Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/32616/GV, 20 april 2023, beroep
Uitspraakdatum:20-04-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          23/32616/GV

            

Betreft [klager]

Datum 20 april 2023

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 9 maart 2023 klagers verzoek om strafonderbreking afgewezen.

Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman mr. R.B.J.G. Baggen en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager erkent dat hij zich in 2009 heeft onttrokken aan zijn detentie door niet terug te keren na een verlof. Dat was onvolwassen en onverantwoordelijk gedrag en hij kijkt er met spijt op terug. Nu, veertien jaar later, heeft klager zijn leven veranderd. Klagers enige prioriteit is het bijstaan van zijn moeder in de laatste fase van haar leven. Het is onlogisch en ondenkbaar dat klager zich zal onttrekken aan zijn detentie, nu hij vanuit een vluchtsituatie niet voor zijn moeder kan zorgen.

De vrijhedencommissie benoemt punten die het Openbaar Ministerie (OM) niet in het advies heeft benoemd. Het OM heeft zelfs positief geadviseerd ten aanzien van strafonderbreking, mits het advies van de medisch adviseur van de afdeling Individuele Medische Advisering (hierna: de medisch adviseur) positief is.

Hoewel de politie blijkbaar negatief heeft geadviseerd ten aanzien van klagers verlofadres, is dit voor klager onbegrijpelijk. Klagers moeder woont samen met klagers neefje. Zowel zijn moeder als zijn neefje hebben niks met de politie te maken. Klagers moeder is op 10 maart 2023 de burgemeester van [gemeente] tegengekomen. De burgemeester heeft aangegeven de situatie wel te begrijpen. Het advies van de politie betreft een advies dat uit veiligheidsoverwegingen blijkbaar niet gedeeld mag worden. De vraag rijst hoe dit een doorslaggevend argument kan zijn om informatie voor klager achter te houden. Hij wordt hierdoor namelijk in een onmogelijke positie geplaatst, waarin hij zich niet kan verdedigen.

Naast klagers jongere broer is er geen ander persoon die zorg kan dragen voor klagers ouders. Klagers broer heeft vier kinderen en heeft de zorg voor klagers vader overgenomen van klagers moeder. De dochter van klagers broer heeft bovendien veel zorg nodig. Klagers ouders zijn inmiddels allebei afhankelijk van 24-uurs zorg. Klagers neefje is zestien jaar en dus te jong om deze zorg te kunnen dragen. Op het woonwagenkamp staan slechts twee woonwagens. Er is dus geen sprake van wonen in een groot familieverband. Andere familie woont niet dichtbij.

Van professionele thuiszorg maakt klagers gezin vanuit hun culturele achtergrond bewust geen gebruik. Zij leven erg op zichzelf en hebben bij voorkeur geen contact met instanties. Zij maken indien noodzakelijk alleen gebruik van een huisarts en ziekenhuiszorg. Specifiek in de laatste levensfase is het in de traditie van klagers gezin gebruikelijk om zieke, dan wel terminale familieleden geheel zelf te verzorgen. Er is bovendien sprake van een taalbarrière, nu zij zich in het Nederlands niet goed verstaanbaar kunnen maken.

Pancreascarcinoom is een zeer agressieve, ongeneeslijke kankervorm. In het stadium van de ziekte van klagers moeder (stadium 4) is slechts palliatieve zorg mogelijk. De levensverwachting van klagers moeder is beperkt en een periode van snelle aftakeling zal volgen. Juist nu is het voor klager en zijn moeder van cruciaal belang om samen te zijn. Enerzijds zodat klager de noodzakelijke zorg aan haar kan bieden en anderzijds omdat dit, na bijna tien jaar van elkaar gescheiden te zijn geweest, de laatste kans is om nog tijd met elkaar door te brengen.

Klagers zoon heeft eveneens verzocht om strafonderbreking en dat verzoek is ook afgewezen. In die bestreden beslissing staat dat sprake is van verschillende risico’s die daadwerkelijk worden onderbouwd door onder andere de inhoud van een rapport van de reclassering. Het OM en de reclassering zijn de meest aangewezen partijen om iets te zeggen over recidivegevaar, onttrekkingsgevaar of risico’s ten aanzien van klagers verlofadres. Zij noemen op die vlakken in klagers geval geen bezwaren. Klager vermoedt dat de afwijzingsgronden ten aanzien van zijn zoon door de vrijhedencommissie ten onrechte zijn meegewogen bij klagers verzoek.

Ten slotte staat nergens in de afwijzende beslissing dat er elektronische monitoring is geadviseerd met betrekking tot incidenteel verlof.

Standpunt van verweerder

Primaire afwijzingsgrond

Klager stelt dat zijn ouders inmiddels afhankelijk zijn van 24-uurs zorg en dat klager en zijn broer de enige personen zijn die deze zorg op zich kunnen nemen. Uit het advies van de medisch adviseur volgt dat bij klagers moeder recentelijk een kwaadaardige aandoening is vastgesteld. De medisch adviseur acht incidenteel verlof op medische gronden geïndiceerd, omdat klagers moeder emotioneel/psychisch niet in staat is om klager in de inrichting te bezoeken.

Verweerder wijst daarnaast op het advies van de medisch adviseur dat is opgemaakt ten behoeve van het verzoek van klagers zoon om hem strafonderbreking te verlenen om zijn grootmoeder (klagers moeder) te verzorgen. Daarin is onder meer opgenomen dat de grootmoeder nog in redelijke conditie is en dat zij op 20 januari 2023 de inrichting nog heeft bezocht.

Verder wijst verweerder op de motivatiebrief van klagers moeder, waarin zij kenbaar maakt dat haar palliatieve chemotherapie zal worden aangeboden. Een dergelijke therapie kan het ziekteproces mogelijk vertragen.

Gelet op het voorgaande heeft klager onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zijn moeder terminaal is en op dit moment volledig afhankelijk is van 24-uurs zorg. Er is geen sprake van levensgevaar of ernstige psychische nood bij klagers moeder.

Voor wat betreft de benodigde zorg aan klagers vader, wijst verweerder op een door klager overgelegde brief van de huisarts van 27 september 2019. Verweerder gaat ervan uit dat de zorg voor klagers vader inmiddels (mede) door een professionele (thuiszorg)instantie wordt gedragen en niet alleen rust op klagers moeder en zijn broer.

Uit de stukken maakt verweerder op dat klagers ouders en broer wonen op een adres waar woonwagens staan. Het is daarom goed voorstelbaar dat – voor zover de zorg niet wordt gedragen door een professionele (thuiszorg)instantie – andere familieleden, kennissen en buurtgenoten hieraan zo nodig ook een bijdrage kunnen leveren.

Subsidiaire afwijzingsgronden

De onttrekking in 2009 geldt nog altijd als een forse contra-indicatie voor het verlenen van vrijheden. Klager heeft sindsdien veelal in detentie verbleven zonder dat hij externe vrijheden heeft genoten. Dat klager nu wel betrouwbaar is in het nakomen van afspraken, is onvoldoende aannemelijk gemaakt. Uit het advies van het OM volgt dat klager in het kader van een eventuele strafonderbreking zal terugkeren naar het adres van zijn familie. Tijdens het plegen van de delicten waarvoor klager momenteel in detentie verblijft onderhield hij veelvuldig contact met zijn ouders, waarmee hij destijds een criminele organisatie vormde.

Nu voornoemde subsidiaire gronden de afwijzing van het verzoek tot strafonderbreking – gelet op artikel 4, aanhef en onder a. en d. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) – reeds kunnen dragen, kan de toepasselijkheid van de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4, aanhef en onder j. van de Regeling onbesproken blijven.

Voor wat betreft dat wat klager in zijn beroepschrift heeft gesteld over het recidiverisico, merkt verweerder op dat dit in de bestreden beslissing geen grond is geweest voor de afwijzing van het verzoek tot strafonderbreking.

 

3. De beoordeling

Klager is sinds 5 oktober 2022 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van dertig maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met aftrek, wegens onder andere deelname aan een criminele organisatie. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 9 oktober 2023.

In artikel 34 van de Regeling staat dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 36 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend voor verzorging van een ernstig zieke ouder van de gedetineerde.

Klager heeft op 16 februari 2023 verzocht om strafonderbreking, zodat hij de zorg voor zijn moeder in haar laatste levensfase kan dragen. Dat verzoek is niet beoordeeld door de medisch adviseur, terwijl het OM positief adviseert ten aanzien van het verlenen van strafonderbreking aan klager, mits de medisch adviseur positief adviseert en niemand anders de zorg op zich kan nemen. De beroepscommissie maakt uit de stukken op dat klagers vader geen zorg kan verlenen en dat is gesteld dat klagers broer de zorg voor zijn moeder niet in zijn eentje kan dragen. Dat er veel mensen op het woonwagenkamp zouden wonen (zoals verweerder stelt), heeft klager onderbouwd weerlegd. Bovendien volgt uit het advies van de reclassering dat klager zich wil houden aan voorwaarden, zoals elektronisch toezicht. Hoewel de politie negatief heeft geadviseerd, is het de beroepscommissie niet duidelijk waarom dat zo is.

Voor zover verweerder verwijst naar een advies van de medisch adviseur inzake klagers zoon – waarin zou staan dat klagers moeder in januari 2023 nog ‘in redelijke conditie’ in de inrichting op bezoek is geweest – bevindt dat advies zich niet bij de stukken. Daarbij komt dat uit de stukken volgt dat de oncoloog in februari 2023 heeft aangegeven dat de levensverwachting van klagers moeder enkele weken tot maanden is.

Tot slot heeft de medisch adviseur op 17 februari 2023 aangegeven dat zij incidenteel verlof op medische gronden geïndiceerd acht. In dat advies wordt niets benoemd over klagers verzoek om strafonderbreking en de hoeveelheid zorg die klagers moeder nodig heeft.

Gelet op het voorgaande is de bestreden beslissing onvoldoende gemotiveerd. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal verweerder opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak nadat de medisch adviseur advies heeft uitgebracht. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

 

 

Deze uitspraak is op 20 april 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en mr. L.C.P. Goossens, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven