31317/GB, 27 juni 2023, beroep
Uitspraakdatum:27-06-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/31317/GB

               

Betreft [klager]

Datum 27 juni 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar het huis van bewaring (HVB) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Sittard.

 

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 29 december 2022 afgewezen.

 

Klagers raadsman, mr. T.S. van der Horst, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De beoordeling

Klager is inmiddels veroordeeld en op 31 mei 2023 in de gevangenis van de PI Sittard geplaatst. Klager kan dus niet meer worden overgeplaatst naar het HVB van zijn voorkeur, omdat een HVB bestemd is voor gedetineerden vóór veroordeling in eerste aanleg. Daarnaast is hij alsnog geplaatst in de inrichting van zijn voorkeur. Daardoor heeft hij in beginsel geen belang meer bij het beroep en zou hij niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. In beroep is echter (tijdig) verzocht om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Daarom zal de beroepscommissie het beroep alsnog inhoudelijk beoordelen.

 

Artikel 18, vierde lid, van de Penitentiaire beginselenwet houdt in dat indien klagers verzoekschrift is afgewezen, hij zes maanden na die afwijzing opnieuw een dergelijk verzoekschrift kan indienen. Uit de stukken blijkt dat klager reeds een verzoek tot overplaatsing heeft ingediend, dat door verweerder op 11 oktober 2022 is afgewezen. Klager heeft vervolgens op 15 december 2022 opnieuw een dergelijk verzoek ingediend.

 

Nu klager minder dan zes maanden voor het onderhavige verzoek een dergelijk verzoek heeft ingediend en niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die een uitzondering op de wettelijke bepaling kunnen rechtvaardigen, dient de afwijzing van klagers verzoek als juist te worden aangemerkt. Dat klager nu overplaatsing verzoekt naar een andere inrichting dan die waarop zijn eerdere (afgewezen) verzoek betrekking had, doet hier niet aan af. In beginsel dient namelijk hoe dan ook zes maanden te worden gewacht voordat een nieuw verzoek tot overplaatsing kan worden ingediend. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

3. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 27 juni 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en mr. F. Sieders, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven