Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/24913/GA, 16 mei 2023, beroep
Uitspraakdatum:16-05-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/24913/GA

 

Betreft [Klager]

Datum 16 mei 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[Klager] (hierna: klager)

    

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de beslissing dat het hem toegewezen onderling gedetineerdenbezoek met zijn broer niet fysiek, maar via beeldbellen moet plaatsvinden.

 

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Dordrecht heeft op 15 december 2021 het beklag ongegrond verklaard (PD-2021-651). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

 

Klagers raadsvrouw, mr. S.G.H. van de Kamp, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Dordrecht (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De directeur van de PI Vught heeft beslist dat het onderling gedetineerdenbezoek tussen klager en zijn broer niet fysiek kan plaatsvinden, maar slechts via beeldbellen. De directeur van de PI Dordrecht heeft hiermee ingestemd. Klager heeft echter specifiek verzocht om fysiek onderling gedetineerdenbezoek, zodat hij zijn broer kan zien en knuffelen. Volgens de directeur is beeldbellen een hele passende oplossing, indachtig de coronapandemie, maar ook zonder de coronapandemie zou dit een prima vervanging zijn. De beklagcommissie volgt dat. Hiermee wordt echter niet erkend wat het belang van fysiek contact is. Juist in tijden van de coronapandemie heeft iedereen geleerd wat het belang hiervan is en hoe het wordt gemist als dit niet mogelijk is. Klager heeft zijn broer al drie jaar niet gezien. Klager voelt zich hierdoor aangetast in zijn recht op family life, zoals bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Klager begrijpt dat in verband met de coronapandemie maatregelen moesten worden getroffen in het kader van bezoek. Het had evenwel op de weg van de directeur gelegen om alternatieven te onderzoeken om zodoende fysiek onderling gedetineerdenbezoek (veilig) mogelijk te maken. Hierbij kan worden gedacht aan het uitvoeren van coronatesten of een quarantaineperiode voor en na het bezoekmoment.

 

Standpunt van de directeur

De directeur persisteert bij zijn eerder ingenomen standpunt.

 

3. De beoordeling

Feiten en omstandigheden

Ten tijde van het ingediende klaagschrift – te weten op 28 september 2021 – waren er versoepelingen van de maatregelen ter voorkoming van de (verdere) verspreiding van het coronavirus van kracht, die door de Minister voor Rechtsbescherming bij brief van 18 juni 2021 zijn toegelicht (Kamerstukken II 2020/2021, 24 587, nr. 803). Fysiek bezoek (achter in beginsel plexiglas) en bezoek zonder toezicht was mogelijk. Daarnaast konden gedetineerden ook weer met kortdurend en langdurend re-integratieverlof.

 

Klager (verblijvende in de PI Dordrecht) en zijn broer (verblijvende in de PI Vught) hebben verzocht om onderling gedetineerdenbezoek. De directeur van de PI Dordrecht en de directeur van de PI Vught hebben gezamenlijk besloten om het onderling gedetineerdenbezoek toe staan, maar in de vorm van beeldbellen. De directeur heeft in dat kader toegelicht dat beeldbellen voorziet in het contact tussen gedetineerden onderling en onnodige verplaatsingen van gedetineerden voorkomt. Daarnaast kent onderling gedetineerdenbezoek volgens de directeur geen duidelijk re-integratiedoel en wordt het als een gunst beschouwd.

 

Overwegingen van de beroepscommissie

Op grond van artikel 38, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet heeft de gedetineerde het recht om gedurende ten minste één uur per week op in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen bezoek te ontvangen. Indien een gedetineerde op bezoek wil bij of bezoek wil ontvangen van een gedetineerde uit een andere inrichting, biedt artikel 27 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting daarvoor de grondslag. Dit artikel bepaalt – voor zover hier van belang – dat incidenteel verlof kan worden verleend voor een bezoek aan onder meer een gedetineerde broer, maar slechts indien de gedetineerden elkaar ten gevolge van de detentie ten minste drie maanden niet hebben ontmoet.

 

De beroepscommissie merkt op dat het voorstelbaar is dat met de eerder geldende coronamaatregelen binnen de penitentiaire inrichtingen ten aanzien van het bezoek beoogd is vervoersbewegingen – waaronder het bezoek dat van buiten de inrichting komt – in zijn totaliteit zoveel mogelijk te beperken. Contactmomenten kunnen immers potentiële overdrachtsmomenten van het coronavirus zijn (RSJ 29 juni 2021, R-20/7444/GA). In dergelijke gevallen konden beeldbellen of het voeren van gesprekken via Skype een alternatief bieden voor fysiek bezoek (zie bijvoorbeeld RSJ 23 augustus 2021, 21/20658/GA).

 

De beroepscommissie overweegt dat als uitgangspunt voor bezoek dient te gelden dat dit fysiek plaatsvindt. In onderhavig geval geldt dat fysiek bezoek binnen de inrichting reeds mogelijk was en dat de keuze om het onderling gedetineerdenbezoek via beeldbellen te laten plaatsvinden niet was gebaseerd op grond van veiligheids- en gezondheidsoverwegingen in het kader van de coronapandemie, maar op grond van efficiency overwegingen. De directeur kon naar het oordeel van de beroepscommissie in dit geval dan ook niet enkel en zonder meer teruggrijpen op de door de coronapandemie binnen de penitentiaire inrichtingen geïntroduceerde mogelijkheid tot beeldbellen. De directeur had dan tenminste in zijn beslissing toegespitst op klager moeten motiveren waarom het onderling gedetineerdenbezoek niet conform het uitgangspunt fysiek kon plaatsvinden.

 

Conclusie

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, moet de beslissing van de directeur als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €20,-.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €20,-.

 

Deze uitspraak is op 16 mei 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.R. Sonneveldt, voorzitter, mr. E. Dinjens en mr. R. Raat, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven