Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/33775/SGA, 22 mei 2023, schorsing
Uitspraakdatum:22-05-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/33775/SGA

               

Betreft verzoeker

Datum 22 mei 2023

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van

verzoeker (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

Beslist is verzoeker intern over te plaatsen binnen de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) naar afdeling E1 van de EBI van de PI Vught.

 

Verzoekers raadsman, mr. T.S. van der Horst, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

 

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de landsadvocaat namens de directeur, van het klaagschrift alsmede van de nadere reactie van verzoekers raadsman mr. T.S. van der Horst.

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

 

Namens verzoeker wordt aangevoerd dat niet blijkt wie de beslissing tot interne overplaatsing heeft genomen, wat de reden is geweest voor de interne overplaatsing en of de nieuwe afdeling E1 voldoet aan de minimumeisen zoals opgenomen in de Regeling eisen verblijfsruimte penitentiaire inrichtingen (hierna: de Regeling). Nu verzoeker een gedetineerde is die al geruime tijd alleen op een afdeling verblijft en te maken heeft met een enorm sociaal isolement, mag van de directeur verwacht worden dat op een zorgvuldige manier tot besluitvorming wordt gekomen met als onderdeel een kenbare belangenafweging waarbij de persoonlijke belangen van verzoeker worden betrokken en dat de beslissing voldoende wordt gemotiveerd. Verzoeker wordt in zijn persoonlijke belangen geraakt. De leefomgeving van verzoeker is flink kleiner en soberder ingericht, het aantal uren aan activiteiten is sterk verminderd en het is niet mogelijk om te sporten. Daarmee is sprake van schending van het recht op sport zoals bedoeld in artikel 48 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw).

In een nadere reactie wordt namens verzoeker aangevoerd dat de mechanische ventilatie in de nieuwe cel niet in orde is en verzoeker sinds 10 mei 2023 in een cel verblijft die niet voldoet aan de eisen met gevolg dat verzoeker noodgedwongen meerdere kledinglagen draagt. Het is onjuist dat verzoeker tot het moment waarop de fitnessapparatuur op de nieuwe afdeling is geleverd kan sporten op de fitnessapparatuur op een andere afdeling of in de sportzaal. Aan verzoeker is aangegeven dat hij enkel 45 minuten per week aan krachttraining mag doen. Hem wordt niet de mogelijkheid geboden om gebruik te maken van fitnessapparatuur op een andere afdeling of in de sportzaal. Het kunnen sporten is voor verzoeker belangrijk, omdat hij daarmee zijn koude cel kan verlaten en door middel van het sporten kan opwarmen. Voor zover in het verweerschrift moet worden gelezen dat verzoeker dagelijks naar een luchtplaats wordt overgebracht, is die stelling niet in overeenstemming met de praktijk. Verzoeker moet thans luchten in een luchtkooi die voorheen werd gebruikt voor het luchten tijdens een ordemaatregel of disciplinaire straf. Ook is aan verzoeker op 17 mei 2023 door middel van een memo medegedeeld dat hij de komende drie á vier weken geen bezoek zal ontvangen van de imam. Hoewel er al langere periode niet voldoende geestelijke verzorging wordt aangeboden, kan verzoeker de memo niet los zien van de beslissing tot interne overplaatsing.

De voorzitter wordt in overweging gegeven om – ten behoeve van het schorsingsverzoek – een bezoek te brengen aan afdeling E1.

 

Namens de directeur wordt aangevoerd dat verzoeker op 10 mei 2023 door het afdelingshoofd is medegedeeld dat hij die dag zou worden overgeplaatst naar een andere afdeling. Daarbij heeft het afdelingshoofd toegelicht dat het een nieuwe cel op een nieuwe afdeling betrof en het mogelijk was dat er nog kinderziektes waren en dat als verzoeker daarvan melding zou maken, deze kinderziektes zouden worden opgelost. Verzoeker heeft daarop gereageerd door zijn duim op te steken en een briefje te geven met daarop ¨bedankt¨.

 

Het toewijzen van een verblijfsruimte aan gedetineerden en het daarmee intern overplaatsen van gedetineerden naar een andere verblijfsruimte is geregeld in artikel 16, tweede lid, van de Pbw. De Pbw stelt geen formele eisen aan een dergelijke beslissing. De directeur stelt dat er geen sprake is van een onbevoegd genomen beslissing. De beslissing om verzoeker intern over te plaatsen is genomen door de directeur.

Reden voor de overplaatsing is dat de verbouwing van de EBI maakt dat verzoeker niet langer op afdeling 5B kan verblijven. Doorgaans vindt bij een interne overplaatsing een gesprek plaats tussen de directeur of het afdelingshoofd en de gedetineerde waarin een toelichting wordt gegeven op de overplaatsing. Verzoeker wenst niet in gesprek te gaan met het inrichtingspersoneel. Als verzoeker op dat moment of later alsnog had gevraagd wat de reden was voor de overplaatsing, dan was hij daarover geïnformeerd. Bij zijn afweging heeft de directeur ook betrokken dat verzoeker op een afdeling terechtkomt die voldoet aan de vereisten die de Regeling daaraan stelt en waar hij over dezelfde of vergelijkbare faciliteiten beschikt. 

De cel heeft een andere vorm van verwarming waarmee een temperatuur van minimaal 20 graden Celsius kan worden bereikt. Een radiator is niet vereist. Verzoeker kan zijn kleding door het personeel in de droger laten doen of er kan een droogrekje op de afdeling worden geplaatst. In de nieuwe cel is mechanische ventilatie aanwezig. Deze ventilatie heeft de eerste dagen niet naar behoren gewerkt. Op 15 mei 2023 heeft verzoeker aan een afdelingshoofd aangegeven wat het probleem was. Direct de volgende dag zijn er werkzaamheden aan de ventilatie verricht. Op 17 mei 2023 heeft verzoeker door het opsteken van zijn duim te kennen gegeven dat de ventilatie nu wel goed werkt.

Verzoeker is niet op een soberdere afdeling geplaatst. De afdeling bij de cel heeft een nieuwe keuken met raam, een fauteuil en een televisie. Er zal ook nieuwe fitnessapparatuur op de afdeling worden geplaatst. Deze is nog niet geleverd. Tot die tijd kan verzoeker gebruikmaken van de fitnessapparatuur op een andere afdeling of sporten in de sportzaal. Van een schending van artikel 48, tweede lid, van de Pbw is geen sprake. De directeur merkt nog op dat verzoeker op de vorige afdeling nooit gebruikmaakte van de sportfaciliteiten.

Verzoeker wordt een dagprogramma aangeboden waarin alle activiteiten zijn opgenomen waar hij recht op heeft. Het gaat dan onder meer om luchten, sporten en recreatie. Ook in zoverre is verzoeker niet achteruitgegaan. De nieuwe afdeling waar verzoeker verblijft, grenst in tegenstelling tot de vorige afdeling, niet aan een luchtplaats. Dat is volgens de directeur ook niet vereist. Verzoeker wordt vanaf de nieuwe afdeling naar een luchtplaats gebracht waar hij kan luchten. Volgens de directeur is de bestreden beslissing zorgvuldig genomen en kan deze niet als niet onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

 

De voorzitter overweegt als volgt.

Gelet op het voorgaande kan, naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, de beslissing van de directeur niet op voorhand als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De voorzitter is– nog steeds voorlopig oordelend en anders dan namens verzoeker is aangevoerd – niet gebleken van een formeel gebrek bij het nemen van de beslissing dat tot een toewijzing van het verzoek zou moeten leiden. De mededeling met betrekking tot het gedurende een periode niet ontvangen van bezoek van de imam betreft een nieuwe klacht die de voorzitter los ziet van verzoekers interne overplaatsing. Voor het overige wordt door verzoeker op voorhand een inhoudelijke beoordeling gevraagd die het voorlopige oordeel van de voorzitter overstijgt en in de bodemprocedure aan de orde dient te komen, waarbij de feiten kunnen worden vastgesteld. Voor een bezoek van de voorzitter aan afdeling E1, zoals namens verzoeker voorgesteld, bestaat in de schorsingsprocedure geen ruimte. De voorzitter zal het verzoek afwijzen.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

 

Deze uitspraak is op 22 mei 2023 gedaan door mr. R.H. Koning, voorzitter, bijgestaan door de  secretaris.

      

voorzitter

Naar boven