Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/25195/GA, 7 juli 2023, beroep
Uitspraakdatum:07-07-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          22/25195/GA 

           

Betreft [klager]

Datum 7 juli 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de weigering tot het invoeren van kerstkaarten.

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Sittard heeft op 23 december 2021 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (G-2021-735). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en de directeur van de PI Sittard (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Het is een jaarlijks terugkerend probleem dat kerstkaarten te laat of in een te lage oplage verkrijgbaar zijn. Daarom liet klager zijn moeder veertig zelfgemaakte kerstkaarten bij de PI in de brievenbus doen. Het gaat dus niet om artikelen die klager via invoer op zijn cel wil hebben, maar om een geweigerd poststuk. Via een grief heeft hij de Commissie van Toezicht (CvT) gevraagd om een ontheffing te verkrijgen in de vorm van een gunst. De directeur kan volgens de huisregels als gunst uitzonderingen maken. Er volgde een maand lang geen antwoord en klager zette de grief om in een klacht. Een verzuim of weigering om te beslissen wordt gelijkgesteld aan een beslissing (artikel 60, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw).

De PI heeft op 13 december 2021 zelf zes kerstkaarten verstrekt aan gedetineerden. Klager verstuurt jaarlijks echter zestig tot zeventig kaarten. Hij heeft een groot sociaal netwerk. Kerstkaarten versturen is belangrijk voor de re-integratie en resocialisatie. Klager is hierin tekortgedaan. Het ontbrekende aantal kaarten is aangevuld door meelevend personeel en een ander directielid, maar klager had daarvan niet afhankelijk moeten zijn. De directeur had klager, die altijd goed gedrag laat zien, tegemoet moeten komen. Binnen een PI moet gekeken worden naar de menselijkheid en niet alleen naar ‘rechten’. Klager verwijst naar artikel 5, tweede lid, van de Penitentiaire maatregel en artikel 2, vierde lid, van de Pbw.

Klager verzoekt om aan hem een symbolische tegemoetkoming van €1,- toe te kennen.

 

Standpunt van de directeur

De directeur heeft het standpunt in beroep niet toegelicht.

 

3. De beoordeling

Uit de stukken volgt dat klagers moeder lege kerstkaarten in de brievenbus bij de PI heeft gedaan. De kerstkaarten zijn niet uitgereikt door de Binnenkomst Afdeling Delinquenten (BAD), omdat kerstkaarten te koop zouden zijn via de gedetineerdenwinkel en daarom niet mogen worden opgestuurd.

De beroepscommissie overweegt allereerst dat er geen sprake is van de weigering van een poststuk in de zin van artikel 36, vierde lid, van de Pbw. De lege kerstkaarten die klagers moeder hem heeft willen toesturen, zijn geen vorm van contact met de buitenwereld. Het gaat om de invoer van goederen.

In artikel 4.5.1.2 van de huisregels van maart 2020 (geldend ten tijde van het beklag) staat dat alle artikelen en artikelsoorten die in de gedetineerdenwinkel verkrijgbaar zijn, niet mogen worden ingevoerd.

Op de winkellijsten van 2018, 2019 en 2020 staan kerstkaarten. De winkellijst van 2021 is niet overgelegd, maar in het verslag van de gedetineerdencommissievergadering van 29 oktober 2021 staat dat er geen kerstkaarten op de winkellijst staan. Uit de stukken blijkt in ieder geval dat de winkel de kerstkaarten niet tijdig kon leveren en de inrichting daarom kerstkaarten heeft verstrekt. De beroepscommissie stelt dus vast dat kerstkaarten niet in de gedetineerdenwinkel verkrijgbaar waren. De algemene regel uit de huisregels is dus niet van toepassing.

Klager stelt middels een grief aan de directeur te hebben gevraagd om alsnog toestemming te verlenen voor de kerstkaarten. Een maand later heeft hij beklag ingesteld tegen het verzuim of de weigering om te beslissen binnen een redelijke termijn. Dat kan ingevolge artikel 60, tweede lid, van de Pbw worden gelijkgesteld met een beklagwaardige beslissing. In het beroepschrift schrijft klager dat hij de CvT vroeg voor bemiddeling om een ontheffing te verkrijgen in de vorm van een gunst en dat hij de grief heeft omgezet in een klacht. De beroepscommissie overweegt dat een grief geen verzoek is aan de directeur. Naar het oordeel van de beroepscommissie is het onvoldoende aannemelijk geworden dat er een verzoek aan de directeur is gedaan om de kerstkaarten alsnog te mogen invoeren, op welk verzoek de directeur niet zou hebben beslist. De beroepscommissie vat het beklag daarom op als gericht tegen de weigering tot het invoeren van de kerstkaarten vanwege de weigering tot uitreiking daarvan door de BAD.

Nu de algemene regel niet van toepassing is, moet de weigering tot het invoeren van de kerstkaarten worden aangemerkt als beslissing van de directeur in de zin van artikel 60, eerste lid, van de Pbw. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagrechter daarom vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag. Om proceseconomische redenen zal de beroepscommissie het beklag in eerste en enige instantie inhoudelijk beoordelen.

Aangezien kerstkaarten in 2021 niet verkrijgbaar waren in de gedetineerdenwinkel, had de directeur niet kunnen beslissen tot het weigeren van de invoer op grond van een algemene regel. Toch had de directeur in redelijkheid kunnen beslissen tot weigering, omdat de inrichting kerstkaarten aan gedetineerden heeft verstrekt. De beroepscommissie begrijpt dat klager meer kerstkaarten heeft ontvangen dan de zes kaarten die andere gedetineerden kregen. Het voor hem ontbrekende aantal kerstkaarten is aangevuld door personeelsleden en een directielid. Daarom zal de beroepscommissie het beklag ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 7 juli 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter,

mr. L.C.P. Goossens en mr. F. Sieders, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven